IBM wil de Blue Gene/P architectuur benutten om webapplicaties te serveren. De energiezuinige en makkelijk schaalbare supercomputers maken snelle capaciteitsuitbreiding en gereduceerde koel- en installatiekosten mogelijk.
De supercomputers van IBM, de Blue Gene/P serie in het bijzonder, kunnen in de nabije toekomst voor internettoepassingen worden ingezet. In plaats van specifiek voor de smp-machines geschreven software, zouden de machines voor webapplicaties standaard software moeten gebruiken. De Blue Genes zouden dankzij dit zogeheten Kittyhawk-project breder ingezet kunnen worden en een nieuwe concurrent voor de nu in webapplicaties gebruikelijke clusters kunnen worden.
Big Blue ziet de relatief energiezuinige supercomputers als concurrentie voor de clusters waarop websoftware wordt gedraaid. Niet alleen zou een Blue Gene zuiniger zijn dan een verzameling 'normale' servers, ook zouden de smp-machines betrouwbaarder zijn en beter opschalen. Standaard is websoftware echter niet geschreven om de Blue Gene-architechuur, met zijn nodes van Powerpc-processors, optimaal te benutten. De onderzoekers van IBM proberen met het Kittyhawk-project dit probleem op te lossen door eigen soft- en firmware te schrijven waardoor de workload van webapplicaties netjes over de nodes van de Blue Gene verdeeld wordt.
Voor de Kittyhawk-tests had het team de beschikking over een systeem met 4096 Powerpc-processors met in totaal 2TB geheugen. De processors waren in nodes van vier cpu's georganiseerd, met 32 nodes per blade en 32 blades per serverrack. In de tests bleek de Blue Gene/P redelijke scores te halen: de Specjbb2005-test, een Java-benchmark, werd afgerond met 9565Bops per node bij gebruik van 256 nodes. De in het systeem aanwezige 2TB ramgeheugen werd als ram-disk gebruikt, maar via de dubbele 10GBps-ethernetaansluiting waarover elke blade beschikt, is externe opslag eenvoudig aan te spreken.
