WhatsApp bestaat sinds 2009. In tegenstelling tot veel concurrerende diensten in die tijd maakte WhatsApp geen gebruik van XMPP, Extensible Messaging and Presence Protocol, maar heeft het een eigen afgeleide daarvan gemaakt. XMPP was een open standaard om gebruikers van andere chatdiensten te kunnen bereiken en ermee te praten. Het heette ook wel Jabber.
Er waren veel chatdiensten in die tijd: Facebook kwam met de eigen Messenger, Google had Google Chat, BlackBerry had zijn Messenger die door iedereen werd aangeduid als Ping, Apple kwam met iMessage en dan waren er nog talloze kleinere en vaak ook openere diensten. Maar in Nederland en België kwam WhatsApp bovendrijven.
De redenen daarvoor liggen voor de hand. Het is voor veel gebruikers altijd gratis geweest, zonder advertenties. Het werkte met een telefoonnummer en de bestaande contactenlijst, dus zonder account. Het werkte op elke smartphone die je kon kopen, dus je kon iedereen ermee bereiken. WhatsApp verspreidde zich als een olievlek over Nederland en België, binnen twee tot drie jaar.
Toch had WhatsApp door die dominantie en geslotenheid een nadeel: het was een gesloten platform waar je dus wel op móest. Na de overname door Facebook, nu Meta, begon dat bij steeds meer mensen te wringen. Nu Meta zich openlijk achter het huidige Amerikaanse regime heeft geschaard en zaken als moderatie en diversiteitsbeleid heeft afgeschaald, is dat ongemak groter dan ooit. Steeds meer mensen delen niet langer hun waarden met de eigenaar van hun belangrijkste communicatiekanaal.
Nu er een brug moet komen tussen WhatsApp en andere chatapps, is het dus mogelijk om in contact te blijven met mensen die per se bij WhatsApp willen blijven. Maar Signal doet dus zeker al niet mee, Matrix en Threema ook niet. Daarmee vervalt een groot deel van het gemak dat deze stap met zich mee zou brengen. Moderne chatapps gaan dus toch niet allemaal interoperabel worden, zoals dat een jaar of zeventien geleden nog gebruikelijk was. Niet alles was vroeger beter, maar dat misschien toch wel.
Redactie: Arnoud Wokke. Eindredactie: Marger Verschuur