Inleiding
Ze hadden en hebben het er maar druk mee. Zeker in de afgelopen periode, waarin fysieke winkels gesloten waren en huiskamers werden omgedoopt tot kantoorruimtes, maakten pakketbezorgers overuren. De oorzaak is duidelijk zichtbaar in de Post- en Pakkettenmonitor 2020 van de Nederlandse ACM. Volgens de toezichthouder had het coronavirus een zichtbaar effect op de post- en pakkettenmarkt. Zo nam het aantal verstuurde pakketten vorig jaar met 35 procent toe ten opzichte van 2019 en kwam het bij de zes grootste pakketvervoerders uit op 778 miljoen. Hiermee werd in 2020 een omzet van 3,6 miljard euro behaald, een stijging van zo'n 27 procent.
Deze cijfers zitten al jarenlang in de lift. Dat geldt ook voor de bestedingen van Nederlanders bij webwinkels buiten de EU. Op basis van gegevens van de Thuiswinkel Markt Monitor schreef het AD dat in 2019 nog voor in totaal 1,1 miljard euro werd besteld bij webshops buiten Europa. Dat steeg vorig jaar naar 1,3 miljard euro. In 2019 werd een derde van alle bestedingen gedaan bij Chinese webshops.
Chinese webwinkels als AliExpress varen er wel bij. Nu is echter sprake van een verandering die het aandeel van bijvoorbeeld Chinese verkopers in de buitenlandse bestedingen van Nederlandse consumenten kan verkleinen. Sinds donderdag gelden nieuwe EU-regels waardoor goedkope producten van buiten de EU die 22 euro of minder kosten, in ieder geval relatief gezien stukken duurder worden. Er zullen ook gevolgen zijn voor webwinkels zonder eigen voorraad, beter bekend als doorverkopers of dropshippers. Wat betekent dit concreet voor consumenten, waarom zijn deze nieuwe regels ingesteld, hoe zit het met afstandsverkopen van buiten en binnen de EU, en leidt dit tot opschudding in e-commerceland?
:strip_exif()/i/2004455428.jpeg?f=imagenormal)
Waarom nieuwe regels?
De nieuwe regels op het gebied van btw en e-commerce vloeien voort uit een eind 2017 aangenomen EU-richtlijn over elektronische handel en een latere, aanvullende richtlijn. Een EU-richtlijn moet in alle EU-lidstaten worden omgezet in nationale wetgeving. In Nederland gebeurt dat door de Wet implementatie richtlijnen elektronische handel. Deze implementatiewet wijzigt de Wet op de omzetbelasting 1968. In België gaat het op dezelfde manier, waarbij op basis van de EU-richtlijnen een eigen, nationale wet is opgesteld om het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde te wijzigen.
Al deze nieuwe en gewijzigde regels zijn volgens de EU en de lidstaten hard nodig. De kern van de btw-regels van de EU die tot nu toe golden, bestaat alweer zo'n vijftien jaar. Onderhandelingen daarover zijn van nog vroegere datum en stammen van vóór de opkomst van internet en de enorme explosie van onlineverkopen, vooral de verkopen tussen lidstaten. Dat maakt dat deze regels niet goed meer passen bij de huidige situatie. Volgens de Europese Commissie is het dan ook hoog tijd de regels te updaten, zeker als we 'onlinebedrijven en de digitale economie willen aanmoedigen om uit te breiden over grenzen en te floreren'.
Meer inkomsten voor overheden en EU-bedrijven
De Commissie noemt een paar specifieke problemen die de nieuwe regels moeten wegnemen en waarom de update broodnodig is. Zo stelt ze dat de oude regels omtrent btw-verplichtingen complex waren en hoge kosten met zich meebrachten. Bedrijven die goederen online verkopen, betalen ongeveer 8000 euro aan btw-compliancekosten voor elk EU-land waarin ze verkopen. Dit is vooral een rem op de groei voor kleine en middelgrote onlinebedrijven.
Daarnaast stelt de Commissie dat de oude regels leiden tot verminderde belastinginkomsten voor lidstaten. Naar schatting wordt jaarlijks 5 miljard euro verloren door het niet voldoen aan de regelgeving voor grensoverschrijdende onlineverkopen. Dat misgelopen totaalbedrag zou in 2020 op 7 miljard euro uitkomen.
/i/2004455430.png?f=imagenormal)
De modernisering van de regels is volgens de Commissie ook noodzakelijk om een gelijk speelveld te creëren. Het gaat specifiek om goederen die besteld worden bij bedrijven van buiten de EU. Binnen deze categorie draait het om de uitzondering voor goederen die ten hoogste 22 euro kosten. Volgens de Commissie betekende die uitzondering dat bedrijven van buiten de EU dure goederen als mobiele telefoons en tablets frauduleus kunnen aanmerken als niet duurder dan 22 euro. Dat betekende dat er dus ook geen btw werd betaald, wat volgens de Commissie leidde tot een duidelijk nadeel van EU-bedrijven ten opzichte van niet-EU-bedrijven. Deze regel over de uitzondering voor goederen onder de 22 euro is per 1 juli verdwenen. Hier zoomen we in de volgende paragraaf nader op in. Deze verandering zal voor een deel van de bedrijven en vooral consumenten de meeste gevolgen hebben.
Overheden rekenen zich al een beetje rijk nu deze uitzondering is weggevallen. In de Memorie van Toelichting bij de Nederlandse implementatiewet schrijft de regering: "Het wetsvoorstel leidt in Nederland tot een positief budgettair effect door de afschaffing van de btw-vrijstelling bij invoer van pakketjes met een totale waarde van niet meer dan 22 euro. De verwachte meeropbrengst per jaar bedraagt 150 miljoen euro met ingang van 2021." In het laatste gedeelte van die passage ging de regering nog uit van het oorspronkelijke plan om de regels per 1 januari te laten ingaan. De Commissie heeft dit echter opgeschoven naar 1 juli, omdat er nog de nodige 'praktische moeilijkheden' waren die voortkomen uit de maatregelen die lidstaten hebben genomen tegen de coronapandemie.
Afstandsverkopen buiten de EU
De meest in het oog springende wijziging, zeker voor consumenten die nu gewend zijn voor een paar euro goedkope spullen uit China te bestellen, is het wegvallen van de vrijstelling van btw en inklaringskosten voor spullen met een waarde tot en met 22 euro. Vanaf nu wordt dus ook btw in rekening gebracht bij bestellingen van producten die slechts 10 euro kosten. Er lijkt nog wel een uitzondering te zijn voor producten waarbij de btw onder 1 euro uitkomt, omdat dat bedrag dermate laag is dat de douane dat niet zal innen. Onder meer DHL noemt dit in het kader van de Duitse btw van 19 procent, waarbij het bij dat btw-tarief gaat om producten van 5,23 euro of minder. Het wegvallen van de 22-euro-uitzondering geldt ook voor spullen die al voor 1 juli zijn aangekocht; het gaat erom of ze op of na 1 juli in Nederland aankomen. Is dat het geval, dan gelden de nieuwe regels.
In de nieuwe situatie komen ook inklaringskosten om de hoek kijken, alleen niet in alle gevallen. 'Inklaringskosten' is een verzamelnaam voor bijvoorbeeld btw, eventuele invoerrechten en afhandelingskosten. Om te bepalen wat een klant precies moet betalen, wordt aangifte bij de douane gedaan, een administratief proces dat 'inklaren' wordt genoemd. Het zijn de kosten die bezorgers als PostNL en DHL berekenen voor het invullen van een formulier voor de belastingdienst.
Inklaringskosten kunnen aardig in de papieren lopen. In de oude situatie waren die kosten in België via bpost zelfs 32 euro per zending vanaf 150 euro. Tussen de 22 en 150 euro was dat 24 euro. In Nederland was dat per zending 13 euro, uitgaande van PostNL. In de nieuwe situatie zijn de inklaringskosten wat minder hoog en zullen consumenten er waarschijnlijk in de meeste gevallen niet mee te maken krijgen, al hangt dat sterk af van de vraag of de btw al meteen voldaan wordt bij de aankoop in de buitenlandse, niet-EU-webwinkel.
Belangrijk eenloketsysteem
Cruciaal is de vraag of de verkopende niet-EU-webwinkel het Import One-Stop Shop- of IOSS-systeem gebruikt. Als deze verkoper zich registreert bij dit eenloketsysteem, geldt de nieuwe, bijzondere regeling voor afstandsverkopen van niet-EU-goederen. De consument betaalt de verschuldigde btw bij de aankoop direct aan de verkopende partij. De verkoper moet periodiek btw afdragen aan de belastingdienst van de EU-lidstaat.
Als een webshop van buiten de EU zich registreert bij dit Europese IOSS, betekent dat concreet dat de verschuldigde btw al in de aankoopprijs zit. Douanes hoeven dan geen kosten meer te maken om de pakketten te controleren en bedragen te innen, wat zich anders vertaalt in inklaringskosten voor de koper. De verantwoordelijkheid voor de btw komt bij de webwinkel te liggen.
:strip_exif()/i/2004455436.jpeg?f=imagenormal)
Dit heeft het grote voordeel dat de douane in feite uit het hele verzendproces gaat. De btw is al voldaan en dus kan het hele verzendproces tot aan de bezorging aan de deur relatief vlot verlopen. Bovendien zijn er dan geen additionele kosten, mits de aankoopprijs onder de 150 euro blijft. Boven de 150 euro komen er namelijk ook invoerrechten om de hoek kijken.
Is een webwinkel niet aangemeld bij IOSS, dan stuurt PostNL een betaalverzoek zodra het pakket in Nederland aankomt. Daarmee zullen de kosten voor de consument oplopen en kan ook de hele afhandeling langer duren. Daardoor zal het voor consumenten veel interessanter zijn om zoveel mogelijk alleen nog te bestellen bij een webwinkel van buiten de EU die zich voor dit Europese eenloketsysteem heeft aangemeld. Het zal belangrijk zijn hier goed op te letten en eventueel navraag te doen bij de webwinkel. Een grote speler als AliExpress heeft bijvoorbeeld in antwoord op vragen van de NOS al aangegeven hier gebruik van te maken en er zullen ongetwijfeld nog veel meer grote en kleinere namen volgen. Het zal moeten blijken hoe straks de verhouding zal zijn tussen webwinkels van buiten de EU die wel en niet gebruikmaken van dit eenloketsysteem.
Praktijkvoorbeeld
|
Oude situatie |
Situatie vanaf 1 juli |
|
|
Geregistreerde webwinkel (IOSS) |
Ongeregistreerde webwinkel (geen IOSS) |
Prijs |
€ 20 |
€ 20 |
€ 20 |
Afhandelingskosten |
vrijgesteld |
€ 0 (door webwinkel betaald) |
€ 4 in Nederland, € 15 in België |
Btw (21 procent) |
vrijgesteld |
€ 4,20 |
€ 5,04 in Nederland, € 7,35 in België |
Totale kosten |
€ 20 |
€ 24,20 |
€ 29,04 in Nederland, € 42,35 in België |
Bij het voorbeeld in de bovenstaande tabel is uitgegaan van een product met een prijs van 20 euro dat besteld is bij een winkel buiten de EU. Voorheen betekende dat onder de streep een kostenplaatje van 20 euro, want de prijs zit onder de 22 euro, waardoor de uitzonderingsregeling van kracht was.
In de nieuwe situatie verandert het kostenplaatje. Bij een bestelling bij een winkel die gebruikmaakt van IOSS, zal de prijs relatief gezien al aanzienlijk stijgen: van 20 naar 24,20 euro. Wordt de bestelling echter gedaan bij een niet-EU-bedrijf dat geen gebruikmaakt van IOSS, dan wordt het nog veel duurder: 29,04 euro in Nederland en 42,35 euro in België. Voor de categorie geschenken geldt een iets ander plaatje, dat we hier buiten beschouwing laten.
Deze aanzienlijke verschillen tussen België en Nederland komen doordat PostNL in Nederland en bpost in België afwijkende tarieven voor de afhandelingskosten hanteren. Dat zijn de kosten die de postbedrijven moeten maken omdat ze aangifte moeten doen bij de douane. De afhandelingskosten lopen bij PostNL op van 4 naar 7 euro als de koper dit niet online voldoet, maar fysiek in een PostNL-punt.
Deze kosten zijn overigens nog altijd lager dan de oude, inmiddels niet meer geldende inklaringskosten. Die waren 13 euro per zending via PostNL en tot 150 euro was het 24 euro via bpost. Dus kocht je voorheen een product buiten de EU voor 25 euro, waarbij de 22-euro-uitzondering dus niet gold, dan kostte dat in België in totaal 49 euro. In de nieuwe situatie zou dat 25 + 15 = 40 euro zijn.
Het is belangrijk te beseffen dat in het bovenstaande voorbeeld uit de tabel geen invoerrechten verschuldigd zijn. Dat blijft namelijk achterwege als de waarde van het pakket onder de 150 euro ligt. Vanaf 150 euro komen er invoerrechten bij. Dat bedrag wordt berekend aan de hand van de waarde, inclusief de verzend- en verzekeringskosten. Daarnaast stijgen bij pakketwaarden vanaf 150 euro ook de afhandelingskosten per pakket. Bij PostNL is dat 10 euro als die online worden voldaan en 13 euro als fysiek bij een PostNL-punt wordt betaald.
Afstandsverkopen binnen de EU
De onlinehandel voor goederen binnen de EU krijgt eveneens met andere regels te maken. De gemiddelde consument die bij een webwinkel in een andere lidstaat iets koopt, zal er weinig van merken; het is vooral een wijziging die gevolgen heeft voor Europese webwinkels. Toch staan we hier ook bij stil, omdat de gewijzigde regels op dit terrein moeten bijdragen aan lagere lasten voor e-commerce-ondernemers, wat het speelveld wellicht wat verder kan egaliseren.
Oude afstandsverkopenregeling
Al sinds 1993 geldt de afstandsverkopenregeling in de vorm van de Europese btw-richtlijn en voor Nederland artikel 5a van de Wet op de omzetbelasting 1968. Simpel gezegd bepaalde deze regeling dat voor het heffen van btw bij het vervoer van goederen van de ene naar de andere lidstaat, het land van aankomst van de goederen bepalend is. Dus niet de plaats waar het vervoer van de goederen begint. Volgens Gert-Jan van Norden, hoogleraar indirecte belastingen aan de Tilburg University, is dit destijds bedacht om te voorkomen dat postorderbedrijven als Wehkamp, Neckermann en Otto zich gingen vestigen in de lidstaat met het gunstigste btw-tarief.
De regeling kende drempelbedragen. Pas als een leverancier met zijn leveringen naar een bepaalde lidstaat boven het drempelbedrag van die lidstaat uitkwam, moest hij het daar geldende btw-tarief voldoen. Elke lidstaat had zijn eigen omzetdrempels, in de meeste gevallen uiteenlopend van 25.000 tot 100.000 euro. In bijvoorbeeld Nederland, Duitsland en Italië was die drempel 100.000 euro, terwijl dat in Spanje 35.000 euro was.
:strip_exif()/i/2004455440.jpeg?f=imagenormal)
Een buitenlands bedrijf hoefde dus pas in Nederland btw te betalen als het voor meer dan 100.000 euro aan Nederlandse particulieren leverde. Stel, een Nederlands bedrijf leverde voor 50.000 euro goederen aan Italië, voor 70.000 euro aan Duitsland en voor 30.000 euro aan Spanje. Dan moest het bedrijf in Nederland over het totaal van 150.000 euro btw afdragen, omdat in geen van de gevallen het drempelbedrag van de individuele landen was overschreden.
Het probleem met deze inmiddels gewijzigde regeling was dat die veel gedoe en extra lasten met zich meebracht. Ondernemers moesten zich in andere lidstaten registreren als hun omzet in die lidstaat het drempelbedrag overschreed. Dat bracht automatisch extra kosten met zich mee. Van Norden schrijft dat succesvolle e-commercebedrijven in iedere lidstaat een btw-registratie moesten hebben, met hoge compliancekosten en complexiteit tot gevolg. Bedrijven moesten dus per lidstaat het eventuele overschrijden van de drempelbedragen in de gaten houden. Dat ging niet zonder problemen. Je zou kunnen zeggen dat deze verschillende bedragen per EU-lidstaat niet passen bij het streven naar een gezamenlijke, uniforme markt.
Gewijzigde regeling
Daarom is deze regeling per 1 juli aangepast. De individuele, afwijkende drempels per lidstaat zijn weg. Voor afstandsverkopen geldt nu een algemeen drempelbedrag van 10.000 euro. Als een Nederlandse ondernemer dit bedrag met het leveren van goederen en digitale diensten in bijvoorbeeld Spanje, Duitsland en Italië overschrijdt, moet de btw van die drie landen worden berekend. De btw-aangifte moet in die landen worden gedaan.
Dat lijkt niet direct een enorme vereenvoudiging, maar ondernemers kunnen nu voor de btw-afdracht gebruikmaken van een soort eenloketsysteem, de zogeheten Mini One-Stop Shop, of MOSS. Binnen dit systeem kunnen ze ieder kwartaal een btw-melding voor alle leveringen doen, waarna alle btw-bedragen in één keer worden betaald. De Nederlandse belastingdienst stuurt vervolgens de melding en de betaalde btw door naar de belastingdiensten van Spanje, Duitsland en Italië.
:strip_exif()/i/2004455442.jpeg?f=imagenormal)
Deze wijziging klinkt als een verbetering voor e-commercebedrijven die binnen de EU digitale diensten en goederen verkopen aan consumenten, maar volgens Van Norden is het nog maar de vraag hoe dit in de praktijk zal uitpakken. "Btw-controles worden in de kern bijvoorbeeld nog steeds uitgevoerd door de lokale belastingautoriteiten, zij het dat deze zoveel mogelijk moeten worden gecoördineerd door de lidstaat waar de aangifte wordt gedaan en de onderneming is gevestigd. De ervaringen tot op heden met btw-controles van e-serviceondernemingen zijn, althans voor het bedrijfsleven, weinig hoopgevend." Wellicht dat daarbij ook kan worden gedacht aan problemen als personeelstekorten bij belastingdiensten.
Een andere bijkomstigheid, waar de EU zich wellicht niet al te druk om maakt, is dat de nieuwe regeling een concurrentievoordeel kan opleveren voor EU-ondernemers ten opzichte van ondernemers van buiten de EU. Dat schreef de masterstudent M.W.J. Dommisse in een masterscriptie. Het gemak van de MOSS geldt namelijk niet voor ondernemers van buiten de EU. Zij moeten zich dus nog gewoon registreren in alle EU-landen waar hun leveringen zijn belast en hebben daardoor te maken met de verschillende tarieven binnen de EU.
Ze kunnen weliswaar gebruikmaken van de MOSS voor goederen van maximaal 150 euro, maar zijn dan verplicht een vertegenwoordiger aan te stellen die in de EU is gevestigd om de btw-aangifte te regelen. Deze verplichting geldt niet voor niet-EU-ondernemers die zijn gevestigd in een land waarmee de EU een overeenkomst heeft gesloten voor wederzijdse bijstand. Dat laatste betekent dat een lidstaat informatie kan opvragen bij de ondernemer. Er zijn dus wel mogelijkheden voor niet-EU-ondernemers, maar bijvoorbeeld de registratie voor de MOSS en het moeten aanstellen van een vertegenwoordiger in de EU brengen extra kosten en moeite met zich mee. Grote bedrijven van buiten de EU zullen dat allemaal eenvoudiger kunnen regelen dan kleine niet-EU-bedrijven.
Einde aan dropshipping en Chinese businessmodel?
Een vraag die zich opdringt bij het doornemen van de nieuwe regels is: heeft dropshipping zijn langste tijd gehad? Dropshippers zijn te beschouwen als bemiddelaars of tussenpersonen. Ze bieden een platform of webshop voor consumenten om spullen te kopen, maar hebben deze spullen niet in voorraad. De dropshipper verzorgt de promotie en de klantenservice, en regelt dat de bestelling vanuit de leveranciers, vaak van buiten de EU, rechtstreeks bij de consumenten wordt afgeleverd.
Verandering voor dropshipping
In deze situatie ontstaat er geen overeenkomst tussen de webwinkel en bijvoorbeeld de Chinese leverancier; het bestelde product wordt op naam en in opdracht van de klant van de webwinkel ingevoerd. Op grond van artikel 5 lid 1 van de Wet op de omzetbelasting is de plaats van levering dan in alle gevallen China en is de dropshipper met zijn webwinkel dus geen Nederlandse btw verschuldigd.
Invoerrechten en btw waren veelal niet aan de orde, want voorheen gold vrijstelling tot en met 22 euro. De doorverkopers beperkten zich veelal tot de verkoop van producten met een prijs tot 22 euro. Deze uitzondering behoort inmiddels tot het verleden. Ook bij een product van 6 euro zal iemand btw moeten betalen.
:strip_exif()/i/2004454968.jpeg?f=imagenormal)
Het ligt voor de hand dat de doorverkoper de verantwoordelijkheid voor de btw-betaling neemt en dit doorberekent in de productprijzen in zijn webwinkel. Hij kan hierbij gebruikmaken van de voordelen van het IOSS-systeem, mits de bestelling niet boven de 150 euro gaat. Ook de Chinese leverancier kan via een vertegenwoordiger in de EU via dit eenloketsysteem de btw-afdracht regelen.
In principe kan de dropshipper er natuurlijk ook voor kiezen op de oude voet door te gaan. Als de leverancier uit China het pakketje zonder btw verstuurt naar de klant in Nederland, krijgt die klant de rekening van de btw en de afhandelingskosten gepresenteerd. Dat zal nogal eens een onaangename verrassing zijn voor de klant. Het is dus zaak voor de dropshipper om goed met de leverancier af te spreken wie verantwoordelijk is voor de inklaring bij de douane.
Dropshippers moeten ook goed weten waar hun producten vandaan komen en vooral vanaf welke locatie ze worden verstuurd, om zodoende de verschuldigde btw op de juiste manier te kunnen voldoen. Btw-specialist Raymond Feen biedt hierover een verduidelijkend voorbeeld op de site van de Nederlandse Kamer van Koophandel. Stel, een Nederlandse dropshipper gebruikt een Nederlandse leverancier om een product te leveren aan een Belgische particulier. De leverancier levert vanuit Nederland aan België en de dropshipper gebruikt het MOSS-portaal van de Nederlandse belastingdienst om de Belgische btw aan te geven. Het wordt echter lastiger als de Nederlandse leverancier vanuit een voorraad in een magazijn in België rechtstreeks aan dezelfde Belgische klant levert. Dan is het geen afstandsverkoop tussen EU-lidstaten meer. Het gebruik van het Nederlandse MOSS-portaal is dan onjuist; er moet bij de Belgische belastingdienst een btw-nummer worden aangevraagd om in België aangifte te doen van een lokale levering.
Problemen in de toeleveringsketen
Al met al verandert er genoeg, zeker voor dropshippers. De nieuwe regels maken dat achterover leunen pijnlijke gevolgen kan hebben. De nieuwe situatie zal deze doorverkoopmarkt waarschijnlijk niet meteen de nek omdraaien, al kan het bij kleine marges lastig worden. Er zijn nog andere beren op de weg waardoor de markt verder onder druk kan komen te staan, namelijk in de toeleveringsketen. Roel Gevaers en Wouter Dewulf, respectievelijk hoogleraar transporteconomie en e-commerce en hoogleraar luchtvaarteconomie aan de UAntwerpen, benoemen in een opiniestuk in De Tijd vier factoren die de toeleveringsketen volgens hen flink door elkaar zullen schudden.
Allereerst heeft de coronapandemie geleid tot een enorm tekort aan bellyspace, ofwel vracht die vervoerd wordt in de buik van passagiersvliegtuigen. Deze vrachtruimte was voor de pandemie verantwoordelijk voor meer dan de helft van de wereldwijde luchtvrachtcapaciteit. Door het tekort stijgen de prijzen. De gemiddelde luchtposttarieven van China naar Europese luchthavens zijn vertienvoudigd en medische volumes krijgen momenteel voorrang. Veel postpakketten blijven voorlopig achter in China, wachtend op verzending.
:strip_exif()/i/2004454998.jpeg?f=imagenormal)
De tweede factor zijn de hiervoor besproken nieuwe belastingregels per 1 juli. Veel verkopers uit Azië versturen de pakketten per luchtpost in de veronderstelling dat de kans op controle van de waarde door de douane klein is. Nu worden echter ook veel van deze goedkope spullen ten minste 21 procent duurder.
Daar komt een derde factor bij; ook de Wereldpostunie heeft de spelregels veranderd. Veel Chinese onlinezendingen, specifiek pakketten van minder dan 2kg, werden tot nu toe zo goed als gratis aan de deur afgeleverd door nationale postbedrijven als PostNL en bpost. Dat was omdat China werd beschouwd als derdewereldland. Dat is nu voorbij, vooral onder druk van de voormalige Amerikaanse president Donald Trump. De postbedrijven binnen deze unie kunnen nu binnen een periode van vijf jaar de last-mileposttarieven voor intercontinentale postzendingen verhogen. De verwachting is dat de posttarieven in 2025 met zeker 150 procent zullen zijn gestegen.
En dan de laatste factor volgens de Vlaamse hoogleraren: "Het gebruik van lokale last-milespelers zoals GLS, DPD en UPS in plaats van klassieke posterijen als back-upoplossing is geen optie. De last-miletarieven van die operators liggen aanzienlijk boven de huidige tarieven van de Wereldpostunie. Door de hoge 'coronavolumes' die ze in de voorbije maanden te verwerken kregen, lijkt het erop dat die pakketspelers niet tegen lage verzendkosten extra volumes willen aantrekken."
Chinaroute met Europa als startpunt
Deze factoren maken dat er volgens de twee professoren sprake is van een giftige cocktail of 'een perfecte storm op de markt van de goedkope intercontinentale onlinebestellingen'. Consumenten die gewend waren heel goedkoop te winkelen op Chinese websites, moeten meer gaan betalen. Partijen als Zalando, Amazon en bol.com zullen weinig last ondervinden van deze cocktail, omdat ze veel meer een regionaal of continentaal logistiek model hanteren.
Gevaers en Dewulf komen tot de conclusie dat het zakenmodel van de Chinese onlinespelers zonder Europese hub ten einde loopt. Zij stellen dat het voor spelers als Alibaba, waar AliExpress onder ressorteert, van groot belang is om Europese hubs zo snel mogelijk operationeel te krijgen, inclusief lokale voorraden. Anders moeten die bedrijven wellicht afhaken in de strijd om de internetconsument; concurrenten als Amazon zitten immers niet stil. Amazon heeft overigens aangegeven dat het strenger gaat toezien op de verkopers op zijn platform, waar Chinese verkopers in groten getale aanwezig zijn. Ook bol.com verwacht nu de concurrentie beter aan te kunnen, al wilde het bedrijf tegenover het AD geen voorspelling doen over de te verwachten extra omzet.
Niet voor niets is Alibaba bezig zijn centrum in Luik operationeel te krijgen en zijn rivaal JD.com wil hetzelfde doen in Zeebrugge. Deze Europese springplanken maken dat ze de giftige cocktail grotendeels kunnen omzeilen. Beide bedrijven zijn druk met het verzorgen van directe vluchten naar Europese locaties. Zo probeert de luchthaven van Boedapest een 'aerial Silk Road' te worden tussen Hongarije en China, zodat het land een hub kan worden voor Centraal-Europa. Dit soort hubs garanderen ook snelle leveringen naar de Europese eindgebruikers, en gedoe bij de douane of met btw zou veel minder aan de orde moeten zijn.
Het verdwijnen van de 22-euro-uitzondering, de daarmee oplopende prijzen voor goedkope spullen van buiten de EU en de toenemende tarieven voor zendingen vanuit China, maken dat het oude Chinese businessmodel misschien zijn langste tijd heeft gehad. Een goedkoop hoesje dat wordt gekocht bij een Chinese webwinkel, zal echter naar verhouding nog altijd goedkoop zijn, ook al is die prijs nu 21 procent hoger. En als het IOSS wordt gebruikt, moet de afhandeling ook relatief weinig obstakels ondervinden.
Het is afwachten in hoeverre consumenten hun vizier meer gaan richten op Europa en of het Chinese businessmodel echt serieus onder druk komt te staan. Hoe dan ook zal de Chinese luchtbrug/zijderoute naar Europa zich doorzetten. Dat maakt dat partijen als AliExpress niet zomaar hun Europese verkopen zullen zien kelderen, hoewel de nieuwe regels zeker gevolgen zullen hebben. Ze zullen in ieder geval leiden tot een drukker en waarschijnlijk gelijker speelveld in de EU.