Met de Arecibo-radiotelescoop in Puerto Rico is voor de elfde keer een snelle radioflits of fast radio burst waargenomen uit dezelfde bron. Waar snelle radioflitsen precies vandaan komen, is nog niet duidelijk. Sommige flitsen lijken te ontstaan in energierijke roterende neutronensterren.
De meeste, eerder ontdekte radioflitsen lijken steeds afkomstig van eenmalige gebeurtenissen. Daarom gaan veel theorieën er ook vanuit dat de flitsen ontstaan door zeer grote en heftige gebeurtenissen in het heelal waarbij de oorspronkelijke bron vernietigd wordt. In dat geval gaat het om supernova's of een neutronenster die in een zwart gat valt. Snelle radioflitsen duren over het algemeen maar milliseconden en lijken te komen van bronnen buiten 'onze' Melkweg. Eerdere observaties van flitsen hebben nog geen zich herhalende radioflitsen opgeleverd.
Deze snelle radioflits met de naam FRB 121102 werd ontdekt met de William E. Gordon Telescope bij het Arecibo Observatory. De telescoop is 305 meter in doorsnede en is daarmee de grootste gebogen schotel voor deze doeleinden op aarde. De telescoop wordt gebruikt sinds 1963 en bestaat uit een sferische reflector. Een van de eerste grote ontdekkingen was dat Mercurius niet in 88 dagen om zijn as draaide, maar 59.
De publicatie over FRB121102 staat deze week in Nature en beschrijft de vondst van de flitsen in data uit 2015. Deze radioflitsen bleken dezelfde eigenschappen te hebben als de oorspronkelijke FRB121102-flits, wat tot de hypothese leidde dat het wel eens om een flits met dezelfde bron zou kunnen gaan. Nader onderzoek leerde dat er sinds de ontdekking in 2012 tien nieuwe 'uitbarstingen' van de FRB121102-flits waren geweest.
Uit de verzamelde data blijkt dat het inderdaad om dezelfde bron moet gaan, waardoor de onderzoekers vermoeden dat in ieder geval sommige snelle radioflitsen hun oorsprong vinden in energierijke roterende neutronensterren. Die sterren produceren regelmatig extreem heldere flitsen.
Er verscheen vorige week een onderzoek in Nature waarin de auteurs suggereren dat snelle radioflitsen afkomstig zijn van gewelddadige gebeurtenissen in het heelal die zichzelf niet herhalen, schrijft de Universiteit van Amsterdam in een bericht. Mogelijk bestaan er ten minste twee soorten radioflitsen zegt een van de auteurs van het op 2 maart gepubliceerde artikel tegen de UvA.
Om nog preciezer vast te kunnen stellen waar extragalactische snelle radioflitsen vandaan komen, zijn krachtiger telescopen nodig. Dat kan door het koppelen van radiotelescopen over de hele wereld met bijvoorbeeld die in Arecibo. Zo is het mogelijk een grotere, virtuele telescoop te vormen door gebruik te maken van interferometrie, een techniek waarbij beelden of waarnemingen worden samengevoegd van meerdere telescopen. Lofar maakt daar ook gebruik van.
Bron: Wikipedia, H. Schweiker