De kop van nieuwste editie van de Top 500 supercomputers wordt gedomineerd door IBM. Sowieso bezet het bedrijf de eerste en tweede plaats met Blue Gene/L en de Watson Blue Gene, maar in de toptien zijn daarnaast nog drie andere varianten van de Blue Gene terug te vinden. De in Groningen geïnstalleerde Stella staat bijvoorbeeld op de zesde plaats. In totaal staan er nu vijftien Blue Gene-systemen op de lijst genoteerd, waarvan de traagste met 4,7 teraflops nog steeds een respectabele 64e positie bezet. Wanneer ook de andere producten van IBM worden meegeteld dan doet het bedrijf het nog veel beter: het leverde 51,8% van de systemen en 57,9% van de rekenkracht.
De groei in de wereld van supercomputers zit er nog steeds goed in. De totale rekenkracht van de systemen in de top 500 bedraagt nu namelijk 1,69 petaflops, een groei van 50% ten opzichte van zes maanden geleden. Het systeem dat op dit moment achteraan staat, is grofweg even snel als de complete top 500 van juni 1993 samen (1,17 teraflops). Zes maanden geleden stond dit systeem overigens nog op de 299e positie.
Wat opvalt is dat ondanks de dominatie van IBM ongeveer tweederde van de systemen op de lijst is gebaseerd op processors van Intel. Iets meer dan de helft van de supercomputers op de lijst draait op Xeons, en de Itanium neemt de overige zestien procent voor zijn rekening. De Power-familie van IBM zelf pakt slechts iets meer dan 15%, gevolgd door rond de 7% voor HP PA-RISC. De Opteron van AMD heeft met 25 systemen precies 5% in handen, en de overgebleven procenten worden opgegeten door minder bekende architecturen, zoals Alpha, MIPS, SPARC en exotische ontwerpen van bedrijven als Hitachi en NEC.