RTS of rpg?
De eerste Dawn of War-game van Relic werd volop geprezen en het is dus niet meer dan logisch dat de Canadezen een vervolg in elkaar hebben gesleuteld. Dit tweede deel wijkt echter behoorlijk af van het origineel.
Getest op: pc (exclusieve titel)
Je moet het maar durven. Maak je een real-time strategygame die zo succesvol is als Dawn of War, besluit je voor het vervolg het roer stevig om te gooien. Goed, het universum is hetzelfde, de volkeren die je er tegenkomt zijn dat voor het grootste deel ook en Dawn of War II is nog steeds een rts-titel, maar daarnaast zijn er stevige verschillen aangebracht. Zo breekt DoW II met de aloude traditie van het opbouwen van een basis van waaruit de vijand moet worden aangevallen. Niet dat DoW II daar nu zo uniek in is, maar in het eerste deel moest je nog wel een uitvalsbasis opbouwen.

Achtergrond
Ook nieuw in dit tweede deel, is dat de hoofdpersonen in het verhaal een naam en achtergrond hebben. Het singleplayer-gedeelte doorloop je vanuit het perspectief van de Space Marines. Het karakter dat voorop gaat in de strijd kun je een naam geven, de andere hebben van Relic al een naam en verhaal meegekregen. In dat verhaal strijden de Space Marines tegen hun aartsvijanden, de Orks. Die blijken te worden opgehitst door de Eldar, die in de Orks een wapen zien tegen de inval van het nieuwe ras in het spel, de insect-achtige Tyranids. Dit ras trekt in grote zwermen van planeet naar planeet, en overal weten de Tyranids binnen de kortste tijd al het leven uit te roeien. De Eldar hopen de Orks als buffer te kunnen gebruiken, maar de Orks zijn zo dom dat ze de bases van de Space Marines aanvallen. Zo hebben de Marines opeens drie vijanden. Om beurten vecht je missies uit tegen de Orks en tegen de Eldar, terwijl je tegelijkertijd de oprukkende Tyranids moet zien af te weren. Je kunt overigens zelf bepalen in welke volgorde je de verschillende missies uitvoert, er is steeds een aantal missies waar je uit kunt kiezen. Ze leiden allemaal naar dezelfde finale.
Traditie
Dat maakt meteen duidelijk dat Relic voor DoW II buiten de gebaande rts-paden heeft gekeken. Er zijn opvallend veel rpg-elementen in DoW II geslopen, en dat gaat veel verder dan een vertakkende verhaallijn. Zo heeft je held, net als ieder van de commandanten die je naast je krijgt, een eigen scherm waarop statistieken staan en je uitrusting wordt getoond. Gedurende het verhaal scharen zich verschillende commandanten aan je zijde. Daar kun je er steeds vier van mee op avontuur nemen, meestal vergezeld door drie of vier van hun ondergeschikten. Net als je eigen held kunnen de commandanten in level stijgen als ze ervaring opdoen op het slagveld. Per level verdient een commandant twee punten, die kunnen worden toegewezen aan vier verschillende eigenschappen, waaronder stamina en strength. Precies als in de gemiddelde rpg.

Op het slagveld vind je ook power-ups. Daar zit munitie tussen voor de speciale wapens die je commandanten dragen, zoals verschillende soorten mijnen, raketten en ander spul. De commandant waar je mee speelt kan de andere Space Marines genezen en zelfs weer tot leven wekken. De potjes gezondheid die hij daar voor nodig heeft, zijn ook op het slagveld te vinden, meestal verstopt in kratten die in vijandelijke kampementen staan. Leuker is dat de eindbaas, die elke missie heeft, een speciaal stuk uitrusting achterlaat als je hem weet te verslaan, en die uitrustingsstukken kun je aan je commandanten toewijzen. Eigenlijk precies zoals in een rpg als World of Warcraft, al hebben je commandanten hier iets minder slots om voorwerpen in te plaatsen.

Eindbaas
De rpg-elementen maken het spel er alleen maar interessanter op. Het levert een heel ander soort diepgang dan het opbouwen van bases en de gebruikelijke tech-tree, hoewel zeker het uitrusten van je commandanten een vergelijkbaar resultaat oplevert. Het maakt het spel ook een stuk vlotter, want als je de commandanten hebt uitgezocht die je mee wilt nemen op het slagveld, kun je meteen beginnen met de strijd. Je bent dus geen tijd kwijt aan het bouwen van een basis. Jammer is wel dat eigenlijk alle missies hetzelfde zijn. De - overigens wat kleine - maps zijn prachtig vormgegeven, maar belangrijker is dat ze vrijwel steeds op dezelfde manier zijn opgebouwd. Je start aan één kant en aan de andere kant wacht een eindbaas. Tussen jou en de eindbaas vind je groepjes tegenstanders, meestal rond constructies die op zendmasten lijken en die, als je ze verovert, kunnen dienen om verloren soldaten te regenereren. Op deze locaties zijn ook de meeste power-ups te vinden. De eindbaas is steeds veel sterker dan de rest van de vijanden en heeft een heuse health bar. Wederom: zoals gebruikelijk in een rpg.
Zigzaggen
De enige afwisseling die je hebt, is dat je op een snelle overwinning aan kunt sturen door recht op je doel af te gaan, of voor een slingerroute kunt kiezen waarbij je alle tegenstanders uitmoordt. De slingerroute levert uiteraard meer gevechten op, dus meer kansen om je commandanten ervaring op te laten doen. Zoals gezegd verloopt vrijwel elk level hetzelfde; de uitzondering hierop vormt die enkele missie waarin je moet verdedigen in plaats van aanvallen. Op de omgeving valt ook wel iets aan te merken, want als je over de helft bent van het aanbod aan missies, zul je merken dat de meeste levels zijn opgebouwd uit dezelfde bouwstenen. Je ziet dezelfde huizen, tempels en andere gebouwen of voorwerpen verdacht vaak terug, wat de missies er niet afwisselender op maakt. Gelukkig heeft het spel een sterke troef achter de hand. Het singleplayergedeelte kan volledig in co-op worden gespeeld, waarbij de tweede speler de plek inneemt van één van de computergestuurde commandanten.

Dekking
Zo speelt Dawn of War II dus heel anders dan zijn voorganger. Je hebt veel minder eenheden in je leger en je bestuurt eigenlijk alleen de vier commandanten. Dat is natuurlijk wel zo overzichtelijk. Desondanks zijn de tactische mogelijkheden wat gevarieerder dan in de eerste DoW, waarin de Space Marines erg afhankelijk van hun Bolters en andere vuurwapens waren. In DoW II hebben de verschillende eenheden wat meer karakter. De troepen van een van je commandanten zijn bijvoorbeeld uitgerust met een Jump Pack. Op zich niet nieuw, maar als het groepje nu tussen wat tegenstanders landt, zullen die omvallen en korte tijd zijn uitgeschakeld. Een simpele toevoeging met grote gevolgen, want in die tijd kan één van de andere commandanten toeslaan met zware wapens.
De grootste verandering is echter dat de melee veel effectiever is. Je kunt de effectiviteit bovendien nog flink opschroeven, door het toewijzen van op het slagveld verdiende punten. Dit zorgt ervoor dat Dawn of War II af en toe meer weg heeft van een rpg als Dungeon Siege dan van een klassieke rts-game. Ook erg prettig is de verbeterde wijze waarop je eenheden dekking kunnen zoeken. Als je nu je troepen verplaatst, zie je steeds duidelijk in beeld aangegeven achter welke obstakels ze kunnen wegduiken. Vrijwel alle losse objecten, van kisten tot boomstronken, kunnen als dekking dienen, al kunnen veel van zulke zaken vervolgens door je tegenstanders worden kapotgeschoten. Het dekkingsysteem lijkt Relic rechtstreeks te hebben overgenomen van zijn eigen Company of Heroes.

De basis
In multiplayer heb je opeens wel een basis, zij het dat daar bijna niets aan valt te ontwikkelen. Je kunt je basis twee keer opwaarderen waardoor je een sterkere lichting eenheden vrijspeelt, maar daar houdt het mee op. Dit leidt ertoe dat de multiplayer in DoW II een stuk sneller speelt dan die van de eerste game, precies wat ook geldt voor het singleplayergedeelte. Verder vindt de strijd plaats op een open slagveld waar de strijdende partijen controlepunten moeten veroveren, om ze daarna vast te houden. Er is ook een simpeler spelvorm, waarin je zo snel mogelijk het vijandelijke leger moet zien te verslaan. Het leuke aan multiplayer is dat je de kans krijgt om ook met de andere drie rassen in het spel te spelen, terwijl je in singleplayer alleen de Space Marines kunt besturen. Minder leuk is dat er maar zeven multiplayermaps zijn, waarvan er drie alleen geschikt zijn voor een duel. Wel leuk is dat je per ras kunt kiezen uit drie verschillende legeraanvoerders, die ieder heel verschillende mogelijkheden hebben. Toch komt multiplayer er met slechts zeven levels wat karig vanaf.
Conclusie