Grote Linux-distributies, zoals Ubuntu, Red Hat en Debian, werken aan een gezamenlijke interface om gebruikers programma's te laten installeren. De verschillende distro's blijven wel hun eigen pakketbeheerder gebruiken.
De bedrijven en organisaties achter de distributies, onder andere Red Hat, Ubuntu-eigenaar Canonical, Debian, Novell en Mandriva, zijn dat in de afgelopen week overeengekomen. De applicatiewinkel bestaat uit drie delen: een client, mirror-servers en een compose-server. De client krijgt de interface van Ubuntu's Software Center. Deze moet worden omgebouwd om geschikt te worden gemaakt voor PackageKit.
Met PackageKit worden de verschillende pakketbeheerders samengevoegd tot één tool waarmee software kan worden geïnstalleerd, onafhankelijk van de distributie. Dankzij PackageKit krijgt de relevante pakketbeheersoftware, zoals rpm, apt of yum, de instructie om software te installeren. Gevolg hiervan is dat de verschillende distributies hun eigen pakketbeheerder kunnen blijven gebruiken.
De compose-server haalt uit alle pakketbestanden relevante metadata en iconen, om die vervolgens naar een mirror-server te pushen. De client haalt die informatie weer van de mirror-server. Het lijkt erop dat de verschillende distro's zelf verantwoordelijk blijven voor het hosten van de repositories. Het is onbekend wanneer de gezamenlijke applicatiewinkel geschikt zal zijn voor gebruik in de praktijk.