Dyson heeft voor het eerst zijn elektronische auto getoond. De fabrikant van onder andere stofzuigers werkte daar jaren aan, maar besloot eind vorig jaar het project stop te zetten. Oprichter James Dyson zegt dat het project hem 500 miljoen Britse pond heeft gekost.
De elektrische auto van Dyson had de codenaam N526. Het bedrijf heeft de auto nooit getoond, maar James Dyson doet dat nu wel in een interview met de Britse krant The Times. De auto heeft zeven zitplaatsen en had een bereik moeten krijgen van ruim 965 kilometer, door het gebruik van solid-state-accu's, die het bedrijf zelf heeft ontwikkeld.
Volgens Dyson had de auto dat bereik ook in de winter vol kunnen houden en bij hoge snelheden met de verwarming aan, door het gebruik van die accu's. Eind vorig jaar stopte Dyson echter met het project, omdat het financieel niet haalbaar was. Het doel was om de auto in 2021 uit te brengen.
De auto zou voorzien zijn van twee 200kW-elektromotoren en van 0 naar 100km/u kunnen accelereren in 4,8 seconden, ondanks het gewicht van ruim 2600kg. De topsnelheid zou 200km/u bedragen. Er bestaat een werkend prototype van de auto, dat 5 meter lang, 2 meter breed en 1,7 meter hoog is.
Dyson kondigde in 2017 aan te werken aan een elektrische auto. Eind vorig jaar maakte het bedrijf bekend dat het project werd geschrapt. Er was toen 2,5 miljard pond in gestopt. James Dyson zegt nu dat hij er zelf 500 miljoen pond in heeft gestopt. Volgens de topman had iedere auto 150.000 pond op moeten brengen om het project commercieel aantrekkelijk te maken.
Het team van vijfhonderd mensen dat aan de auto werkte, is nu bezig met andere projecten. Dyson zegt open te staan voor samenwerkingen met andere fabrikanten die de solid-state-accu's van het bedrijf in willen zetten. Die zouden zowel efficiënter als compacter zijn dan de veelgebruikte lithium-ionaccu's.