De Nederlandse Belastingdienst heeft alle nieuwe werkplekken inmiddels gemigreerd naar Microsoft 365, maar 40.000 werknemers blijven nog werken met verouderde kantoorsoftware. Dat schrijft demissionair minister van Financiën Heijnen. Hij erkent dat Nederland daarmee afhankelijker wordt van de VS.
Demissionair minister van Financiën Eelco Heijnen schrijft dat in een reactie op Kamervragen. De Nederlandse Belastingdienst begon in 2021 met het inrichten van nieuwe werkplekken met Microsoft 365. "De uitrol van de nieuwe werkplekken is inmiddels afgerond", schrijft Heijnen. Wel zijn er nog steeds 40.000 bestaande werkplekken bij de fiscus die werken in een bestaande kantooromgeving. Die zijn 'verouderd en inefficiënt', zegt Heijnen. Dat levert problemen op. De Belastingdienst gebruikt nu twee kantoorsoftwarepakketten door elkaar. "Doordat M365 nog niet is geïmplementeerd bestaan er nu inefficiënte manieren om vanaf de nieuwe werkplekken met de beperkingen van de oude werkomgevingen om te gaan. Deze workarounds resulteren in een productiviteitsverlies", zegt Heijnen.
Heijnen reageert op Kamervragen van Hanneke van der Werf van D66, Barbara Kathmann van GroenLinks-PvdA en Jesse Six-Dijkstra van NSC. Die stelden vragen nadat in oktober bleek dat de Belastingdienst voor zijn kantoorsoftware overstapt op Microsoft 365. De fiscus zegt dat het geen goed, Europees of Nederlands alternatief kan vinden.
Wel zegt Heijnen dat de Belastingdienst onderzoekt wat een alternatief kan zijn. Hij noemt daarbij specifiek 'Mijn Bureau', een initiatief van het ministerie van Binnenlandse Zaken dat 'een suite met samenwerksoftware voor de overheid, publieke sector en bedrijven' wil maken op basis van een Frans, Duits en Nederlands samenwerkingsverband.
De minister erkent dat de stap richting Microsoft 365 kan leiden tot het afstaan van gegevens aan Amerikaanse autoriteiten. "De Cloud-verordening maakt het mogelijk dat de Amerikaanse overheid, waaronder opsporingsdiensten, toegang krijgen tot (persoons-)gegevens van Nederlandse burgers", zegt Heijnen. Hij zegt dat de kans daarop echter '(heel) klein' is.