Intel heeft de resultaten van een proef met oliekoeling voor servers gepubliceerd. Het bedrijf heeft een jaar lang Xeon-servers met minerale olie gekoeld en concludeert dat ondergedompelde servers efficiënt gekoeld kunnen worden.
Een van de grootste verslinders van energie in datacentra is de koeling die nodig is om de servers voor oververhitting te behoeden. De energiebehoefte van een gemiddeld datacentrum is, aldus diverse onderzoeken, als alle overhead voor koeling, verlichting en andere zaken wordt meegenomen, bijna tweemaal zo groot als wat de computerhardware zelf vergt. Gemiddeld zou de zogeheten pue-waarde, de verhouding tussen opgenomen vermogen van de serverhardware en het totale opgenomen vermogen van het datacenter, ongeveer 1,8 bedragen. Een groot deel van de overhead, tot zo'n zestig procent, zou nodig zijn voor de koeling van de hardware. Overigens zijn er ook veel zuinigere datacentra, die een pue-waarde van ongeveer 1,2 of 1,3 halen.
Om de grootste afnemer van energie, na de serverhardware uiteraard, aan te pakken, heeft Intel samen met het Texaanse bedrijf Green Revolution Cooling getracht de koeling zuiniger te maken. Een proef in het Texas Advanced Computing Center, met een looptijd van een jaar, heeft aangetoond dat de koeling inderdaad een stuk zuiniger kan. In plaats van de gebruikelijke luchtkoeling en bijbehorende airconditioning in te zetten, dompelden ze de servers onder in minerale olie in een CarnotJet System.
De elektrisch niet-geleidende olie bleek zeer effectief in het afvoeren van de warmte, zoals hobby-projecten al eerder aantoonden. De pue-waarde van de geteste servers daalde tot ongeveer 1,02 tot 1,03. Bovendien had de oliekoeling geen nadelige invloed op de prestaties van de zeven geteste Xeon-servers. De oliekoeling is overigens maar een van de ongeveer tien nieuwe koeltechnieken waarmee Intel experimenteert.
