Het kabinet heeft een wetsvoorstel ter consultatie voorgelegd, waarmee gevallen van fraude met digitale, niet-contante betaalmethoden en phishing zwaarder kunnen worden bestraft. De maximale celstraf gaat volgens het voorstel naar zes jaar.
Het gaat om een wetsvoorstel dat een Europese richtlijn moet implementeren. Deze EU-richtlijn gaat over de bestrijding van fraude met en vervalsing van niet-contante betaalmiddelen en heeft tot doel om deze regels in de EU gelijk te trekken. De implementatie van de richtlijn heeft tot gevolg dat er op bepaalde computer- en valsheidsdelicten een hogere maximumstraf komt te staan. Bij een aantal van die valsheidsdelicten wordt het bereik groter, omdat naast betaalpassen er ook 'andere betaalinstrumenten' onder gaan vallen.
Dat betekent dat straks gevallen van fraude met instrumenten als betaalapps ook bestraft kunnen worden met maximaal zes jaar cel. Dat komt doordat de bepaling over het vervalsen wordt uitgebreid naar nieuwe betaalmethoden, waaronder digitale. De maximale straf voor geslaagde phishing wordt ook zes jaar. Dit is nu al strafbaar via onder meer de bepaling van oplichting, waar een maximumstraf van vier jaar voor staat.
Voor het verkopen of in bezit hebben van gestolen betaalgegevens kan ook een straf van maximaal zes jaar cel worden opgelegd. De handel op speciale zogeheten carding-fora is daar een voorbeeld van; daar staat nu nog een straf van maximaal een jaar voor. Voor computercriminaliteit waarmee betaalgegevens worden verkregen, betekent de invoering van de EU-richtlijn een verhoging van de maximale celstraf van twee naar drie jaar.
De bepaling voor het overnemen van gegevens gaat van één naar twee jaar. Dat betreft bijvoorbeeld een medewerker van een bedrijf die toegang heeft tot de leden- of salarisadministratie, en vanuit die functie bepaalde gegevens tot zich neemt. Daar komt conform de nieuwe regels een straf op te staan van maximaal twee jaar, waarbij het niet nodig is dat de medewerker verder ook nog iets doet met die gegevens; alleen het overnemen ervan is al genoeg.
Lidstaten moeten de richtlijn vóór 31 mei 2021 hebben doorgevoerd in de vorm van omzetting in een nationale wetgeving.