Door gebruik te maken van opvouwbare antennes die worden opgeblazen met speciaal poeder denken onderzoekers minisatellieten verder van de aarde te kunnen inzetten. Ook zou meer data sneller teruggezonden kunnen worden.
Relatief goedkope, kleine satellieten, die wegens hun vorm als cubesats bekendstaan, zijn uitgerust met kleine antennes voor communicatie met grondstations op aarde. Die antennes hebben wegens hun beperkte afmetingen echter een zeer beperkt bereik. Hoe groter de antenne, hoe meer data verstuurd kan worden en hoe groter de afstand die overbrugd kan worden. Grote antennes zoals radioschotels zijn echter niet in de kleine satellieten op te slaan, maar MIT-medewerkers lijken een oplossing te hebben gevonden, in de vorm van opblaasbare antennes.
Een team onderzoekers van de Aeronautics and Astronautics- en de Earth, Atmospheric and Planetary Sciences-afdelingen heeft antennes ontworpen van mylar, een zeer dun, met metaal gecoat plastic. Ze maakten kegel- en cilindervormige antennes en bepaalden de optimale manier om die zo compact mogelijk op te vouwen. Met een opgeblazen diameter van een meter vergden de ontwerpen slechts tien kubieke centimeter opslagruimte. Om de antennes op te blazen werd geen gebruik van perslucht gemaakt; dat zou veel te zwaar en gevaarlijk zijn voor gebruik in cubesats. In plaats daarvan werd benzeencarbonzuurpoeder gebruikt, dat bij zeer lage atmosferische druk spontaan een gas wordt.
Uit voorlopige tests in een speciale ruimte bleken de opblaasbare antennes een afstand te kunnen overbruggen die tot zeven keer zo groot is als wat standaard-cubesat-antennes halen. Bovendien kon data tot tien keer zo snel worden gecommuniceerd. Daarmee zouden cubesats niet langer aan lage omloopbanen gebonden zijn, maar zouden ook geosynchrone banen of zelfs de maan bereikbaar zijn. Uit tests bleek bovendien dat de antennes dankzij een overschot aan benzeencarbonzuurpoeder ook met kleine gaatjes door micrometeorieten werkzaam konden blijven.