Hackaanvallen van terroristen vormen geen groot gevaar. Dat stelt beveiligingsonderzoeker Mikko Hypponen van F-Secure. Verder dan defacements komen veel extremistische groeperingen niet, hoewel dat zou kunnen veranderen.
Hoewel de technische vaardigheden van terroristen niet moeten worden onderschat - "Het zijn geen domme dorpelingen op ezels", aldus Hypponen - vormen ze vooralsnog geen groot gevaar.
"Voor zover ik kan inschatten, bestaat er nog geen cyberterrorisme", vertelde Hypponen op de RSA Conference, een beveiligingsconferentie in San Francisco.
"Extremistische groeperingen houden zich nu bijvoorbeeld bezig met defacements", aldus Hypponen. Zo werden tijdens een rel over cartoons die de Islam bespotten, Deense websites gedefaced. Daarbij wordt de voorpagina van een website vervangen door een boodschap van de hacker. "Die defacements zijn niet erg interessant", meent hij.
Wel is er een geval bekend waarbij terroristen malware inzetten om gebruikers van internetbankieren geld afhandig te maken. Dat geld - in totaal 3,5 miljoen dollar - werd via pokersites witgewassen en vervolgens gebruikt om uitrusting voor terroristen aan te schaffen. De aanvallers waren echter niet erg technologisch onderlegd en huurden een Russische expert in om het technische werk te verrichten.
Verder heeft internet voor terroristen een ondersteunende functie. Zo gebruiken terroristen volgens Hypponen internet voor propaganda, waarbij ze bijvoorbeeld speciale websites, Twitter, YouTube en digitale magazines inzetten. Ook gebruiken ze internet voor onderlinge communicatie, waarbij ze soms hun eigen versleutelingssoftware inzetten, en het 'werven' van terroristen.
Hypponens woorden staan in contrast met waarschuwingen van verschillende kanten over het gevaar van 'cyberterrorisme'. Zo zei een oud-adviseur van de Amerikaanse regering in 2010 dat hackers 'pijpleidingen kunnen laten ontploffen, treinen laten ontsporen, of bijvoorbeeld te veel elektriciteit door het lichtnet kunnen laten lopen'. Het Amerikaanse leger heeft een speciale divisie die zich bezighoudt met het bestrijden van cybercrime.
De conclusies van Hypponen komen echter overeen met een dreigingsanalyse die de Nederlandse overheid eind vorig jaar publiceerde. "Terroristen hebben weliswaar de intentie om grootschalige verstoring of ontwrichting te veroorzaken, maar vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat zij de capaciteiten hebben, en dat deze dreiging heel groot is", is in de analyse te lezen.
Een grotere rol op het gebied van cybercrime is volgens Hypponen weggelegd voor criminelen die op geld uitzijn, 'hacktivisten' die een bepaald ideologisch doel nastreven en nationale overheden. Vermoedelijk zitten er een of meer nationale overheden achter het Stuxnet-virus, dat onder meer is gebruikt om Iraanse nucleaire instellingen te verstoren.