Mensen die zoeken op internet naar informatie voelen zichzelf slimmer dan ze in werkelijkheid zijn blijkt uit onderzoek van Yale. De toegang tot informatie wordt daarbij verward met eigen begrip van die informatie.
Dat staat deze week in het tijdschrift Journal of Experimental Psychology. Om te achterhalen of mensen die internet gebruiken om informatie te vinden, zichzelf inderdaad als beter geïnformeerd zien dan anderen, zetten de onderzoekers negen verschillende experimenten op. Een van de meest opzienbarende resultaten was het feit dat personen uit het onderzoek die iets zochten en het niet konden vinden, zichzelf nog steeds een vergroot gevoel van het hebben van kennis toedichtten. Mensen die een internetzoektocht hielden, hadden ook het idee dat ze meer activiteit in hun hersenen vertoonden dan de groep die kennis moest spuien zonder het bij de hand hebben van een online zoekhulpmiddel.
De negen experimenten werden uitgevoerd met 152 tot 302 deelnemers. Per experiment werden verschillende deelnemers gebruikt. In een experiment moest de internet-onderzoeksgroep vier vragen onderzoeken, zoals 'hoe werkt een rits?' en moest daarbij een link van een website met het beste antwoord overleggen. De controlegroep kreeg de tekst te lezen van de meestvoorkomende website die de internetgroep gebruikte om tot het antwoord te komen. Daarna moesten beide groepen andere vragen beantwoorden die niet gerelateerd waren aan de internetzoekopdrachten, zoals 'waarom is een bewolkte nacht warmer?'. Ondanks dat geen van beide groepen de mogelijkheid kreeg dit keer te zoeken naar een antwoord, vond de internetgroep zichzelf in een eigen beoordeling beduidend beter in staat om deze vragen te beantwoorden.
Het cognitieve effect van 'in zoekmodus zijn' op internet is mogelijk zo krachtig, dat mensen zichzelf nog steeds slimmer voelen, zelfs als de zoektocht niets oplevert. Dit laatste was onderdeel van de test bij vragen als 'Waarom is de vroege geschiedenis van Koesj vredelievender dan de Griekse?' en bij gebruik van bepaalde filters, die zo ingesteld waren dat er geen antwoorden te vinden waren.
Bij experimenten met plaatjes van een fmri-scanner dachten de internetzoekenden dat de beelden met veel hersenactiviteit van mensen die aan het zoeken waren moesten zijn. Van te voren was de deelnemers aan dit onderzoek duidelijk gemaakt wat de verschillende oplichtende hersengebieden voorstelden. Dit resultaat suggereert dat de deelnemers die het internet voor zoeken gebruikten, dachten meer kennis in hun hoofd te hebben en niet dat ze die kennis door de internettoegang bezaten.
Alle vragen zijn in de pdf terug te vinden vanaf pagina 12.