Door Arnoud Engelfriet

ICT-jurist / Specialist internetrecht

Softwarepatenten: juridische puinhoop

Ict-jurist Engelfriet over software-octrooien

24-04-2022 • 06:00

27

Software-octrooien

Afgezien van de vraag welke sourcecode-editor de beste is, zijn er weinig onderwerpen die onder software-ingenieurs fellere discussies opleveren dan de vraag of software octrooieerbaar moet zijn. Dat geldt vooral in Europa, waar het Europees Octrooiverdrag van 1978 (EOV) octrooien op ‘computerprogramma's als zodanig’ uitdrukkelijk verbiedt.

Arnoud Engelfriet

Mr. ir. Arnoud Engelfriet is ict-jurist, gespecialiseerd in internetrecht. Hij is algemeen directeur bij juridisch adviesbureau ICTRecht en al jaren actief op Tweakers.

Waar onder het Europese octrooirecht strenge eisen gelden ten aanzien van het technisch karakter en de inventiviteit van een uitvinding, kan in de VS overdwars schommelen al worden gepatenteerd. De opvatting daarachter is weliswaar achterhaald sinds de Alice-uitspraak van het Supreme Court, maar het idee dat in de VS veel meer mogelijk is, blijft hardnekkig.

Wat precies een software-octrooi is, blijft een lastige vraag. Velen hebben geprobeerd tot definities te komen, maar omdat het debat rond software-octrooien niet zuiver juridisch is, is dit buitengewoon moeilijk. Zo spreken voorstanders van software-octrooien graag van ‘computer-geïmplementeerde uitvindingen’ om te benadrukken dat software slechts een implementatiedetail is en het uiteindelijk om de uitvinding als zodanig gaat. Tegenstanders classificeren ieder octrooi dat ergens een algoritme of computerprogramma noemt vaak al als een software-octrooi. Pragmatisch kun je spreken van een software-octrooi wanneer de uitvinding voor een belangrijk deel leunt op software of de facto met standaard hardware wordt gerealiseerd. Als je onderzoek leest over softwarepatenten, werken ze meestal met sets trefwoorden en/of geselecteerde octrooiklassen.

Software patent octrooi Getty grinvalds
Afbeelding: Getty / grinvalds

Statutory subject matter

De Amerikaanse octrooiwetgeving uit 1952 definieert (in 35 USC 101) vier categorieën zaken die voor octrooi in aanmerking komen: een proces, een machine, een product en een voortbrengsel. Alleen als een octrooiclaim onder een van deze vier categorieën kan worden gebracht, is er sprake van statutory subject matter dat - indien het nieuw en niet voor de hand liggend is - als octrooi kan worden beschermd. Men kent daarbij geen expliciet techniekcriterium: “anything under the sun that is made by man” is in beginsel vatbaar voor octrooi.

De eerste zaak waarin een uitspraak werd gedaan over de vraag of software binnen deze grens valt, was Gottschalk v. Benson (1972). In deze zaak bepaalde het Supreme Court dat software niet octrooieerbaar is omdat het om niet meer gaat dan algoritmes, oftewel abstracte zaken. Vereist was dat de uitvinding een nieuw apparaat opleverde of zorgde voor een transformatie van een product of voortbrengsel in iets anders; de zogeheten “machine or transformation”-test. Deze test werd in de praktijk het handvat om uitvindingen in algemene zin te toetsen aan het criterium van statutory subject matter. Iets later bepaalde de Flook-uitspraak dat een niet voor de hand liggende fysieke implementatie van een algoritme wel voor octrooi in aanmerking kwam. Men had dan immers niet het algoritme zelf geoctrooieerd.

Rond die tijd werd ook gewerkt aan een Europees octrooi. De Europese Economische Gemeenschap bleek niet in staat om hierover tot een compromis te komen, vandaar dat Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Zwitserland en het VK besloten het apart te regelen: het Europees Octrooiverdrag (EOV) werd geboren in 1973.

Hier moest ook iets in komen te staan over software en algoritmen, maar daar kwam men eigenlijk niet uit. Dankbaar sloot men dan ook aan bij het internationale Octrooisamenwerkingsverdrag (Patent Cooperation Treaty – PCT) dat in die tijd werd opgesteld. De opstellers daarvan hadden een pragmatisch excuus: doordat het terrein van de computerprogrammering nog maar een paar decennia oud was, bestond er weinig documentatie over softwaretechnieken en innovatie. Het doel van het PCT, namelijk een snel wereldwijd onderzoek naar de haalbaarheid, zou dan niet mogelijk zijn. Daarom sloot men software uit. Bij het EOV kwam dit in de tekst te staan als “software als zodanig”, en ik heb nog steeds de schuldige niet kunnen vinden die dat heeft getypt.

Patent Cooperation Treaty deelnemende landen
Landen die deelnemen aan het Patent Cooperation Treaty

Het algoritme te boven

Het Europees Octrooibureau, dat de octrooi-aanvragen onder het EOV moest beoordelen, hield het in die tijd nog bij een rechtlijnig standpunt: “Indien de bijdrage aan de stand der techniek uitsluitend door een computerprogramma wordt geleverd, is het onderwerp niet octrooieerbaar, ongeacht de wijze waarop het in de conclusie gepresenteerd wordt.” Er moest echt een hardwarematige verbetering in zitten. Dat sloot aardig aan bij de Amerikaanse beoordeling, de zogeheten Freeman-Walter-Abele-toets. Kort gezegd kwam deze toets erop neer dat men eerst moet kijken of de claim iets abstracts benoemt, zoals een wiskundig algoritme. Als dat zo is, is de volgende vraag of men het algoritme als zodanig te boven gaat en de claim beperkt tot een concrete, praktische toepassing in een proces of fysiek, concreet apparaat. In dat geval is de uitvinding niet slechts het abstracte algoritme maar een concreet statutory process of machine.

Een kleine tien jaar later bleek er toch enige ruimte te zijn voor uitvindingen waarin software een rol speelt. In Amerika bepaalde het Supreme Court in de Diamond v. Diehr-uitspraak (1981) dat een uitvinding ook octrooieerbaar kon zijn wanneer software daar een belangrijk deel van vormde. In deze zaak ging het om een proces voor het uitharden van rubber, waarbij een (op zich bekende) formule werd gebruikt om het beste tijdstip te kiezen om het proces te beëindigen. Deze formule vereiste echter een regelmatige controle van de temperatuur van het rubber, hetgeen volgens de uitvinding werd gerealiseerd door in het uithardvat een aantal sensoren op te nemen. Een computer berekende na elke sensormeting of aan de formule was voldaan.

Enkele jaren later volgde het EOB dezelfde route: men besloot dat het beter zou zijn het effect van de uitvinding in z'n geheel te onderzoeken. Als dat effect een technologische vooruitgang vertegenwoordigde, zou de uitvinding in principe octrooieerbaar zijn. Met andere woorden, het maakte niet meer uit of de uitvinding ingebouwde software was of gebruikmaakte van specifieke hardware. Wat er wel toe deed, was het resultaat: was er een ‘technisch effect’? Nu konden software-innovaties geoctrooieerd worden, mits zij deel uitmaakten van een concreet apparaat, bijvoorbeeld een mobiele telefoon, dat van de innovatie profiteerde. Niet gek dus dat in die tijd de gepatenteerde standaarden voor gsm en mpeg opkwamen.

Aankleden met hardware

In de jaren negentig veranderde er veel. Het Federale Beroepshof versoepelde de grenzen voor software fors door te bepalen dat software op een standaardcomputer of andere bekende hardware in beginsel octrooieerbaar was. Een jaar later werd bepaald dat een drager zoals een floppydisk voldoende specifiek was, zodat software op deze drager geoctrooieerd kon worden en dus niet enkel software geïnstalleerd op een computer, telefoon of ander apparaat. Daarmee werd het octrooieren van softwarezaken in feite onbeperkt mogelijk. Een bekende kritiek uit die tijd luidt dan ook dat de octrooieerbaarheid van een software-uitvinding meer afhing van de kwaliteit van de octrooigemachtigde dan van een echt juridisch criterium.

In die tijd werden ook de grenzen van het software-auteursrecht getrokken. In Apple vs. Microsoft (1994) kreeg Apple te horen dat het geen auteursrecht kon claimen op concepten als titelbalken op vensters, iconen voor bestanden en mappen, of een prullenbak voor zaken die verwijderd moesten worden. Kort daarna werd in Lotus vs. Borland (1996) bepaald dat de look and feel van een spreadsheetprogramma eveneens niet auteursrechtelijk beschermd kon worden. Hiermee waren voor bedrijven de mogelijkheden flink beperkt om middels auteursrecht imitatie van hun software tegen te gaan. Het lijkt erop dat deze bedrijven vervolgens op zoek gingen naar alternatieven en uitkwamen bij het octrooirecht, wat mede zou verklaren waarom het octrooieren van software in die tijd sterk toenam.

Macintosh system 6.0.8
Macintosh System 6.0.8, bron: Wikimedia, Warren

Tijd voor e-commerce-octrooien

De State Street Bank-uitspraak gooide in 1998 alle remmen los. Niet langer was het nodig een “machine or transformation” te laten zien; voldoen aan het criterium van ‘useful, concrete and tangible’ was voldoende. Zodra een algoritme een uitkomst opleverde die betekenis had in de ‘echte wereld’ - zoals een totaalprijs of de waarde van een aandelenportfolio - kon al gesproken worden van een dergelijk ‘useful, concrete and tangible’ resultaat. En passant merkte het Hof tevens op dat men de ‘ill-conceived’ gedachte dat business methods niet octrooieerbaar zijn bij dezen ten grave droeg. En dat had men misschien niet moeten zeggen.

De uitspraak kwam precies op het goede moment voor de internet-boom, een explosie van nieuwe en innoverende internetdiensten op zoek naar marktaandeel en investeerders. Al deze innovaties waren nieuw en gebruikten software om tot iets concreets te komen, zodat zij onder State Street Bank in beginsel stuk voor stuk voor octrooi in aanmerking kwamen. Daarbij wreekte zich de afwezigheid van de benodigde databases met moderne techniek om hun nieuwheid te toetsen, plus het maximum van zo'n acht uur voor het onderzoeken en beoordelen van een octrooi-aanvraag dat het Uspto zichzelf had opgelegd. De kwaliteit van deze octrooien was dan ook berucht laag. Toch werden veel van deze octrooien in de rechtbank gehandhaafd en actief afgedwongen, waarmee voor velen werd bewezen dat software-octrooien een substantiële bedreiging vormden voor innovatie op het gebied van software.

Ook in Europa werd er stevig op gehamerd dat men meer ruimte wilde voor octrooien op software. Met name IBM, dat in Amerika al jaren een van de grootste portfolio’s op dit gebied had, deed zijn uiterste best. Dit culmineerde in 1998 in twee besluiten van het EOB. Leeswaarschuwing: juridische hoofdpijn. De redenering was dat de uitsluiting van ‘software als zodanig’ gericht was op het voorkomen van octrooien op niet-technische items (omdat het in het EOV was opgenomen in de lijst van niet-technische items), zodat octrooien op software mogelijk waren, mits de software op de een of andere manier een specifiek technisch resultaat opleverde. Bovendien konden die octrooien worden verkregen voor de software zelf, aangezien ‘technische software’ geen ‘software als zodanig’ was, zelfs niet als zij losgekoppeld was van concrete apparaten zoals telefoons of televisies.

Raar, maar of het stand zou houden bij de rechter bleef de vraag. In Europa gold namelijk de regel dat ieder land zijn eigen jurisprudentie en toetsingskader voor octrooien heeft, ook als het EOB het octrooi heeft toegewezen. Met name in Duitsland waren de regels streng. Die gekke IBM-jurisprudentie was daar lijnrecht mee in strijd, maar omdat rechters winnen van octrooiverleners zou dit geen probleem moeten zijn.

IBM patenten 1982 2010
Vanaf de jaren tachtig tot 2010 groeide het patentportfolio van IBM flink. Bron: IBM

Het Europese softwarepatent

In 2002 kwam de Europese Commissie echter plotseling met een voorstel voor een richtlijn die moest vaststellen wanneer ‘in computers geïmplementeerde uitvindingen’ octrooieerbaar zouden zijn. Nogal een verrassing, omdat de Europese Gemeenschap al bijna zolang zij bestond had geworsteld met het octrooirecht. Het EOV was immers geboren uit het ruim dertig jaar durende onvermogen van de Gemeenschap om tot overeenstemming te komen over één Europees octrooi. Het was dan ook op z'n minst opmerkelijk dat de Commissie, die het zelfs niet eens kon worden over de meest fundamentele principes, met een richtlijn kwam om een obscuur gedeelte van het octrooirecht te regelen.

Nog opmerkelijker was de inhoud van het voorstel voor deze richtlijn. De Commissie stelde voor de interpretatie van 1998 van het EOB van ‘software als zodanig’ in regels vast te leggen en zo elke lidstaat van de Gemeenschap te dwingen een interpretatie van het octrooirecht te accepteren die zelfs bij het EOB en in de industrie controversieel was, en die bovendien in verschillende lidstaten in strijd was met de jurisprudentie.

Dat gaf de nodige ophef. De Europese software-industrie had tientallen jaren succesvol kunnen opereren zonder octrooibescherming, zo voerde zij aan. Veel van deze bedrijven waren mkb'ers die niet over voldoende middelen beschikten om octrooien aan te vragen of octrooihouders de royalty's te betalen waar ze voor vreesden. Wetenschappers voerden aan dat het economisch effect van octrooien op software niet bekend was. Het onderwerp raakte vooral een gevoelige snaar bij de opensource-beweging, die was opgericht in de overtuiging dat software voor iedereen vrij te gebruiken moest zijn en dat intellectuele eigendomsrechten die deze vrijheid beperkten, moesten worden uitgebannen. Deze beweging van gewone mensen was in de afgelopen decennia snel op stoom gekomen en had een deel van de beste software geproduceerd die nu in gebruik is, allemaal gratis beschikbaar en met onbeperkte gebruiksrechten.

Foundation for a free information infrastructureZo begon een nog nooit eerder vertoonde intensieve lobby van gewone mensen. De meeste tegenstanders organiseerden zich rondom de zogenoemde Foundation for a Free Information Infrastructure (FFII), een Duitse non-profitorganisatie die enorme hoeveelheden documentatie, juridische argumenten, gespreksonderwerpen en promotiemateriaal voor software-ingenieurs beschikbaar stelde.

Deze beweging boekte een geweldig eerste succes: op 24 september 2003 overtuigde zij het Europese Parlement ervan dat de richtlijn op z'n kop moest worden gezet. Elke uitvinding waaraan gegevensverwerking te pas was gekomen, zou nu worden uitgesloten van octrooieerbaarheid, ongeacht het technologische karakter ervan. Bovendien zouden octrooi-aanvragen voor softwaregerelateerde uitvindingen een volledige implementatie van de uitvinding in sourcecodevorm moeten bevatten, die gratis in licentie zou moeten worden gegeven zodra het octrooi zou aflopen. Er was ook een algemene regel om te voorkomen dat octrooien werden gebruikt om een einde te maken aan de interoperabiliteit tussen computersystemen.

Dit leidde tot protesten van veel Europese octrooihouders, die vreesden dat zo'n twee derde van hun octrooiportefeuille plotseling ongeldig zou worden door die benadering. Gegevensverwerking en interoperabiliteit zijn extreem fundamentele concepten en als die niet door octrooien gedekt kunnen worden, kunnen er net zo goed helemaal geen octrooien zijn. Bovendien keerde het voorstel ook de ‘technisch effect’-leer om, die sinds medio jaren tachtig gold. Innovaties in mobiele telefoons of telefonie, die tegenwoordig bijna volledig vertrouwen op software voor nieuwe features, zouden hun geoctrooieerde status verliezen.

Geen bananenunie

De Europese wetgevingsprocedure is uitermate complex. De Commissie kan richtlijnen voorstellen die van de lidstaten vereisen dat zij hun nationale wetgeving daar op een bepaalde manier op afstemmen. Dergelijke voorstellen moeten worden goedgekeurd door het Parlement en de Raad van Ministers voordat zij van kracht worden. Iedereen richtte zich nu dus tot de Raad van Ministers en nu was het de industrie die een punt scoorde: lobbyisten slaagden erin de Raad ervan te overtuigen dat zij een compromisversie van de richtlijn moesten opstellen die in wezen alle wijzigingen van het Parlement terugdraaide en weer voorzag in octrooien op ‘technische software’.

FFII bananen europese unieHet lobbywerk achter de schermen en geruchten over schaduwafspraken bewogen de FFII-aanhangers ertoe naar een protestbijeenkomst in Brussel te komen met posters met de tekst ‘Geen bananenunie, geen software-octrooien!’, uiteraard met gratis bananen. Het debat en het lobbywerk werd vervolgens gericht op het Europees Parlement, dat nu aan zet was: het compromis van de Raad aanvaarden, nieuwe wijzigingen voorstellen of de richtlijn verwerpen? Het verder lobbyen vanaf beide zijden resulteerde in verschillende inefficiënte voorstellen, e-mailbombardementen aan parlementsleden, wederzijdse beschuldigingen van ondemocratische achterkamerdeals, nationale parlementen die publiekelijk de strijd aanbonden met hun ministers, en ruim 60.000 Google-hits voor ‘software patent’, de meeste erg negatief.

Op 6 juli 2005 besloot het Europees Parlement dat het er genoeg van had en verwees het de hele zaak naar de schroothoop, met 648 stemmen vóór, van de 729 stemmen in totaal. Beide partijen beschouwden het besluit als een overwinning. FFII en collega’s hadden ‘Europese software-octrooien voorkomen’ en voorstanders van het octrooi waren blij dat er geen octrooi-onvriendelijke regels waren gekomen. Ondertussen ging het EOB gewoon door, maar omdat minder dan 0,1 procent van alle octrooien ooit tot rechtszaken kwam, waren er - althans voor juristen - in de praktijk geen noemenswaardige veranderingen.

Alice, of het afschieten van software-octrooien

Dat wil niet zeggen dat alles bij het oude bleef. In de vijftien jaar na State Street Bank nam de kritiek op de octrooiverleningspraktijk van het Uspto steeds meer toe. Software-octrooien zouden (ondanks vele extra prior art-databanken en ingehuurde examiners) veel te makkelijk worden toegekend, een te brede scope kennen en de industrie alleen maar hinderen. Zo worden verleningspercentages van meer dan 80 procent genoemd (dat is driemaal zo hoog als in Europa), tegen zo’n 54 procent in het algemeen. Het ligt voor de hand dat zulke aantallen wel tot slechte kwaliteit octrooien moeten leiden.

Ook van belang was het fenomeen van de octrooitrol. Een octrooitrol is een bedrijf dat niet zelf een uitvinding op de markt brengt en zichzelf beschermt met een octrooi, maar als enige bedrijfsactiviteit het uitoefenen van zijn octrooien tegen derden heeft. Vaak zijn deze octrooien, of de claims jegens derden die men daarmee legt, van dubieuze waarde. De meeste bedrijven schikken echter toch, omdat octrooiprocedures in de VS tot de duurste ter wereld behoren en vele jaren kunnen duren. Bovendien kennen zij in beginsel geen proceskostenveroordeling voor de verliezende partij, zodat een bedrijf zelfs bij een overwinning meer kosten kwijt kan zijn dan het door de trol geëiste schikkingsbedrag.

De druk om iets te doen aan softwarepatenten leidde begin jaren tien tot een aantal rechtszaken die tot aan het Supreme Court werden uitgevochten. Na twee uitspraken die geen duidelijke lijn formuleerden, kwam het hoogste Amerikaanse gerechtshof in 2014 eindelijk met de gewenste harde streep. De uitvinding in deze zaak betrof een procedure om betalingen in het handelsverkeer efficiënter en betrouwbaarder te maken door inzet van een escrow-agent. Inzet van een dergelijke agent (zoals een notaris) is natuurlijk al lang bekend, maar volgens eiser Alice Corporation was de door hem geclaimde computerimplementatie statutory, nieuw en niet voor de hand liggend. De interesse voor de zaak was groot. Nadat de zaak door het Supreme Court was aangenomen, volgden tientallen amicus curiae-petities met diverse betogen waarom dit octrooi ongeldig zou moeten worden verklaard.

Het Supreme Court formuleerde een framework voor octrooieerbaarheid. Allereerst: bevat de claim een abstract idee, algoritme of ander generiek principe? Ten tweede: voegt de claim ‘something extra' toe dat als ‘inventive concept' kan worden gekwalificeerd? Hierbij geldt expliciet dat enkel de toevoeging van een generieke computerimplementatie niet genoeg is, net zo min als een beperking tot een specifiek toepassingsgebied.

Alice heeft geleid tot een ware kaalslag in het softwarepatentgebied. Diverse onderzoeken laten zien dat het aantal dossiers met afwijzingen met een Alice-bezwaar van gemiddeld zo’n 30 procent naar meer dan 85 procent is gestegen. Het aantal verleende octrooien in deze vakgebieden is overeenkomstig gekelderd, tot minder dan 10 procent sinds Alice, tegen 20 tot 30 procent in de drie jaren daarvoor. In sommige deelgebieden worden zelfs vrijwel geen octrooien (<2 procent) meer verleend. Ook bij de rechter heb je echt pech: in meer dan 70 procent van alle octrooirechtszaken waarin op deze grond een octrooi werd aangevochten, werd het octrooi ook daadwerkelijk als non-statutory ongeldig verklaard. In hoger beroep gaat het zelfs om 92 procent van de zaken.

Matter of law

Een belangrijke reden voor dit grote aantal afwijzingen bij de rechter is de procedurele kant van de zaak. Onder het Amerikaans octrooirecht wordt de geldigheid van een octrooi gezien als een matter of fact en derhalve iets voor de jury om te beslissen. Dit is een langdurig en onzeker proces, omdat de jury gewoonlijk weinig kaas heeft gegeten van de techniek en dus moeilijk kan inschatten of een uitvinding iets innovatiefs is ten opzichte van de stand der techniek. Dit is echter anders bij de vraag of een octrooi statutory subject matter betreft. Dit is een matter of law en dus door de rechter zelf te beslissen. Deze beslissing kan al in een (veel) vroeger stadium worden genomen, meer specifiek voordat de kostbare, langdurige en complexe discovery-procedure gevoerd gaat worden die veel partijen afschrikt en doet afzien van een octrooiprocedure. Wie vóór Alice in een octrooiprocedure werd betrokken, moest kiezen tussen een langdurige en kostbare procedure of een schikking. Wie dat ná Alice overkomt, kan kiezen voor de snelle en relatief goedkope tegenaanval op statutory-gronden. Gespeculeerd wordt dan ook al dat Alice een gevoelige slag is voor octrooitrollen, hoewel de cijfers een jaar na Alice lijken te suggereren dat niet elke trol zo makkelijk van tafel is te krijgen.

Een inhoudelijke reden voor het succes van deze tegenaanval is het feit dat veel software-octrooien in de praktijk niet veel meer zijn dan een abstract idee waarbij niet nader gespecificeerde software een generieke implementatie daarvan vormt. Deze praktijk is verklaarbaar door de eerdere jurisprudentie van rechtbanken en het beroepshof, die immers niet veel meer eiste dan een koppeling met hardware (‘een computer voorzien van een opslagmedium met instructies voor het uitvoeren van algoritme X’) en zelden tot nooit ter discussie stelde of het resultaat wel useful, concrete and tangible was - dat was onder State Street Bank immers vrijwel altijd wel het geval. Maar wie zijn aanvraag opstelde conform deze ervaringsregels, zag zijn octrooi (of aanvraag) reddeloos verloren gaan onder de Alice-criteria.

Ondertussen in Europa

Het EOB ging gewoon door, schreef ik daarstraks. Dat zat de octrooi-onderzoekers niet lekker, maar het duurde enkele jaren voordat de benodigde botte bijlen werden ontwikkeld om van de toestroom van software-octrooien-Amerikaanse-stijl af te komen. Het criterium van de ‘inventieve stap’ werd aanzienlijk verscherpt, waardoor de meeste aanvragen voor software- of e-commerce-octrooien gemakkelijk konden worden geweigerd. Hoewel er nog steeds slechte octrooien worden verleend, is het aantal aanzienlijk lager dan begin deze eeuw. Met deze uitspraken lopen Europa en de VS in ieder geval niet erg meer uit de pas.

In de verschillende Europese landen loopt de situatie nogal uiteen. In een paar landen, waaronder met name Duitsland, wordt de EOB-interpretatie door de rechtbanken als rechtsgeldig erkend. De Britse rechtbanken hebben echter voor een andere interpretatie gekozen. De meeste andere landen hebben het onderwerp nog helemaal niet bij de hand gehad, dus niemand weet hoe Europese octrooien op software-uitvindingen daar zullen worden behandeld. Ondertussen zal geen enkele politicus in de nabije toekomst zijn vingers aan het onderwerp willen branden. Wil je weten waarom? Ga dan eens bij je developers langs en vraag hen: ‘Wij zijn voorstander van software-octrooien. Wat vind jij daarvan?'

Bannerfoto: Bubushonok / Getty Images

Reacties (27)

Sorteer op:

Weergave:

Mijn mening:

Octrooien horen een maatschappelijk belang te dienen. Bijvoorbeeld het aanmoedigen van vermarktbare uitvindingen. Wanneer een bepaald type octrooien geen positief maatschappelijk belang dienen, hoort de wetgever deze niet te ondersteunen in de vorm van wetten.

Dat hoort zo te zijn voor alle soorten octrooien. Ook voor niet-software octrooien. Ik vind ook dat het aan de indiener van het octrooi is om te bewijzen dat er een maatschappelijk belang is voor het ingediende octrooi om een octrooi te zijn. Men kan aan de hand van specifieke timesheets en het daarbij horende personeelssalaris, plus correspondentie over het onderwerp aantonen dat er R&D investeringen gemaakt zijn door die mensen voor de uitvinding. En dat die R&D investeringen niet zouden gemaakt zijn zonder zicht op een octrooi. Maar het is aan de aanvrager om dat maatschappelijk belang te bewijzen.

Bv. zou Apple dus moeten aantonen dat haar investeringen in na te denken over horizontale scrollbars het waard zijn om de gehele rest van de samenleving uit te sluiten horizontale scrollbars te gebruiken. Wetende dat Plantin-Moretus in hun drukkerij in de 15de eeuw al gelijkaardige marges en blokjes gebruikte om zaken op en neer te schuiven. En dat ook in software al vele tientallen jaren voor Apple er mee af kwam gelijkaardige scrollbars bestonden. Misschien moeten de Apple-softwarepatent-fanbois maar eens in het museum in Antwerpen gaan kijken anders. Dan hebben ze meteen ook door dat vrijwel alle patenten op zaken in fonts ook in de onzinnig gepatendeerde vuilbak op hun desktop kunnen.
Interessant idee, maar waarschijnlijk in de praktijk onhaalbaar. Dat zou dan echt een extra rompslomp betekenen voor zowel de aanvrager als het octrooibureau. Wie gaat dat allemaal nakijken? In de praktijk zal dit waarschijnlijk betekenen dat het aanvragen van een octrooi nog veel duurder wordt, wat het dan weer moeilijker maakt voor kleine uitvinders/startups/MKB om octrooi aan te vragen, terwijl de grote bedrijven er waarschijnlijk minder moeite mee hebben.

Het is natuurlijk zo dat het octrooisysteem niet perfect is, er moet heel de tijd een balans gevonden: als je het erg moeilijk of onmogelijk maakt om octrooi te verkrijgen op inventieve techniek, dan kan dat betekenen dat het veel interessanter wordt om na te maken dan zelf te innoveren. Langs de andere kant, als je het te gemakkelijk maakt om octrooi te verkrijgen, dan wordt het nog erg moeilijk om als nieuwe speler een markt te betreden. Daarom dat er een aantal safeguards in het systeem zitten, zoals de oplopende jaartaksen, de beperkte levensduur van een octrooi, en de verplichting om je uitvinding publiek te maken.

Dat betekent inderdaad dat je bij aanvraag niet moet aantonen dat je geïnvesteerd hebt in de uitvinding. Reken echter maar eens uit wat het kost om een octrooi in stand te houden voor de volle levensduur (20 jaar) in een aantal landen. Het doet octrooihouders echt wel even nadenken of ze hun octrooi nog wel in stand willen houden. In die zin is er wel een relatie tussen het instandhouden van het monopolie en de inkomsten die het oplevert (ook een maatstaaf voor de maatschappelijke relevantie).

Over dat Apple octrooi: gaat dat over US8223134B1? Want wat daarin beschreven lijkt te staan is een contextuele scrollbar die dynamisch verkleint/vergroot gebaseerd op de content die op een (aanrakingsgevoelig) scherm wordt getoond om zo de real-estate van het scherm te maximaliseren (als ik het zo snel lees). De vroegste prioriteitsdatum (= datum waarop de stand van techniek wordt geëvalueerd) is in 2007. Geen idee of dat toen al zo wijdverspreid was, maar ten minste de octrooibureaus in de US, EU en China denken van niet (en die hebben allen hun eigen nieuwheid/inventiviteitscriterium). De drukkerij die je als voorbeeld geeft is niet echt super relevant gezien het probleem zich enkel stelt bij touchscreens met beperkte screen real-estate. Het lijkt mij straf als de drukkers van Plantin-Moretus daar al aan gedacht zouden hebben :) Het monopolie dat Apple daarvoor krijgt is dan ook beperkt tot die toepassing. Hoewel dat vervelend is voor andere smartphone-bouwers, hebben die er zeker ook die Apple pijn (kunnen) doen.
Over dat Apple octrooi: gaat dat over US8223134B1?
Ik heb dat patent even cursief doorgenomen. Noot dat cursieve fonts ook werden bedacht en ontwikkeld door de font-makers die voor Plantin-Moretus werkten. En ik vind net wel en nu nog meer dat wat Plantin-Moretus en andere drukkers bedacht hadden met de marge blokjes, e.d., helemaal van toepassing is op wat vandaag de dag een touchscreen genoemd wordt, en net niet wat een desktop die bediend wordt met een muis is.

Als je ziet hoe een pagina in de 15de eeuw opgebouwd werd door drukkers, dan zie je dat ze rechtstreeks met hun vingers werkten op een soort van tablet waarin marge blokjes gelegd werden. En dit zowel horizontaal als verticaal. En dat men het document binnenin die marge blokjes kon schuiven met hun vingers langs de marge blokjes. Om zo het document goed gealigneerd te krijgen. De schermafdrukken die in het patent gebruikt worden lijken zelfs heel erg op wat je in dat museum zal terugvinden. Inclusief lijnen om kaders te vormen, inspringingen, marges, iconen en tekeningen zelfs (die mogelijkheid voor tekeningen was immers waarom wetenschappers zo graag met de drukkerij van Plantin-Moretus werkte - en waarom er ook bv. de atlas werd uitgevonden).

Laat dat precies en exact zijn wat US8223134B1 beschrijft. Enkel voegen zij er allemaal irrelevante dingen aan toe zoals het het elektronisch is. So what? Wat maakt het in de patentwetgeving uit dat iets elektronisch is of niet? Volgens mij maakt dat dus nu net niet uit. Het tablet waarmee de drukkers werkten zou ook een "touchscreen" genoemd kunnen worden. Je raakt het aan met je vingers. En het is een scherm. Een touchscreen dus.
Hoewel dat vervelend is voor andere smartphone-bouwers, hebben die er zeker ook die Apple pijn (kunnen) doen.
Patent-oorlogen is nu net waar iedereen van af wil.
Wat maakt het in de patentwetgeving uit dat iets elektronisch is of niet? Volgens mij maakt dat dus nu net niet uit.
Mja, de octrooiwetten zijn het daar niet met jou eens (of toch zeker de huidige toepassing van die wetten niet). In Europa bijvoorbeeld wordt de dichtstbijzijnde stand van de techniek gehaald uit het techniekveld van de uitvinding. In dit geval zal dat dus een smartphone zijn geweest, of een touchscreen dat die scrollbar niet heeft, of iets dergelijk. Daarna wordt er gekeken of er een ander document een oplossing beschrijft voor een probleem dat zich stelt met die dichtstbijzijnde stand van de techniek (er is blijkbaar een probleem met scrollen + screen real-estate, of dat haal ik er toch uit). Als de combinatie van de dichtstbijzijnde stand van de techniek + dat document niet voor de hand ligt, dan is de uitvinding inventief. Dus ja, jij kan wel zeggen dat het concept op die drukkerstafels hetzelfde is als de scrollbars in de schermen van Apple, en daar heb je wel een punt, maar het is zo dat de octrooiwet die combinatie niet zal zien als voor de hand liggend. Het is niet omdat je leentjebuur gaat spelen bij een ander veld van de techniek dat het ineens niet meer octrooieerbaar is. Wat jij voorstelt is een veel strengere toets voor inventiviteit. Het kan goed zijn dat daar voordelen aan zijn, maar momenteel moet een "skilled person" n het technologieveld echt in staat zijn om routinematig twee documenten te combineren voordat een uitvinding niet inventief is.
Patent-oorlogen is nu net waar iedereen van af wil.
Ik heb nooit gezegd dat dat tot patentoorlogen leidt. Je zou zelfs kunnen redeneren dat twee spelers met eenzelfde grote "patentstapel" minder geneigd zijn om elkaar te gaan aanvallen. Het leidt waarschijnlijk eerder tot kruislicenties, iets dat erg aangemoedigd wordt in het octrooisysteem... En de meest innovatieve partij beloond. Het laat ook toe voor kleine spelers om een klein veldje intellectueel eigendom af te bakenen en zo mee in de markt te komen om te concurreren met de grote jongens. En waarom willen we exact van patentoorlogen af? Omdat het slecht is voor de consument? Of is er een andere reden?
Ik zie zelf niet het hele onderscheid dat gemaakt zou moeten worden tussen software en hardware patenten. Wat is het fundamentele verschil tussen die twee? Gezien je ook genoeg zaken, zoals letterlijk elk algorithme, in zowel software als hardware kan implementeren. Sterker nog, als je veel van die dingen in hardware implementeert zou je dat doen middels een HDL, een hardware description language, zoals VHDL/Verlog. En die lijken gewoon behoorlijk veel weer op programmeertalen. (Ja natuurlijk, niet hetzelfde, maar je kan wel gewoon ook een if-then-else statement maken bijvoorbeeld).

Als ik bijvoorbeeld een briljant nieuw sorteer-algorithme bedenk. Dan zou het niet patenteerbaar moeten zijn bij een software implementatie, maar wel bij een hardware implementatie. Waarom? Ik zie echt niet waarom dit onderscheid gemaakt moet worden. (En ik zit zelf in de hardware hoek).

Vind ik dan dat alles maar gepatenteerd moet worden? Nee absoluut niet! Ik vind dat er veel te veel triviale zaken worden gepatenteerd, dingen die echt niks bijzonders zijn. Maar zoals ik net schreef, ik zit in de hardware hoek, dus daar zie ik heel veel patenten al langs komen die wat mij betreft echt niet patent waardig zijn. En je kan je ook afvragen of 25 jaar ofzo nog wel realistische tijden voor patenten zijn. Voor sommige misschien wel, in de software, maar ook bijvoorbeeld in de chip industrie, is 25 jaar een eeuwigheid. En dat kan nog heel veel langer opgerekt te worden door steeds maar weer triviale verbeteringen er bovenop te patenteren.
Ik zie zelf niet het hele onderscheid dat gemaakt zou moeten worden tussen software en hardware patenten.
Probleem met de software-patenten is dat er niets "vrijgegeven" wordt; en bijvoorbeeld bij hardware-patenten van Qualcomm of Huawei over 5G gebeurt dat wel.

Zelf deed ik mee aan het "mail-bombardement" van parlementariërs tussen 2003 en 2005. Toen had ik me er destijds in verdiept. Grappig: In 2006 (!) al gaf Arnoud Engelfriet een lezing over software-patenten, daar zat ik bij. Dus nadien, en ook door alle discussie op Tweakers natuuriljk, heb ik een hoop software-patenten doorgelezen. Veel van Microsoft, maar ook een hele sloot van Apple en andere veroordeelde monopolist-boefjes.

Het gemiddelde software-patent beschrijft "Een methode die ervoor zorgt dat ..... bereikt wordt".

Dus bijvoorbeeld, een methode dat als je aan het eind van je content bent en toch nog verder wil scrollen, er dan een soort elastiek-effect ervoor zorgt dat je niet verder komt, maar terugstuitert.

U zit in de hardware, dus als u het moest programmeren, dacht u waarschijnlijk aan de harmonische trilling, waarbij de kracht om de content terug te duwen gelijk is aan de "uitslag" (hoever de content al weggeduwd is) maal een constante; F=-c .u.
Mogelijk ook nog "hoe hard" iemand voorbij het einde van de content wil scrollen als impuls gebruiken als parameter voor het elastisch effect. En voorbij een bepaalde drempel, als je als gebruiker echt te ver scrolt, dan wordt je input gewoon genegeerd.

Maar daar gaat het dus fout: Alle softtwarepatenten die ik gelezen heb, en dat zijn er tientallen, geven dus niet de implementatie! Er wordt alleen maar beschreven "Een methode om te .....", en hoe die methode wordt uitgewerkt, wordt altijd in het midden gelaten.

Stel, ik schrijf een patent op:
"Een methode om een quantum-computer met 40 quibts te maken, bestaande uit:
Een methode om een qubit stabiel te houden,
de genoemde methode waarbij gebruik wordt gemaakt van koeling,
de genoemde methode waarbij de koeling wordt bereikt met supergeleiding,
de genoemde methode waarbij ook nog de bit middels supergeleiding kan worden uitgelezen"
, en nog 15 claims.

Maar vervolgens beschrijf ik niet hoe ik de bit wil uitlezen, hoe ik hem supergekoeld ga houden, bij welke temperatuur het wel of niet werkt, welk materiaal ik voor de supergeleiders gebruik, vorm en grootte van de bewaarplek van de quibit, of hoe ik de qubit überhaupt wil 'aanmaken'.

Dan heb ik natuurlijk een bagger-patent van jewelste wat iedere basisscholier kan indienen. Waarin geen enkel "bedrijfsgeheim vrijgegeven wordt", maar alleen een abstract idee: Pure vuilnisbelt-vulling.

Het onderscheid tussen soft / hardwarepatent wordt dus niet gemaakt door de wetgever, maar door de indieners van de softwarepatenten-rotzooi. En die patentafval-soep is dusdanig wereld-dekkend dat wat je ook aan nieuwe software maakt, je bijna altijd wel met minstens een voet in die stinksoep staat.

En waarom wordt er nooit beschreven hoe zo'n rubberband-patent werkt? Dat moet in pseudo-code, en die valt onder copyright, niet patent. In Duitsland bijvoolbeeld is het zo, dat als je software broncode pakt en een klein beetje anders opschrijft, je nog steeds inbreuk maakt op het copyright.

Qua hardware-patenten, bijvoolbeeld de 5G patenten van Qualcomm of Huawei: Daarin staat vaak heel specifiek uitgelegd met welke frequenties, modulatie-schema's, afstanden tussen de antennes, materiaal voor de antennes en precies met welke algorithmes er een werkende versie van 5G "na te maken" is.

Ed - Als voorbeeld voor vuilnisbelt vulling, hier het Apple-patent. Lees de claims en tel het aantal getallen / formules.
Hier het patent voor het meest winstgevende medicijn ooit (> $ 5 mrd per jaar), tel daarin maar eens het aantal temperaturen, concentraties en amino-molecuul sequensen; en dat is slechts 1 van de 15 patenten die dit medicijn beschrijven. Dan is het snel duidelijk wat het verschil is.

[Reactie gewijzigd door kidde op 24 juli 2024 12:19]

Ik begrijp de verontwaardiging, maar nawerkbaarheid is weldegelijk een vereiste van elk octrooi - ook van software. Nu, er kan gedebatteerd worden over wat dat betekent, maar wat vaststaat is dat het niet over de nawerkbaarheid van de claims gaat, maar van de hele disclosure van het octrooi. Er moet dus ook naar de beschrijving gekeken worden. Dat octrooi dat je linkt is 64 pagina's lang en bevat o.a. 17 figuren. Ik heb het nu niet in detail bekeken, maar in principe moet daar dus voldoende informatie instaan voor de vakman om zo'n interface te bouwen. Normaal gezien gebeurt er tijdens de verleningsprocedure een check of er voldoende informatie is voor de vakman. Daarna is dat nog altijd een grond voor invaliditeit. Dat is trouwens ook zo voor mechanische uitvindingen en het komt zeker voor dat verleende octrooien op mechanische uitvindingen later niet-geldig worden verklaard door de oppositiedivisie of een nationale rechtbank op grond van niet-nawerkbaarheid. Ook voor software-octrooien geldt dat natuurlijk.

Het is zeker zo dat er vragen kunnen gesteld worden bij de nawerkbaarheid van software in specifieke gebieden, bijvoorbeeld AI. Als de training-dataset niet wordt vrijgegeven, is het dan echt nawerkbaar? De vraag kan dus gesteld worden welke informatie er nodig is om een software-octrooi nawerkbaar te maken. Ik ben van mening dat een bedrijf verplicht zou moeten worden hun training-dataset toegankelijk te maken als die nodig is om de uitvinding na te werken. Vergelijk het met het depositen van biologisch materiaal bij bepaalde biotech uitvindingen. Maar blijkbaar zijn we zo ver nog niet, aanvragers geven dit natuurlijk ook niet graag vrij...
Het onderscheid tussen soft / hardwarepatent wordt dus niet gemaakt door de wetgever, maar door de indieners van de softwarepatenten-rotzooi.
Rotzooipatenten kunnen door iedereen ingediend worden in eender welk gebied van de techniek. Het is - uiteraard - de taak van de wetgevende instantie om al dan niet octrooi te verlenen. De schuld bij de aanvragers leggen is nogal vreemd, gezien zij niet de octrooiverlenende instantie zijn. Vooral de US heeft nogal een kwalijke reputatie op dit gebied, maar daar zijn ze dus nu ook wat strenger aan het worden. In Europa hebben ze dat zo veel mogelijk willen vermijden, met wat vreemde regelgeving tot gevolg, maar mogelijk wel met het bereikte doel dat de meeste "rommel" octrooien eruit worden gehouden.
En die patentafval-soep is dusdanig wereld-dekkend dat wat je ook aan nieuwe software maakt, je bijna altijd wel met minstens een voet in die stinksoep staat.
Dat is natuurlijk weer wel een probleem. Echter kan toch ook de vraag worden gesteld waarom software dan gevrijwaard zou moeten blijven van octrooien? Het is toch ook een middel om innovaties te bekomen? Zeker nu: praktisch elk systeem dat wordt ontwikkeld heeft een belangrijke software-component. Waarom zou het niet mogelijk zijn om daar octrooibescherming voor te verkrijgen?
En waarom wordt er nooit beschreven hoe zo'n rubberband-patent werkt? Dat moet in pseudo-code, en die valt onder copyright, niet patent.
In de EU is het perfect mogelijk om bescherming te cumuleren. Om te zeggen dat copyright iets beschermt waardoor het niet meer in een patent kan komen is niet correct. Als pseudocode nodig is om een uitvinding nawerkbaar te maken, moet dat gewoon in het octrooi komen. Dat is ook perfect mogelijk... Of het in de claims moet is een heel andere zaak, maar nawerkbaarheid van claims is gewoon geen vereiste in het octrooirecht.
aar wat vaststaat is dat het niet over de nawerkbaarheid van de claims gaat,
In een lezing van Pieter Hintjes (FFII) leerde ik, dat 'claims' het enige is wat wettelijk afdwingbaar is, dus ook het enige dat uitmaakt. De rest is window-dressing, en kan je beter overslaan bij het lezen van software-patenten, zo zei hij destijds.
Rotzooipatenten kunnen door iedereen ingediend worden in eender welk gebied van de techniek.
Dat is het probleem: Het gebeurt vooral bij software.
Om te zeggen dat copyright iets beschermt waardoor het niet meer in een patent kan komen is niet correct. Als pseudocode nodig is om een uitvinding nawerkbaar te maken, moet dat gewoon in het octrooi komen
Nogmaals: Gebeurt nooit. Tientallen gelezen, nog nooit pseudo-code gezien in de claims. Zoals gesteld, vergelijk het met het genoemde medicijn-patent, waarin de claims volstaan met de specifieke implementatie. Of eender welk 5G patent.

Dat is het probleem: Theorietisch utopisch is het allemaal heel leuk over "innovatie bekomen", in de praktijk werken de software-patenten innovatie keihard tegen. Grote bedrijven leggen grote patent-portfolio mijnenvelden (met ovierigens grotendeels onafdwingbare patenten) als kleine ontwikkelaar kan
je daar bijna niet doorheen komen.

Samsung kreeg het na een paar jaar en met een juridische afdeling van honderden patent-advocaten voor elkaar Apple's kul-patenten deels te laten invalideren. Een kleine ontwikkilaar lukt dat nooit. Er is geen gelijkheid, het systeem accumuleert bij de grote spelers giftige rotzooi om als barriere tot het toetreden van nieuwe spelers te dienen.
In een lezing van Pieter Hintjes (FFII) leerde ik, dat 'claims' het enige is wat wettelijk afdwingbaar is, dus ook het enige dat uitmaakt. De rest is window-dressing, en kan je beter overslaan bij het lezen van software-patenten, zo zei hij destijds.
Er is een groot verschil tussen "wettelijk afdwingbaar" (i.e., wat is de beschermingsomvang van mijn patent) en "nawerkbaarheid" (i.e., kan een skilled person mijn uitvinding nabouwen).

Om het bij Europa te houden:
  • Art. 69 (https://www.epo.org/law-p...html/epc/2020/e/ar69.html) zegt "The extent of the protection conferred by a European patent or a European patent application shall be determined by the claims". Er zijn nog wel wat verdere bepalingen, maar dus claims = scope of protection, grofweg.
  • Art. 83 (https://www.epo.org/law-p...html/epc/2020/e/ar83.html) zegt "The European patent application shall disclose the invention in a manner sufficiently clear and complete for it to be carried out by a person skilled in the art". Dus: het gaat hier 1) om de volledige aanvraag en 2) het feit dat die volledige aanvraag moet kunnen nagebouwd worden door de "person skilled in the art".
Dat de beschrijving puur window-dressing is, is niet waar. Het is een essentieel onderdeel van een octrooi(aanvraag) die getoetst wordt op nawerkbaarheid. Het klopt dan weer wel dat de claims voornamelijk gebruikt worden om de beschermingsomvang van het octrooi te bepalen, dat is dus belangrijk om inbreuk te bepalen. Maar beschermingsomvang != nawerkbaarheid.
Nogmaals: Gebeurt nooit. Tientallen gelezen, nog nooit pseudo-code gezien in de claims.
Kan zijn, maar weeral: pseudocode in de beschrijving komt heel vaak voor. Kijk bijvoorbeeld naar octrooien over video coding, bv dit octrooi van Microsoft dat ik gevonden heb met een snelle search op Espacenet: https://worldwide.espacen...3398A2?q=pn%3DEP2323398A2. De figuren staan vol pseudocode.
Zoals gesteld, vergelijk het met het genoemde medicijn-patent, waarin de claims volstaan met de specifieke implementatie. Of eender welk 5G patent.
Dit betwijfel ik ten zeerste. Het kan zijn dat de claims van die octrooien zo specifiek worden (om ze te onderscheiden van de prior art) dat ze erg dicht bij een specifieke uitvoeringsvorm komen. Maar zo'n Qualcomm of Huawei gaan echt ook wel hun best doen om de beschermingsomvang van hun claims zo breed mogelijk te maken en ze dus zo "vaag" mogelijk op te schrijven. Anders doen hun octrooigemachtigden hun werk niet goed.
Theorietisch utopisch is het allemaal heel leuk over "innovatie bekomen", in de praktijk werken de software-patenten innovatie keihard tegen. Grote bedrijven leggen grote patent-portfolio mijnenvelden (met ovierigens grotendeels onafdwingbare patenten) als kleine ontwikkelaar kan
je daar bijna niet doorheen komen.
In Europa betwijfel ik dit ten zeerste, maar als je daar cijfers over hebt dan hoor ik het graag. Eerlijk gezegd ken ik weinig ontwikkelaars die echt rekening (moeten) houden met octrooien. Vaak is dat omdat de toepassing waarop ze werken toch niet octrooiwaardig is. Maar inderdaad: als je bijvoorbeeld een nieuwe smartphone wil ontwikkelen (of software daarvoor) ga je wel moeten oppassen. Dat is niet anders dan in de mechanische wereld. Daarbij komt nog eens dat dat "mijnenveld" niet per se afgedwongen wordt, de vraag is nog maar wat de risico's zijn die je loopt. Maar het lijkt mij wel logisch dat, als je met iets innovatief bezig bent, je rekening moet houden met IP. Dat beperkt zich overigens niet enkel tot octrooien, maar ook modellen, merken, auteursrecht, etc. Het lijkt soms alsof mensen willen dat de digitale wereld en het internet daarvan gevrijwaard blijven, maar dat is gewoon niet houdbaar.

Wat mij ietwat verbaast is dat de positieve aspecten van octrooien voor kleine innovatieve bedrijven vaak worden vergeten. Het is perfect mogelijk een eigen octrooiportfolio op te bouwen, dus om je eigen stukje intellectueel eigendom te claimen. Dat is gewoon super waardevol voor start-ups en scale-ups. Het is bv. waardevol voor investeerders omdat het octrooi zelf verhandeld kan worden. Of als defensiemechanisme voor als een "grote jongen" achter je aankomt. Of bij acquisitie. Je kan wel roepen dat grote bedrijven kleine bedrijven de markt uitduwen, maar langs de andere kant is het systeem ook neutraal, in die zin dat iedereen evenveel kans krijgt om een stukje IP te "claimen".

Nu: wat jij beschrijft is een marktfalen waar een octrooisysteem sowieso beducht voor moet zijn. Het kan niet de bedoeling zijn dat de facto monopolies worden gecreëerd. Als dat wel het geval is, moet er iets veranderen, wat je ook ziet met het "zoeken" van de verschillende octrooiverlenende instanties wat nu de goede regels zijn in verband met software. Maar om dan te zeggen dat het hele octrooisysteem op de schop moet, of dat octrooien op software onder geen beding kunnen, is wat mij betreft wel erg kort door de bocht.
Wat mij ietwat verbaast is dat de positieve aspecten van octrooien voor kleine innovatieve bedrijven vaak worden vergeten.
In 2005 of zo kwam FFII met een midden en kleinbedrijf-alliantie, die tegen het vergroten van afdwingbaarheid van software-patenten waren, omdat het in het nadeel van die bedrijven werkt. Destijds waren het Microsoft en andere grote bedrijven, die middels miljoenenlobby een gedeelte van uw standpunt ("niet houdbaar" lees ik?), ten faveure van grote bedrijven, "projecteerden" alsof het de mening van het midden- en klein bedrijf was. En dat was dus een grof leugen; vandaar dat het MKB zich verenigde en zich hiertegen uitsprak. Er was sprake van een hoop belangen-verstrengeling, met name de Duitse Europarlementariers die gelieerd waren aan de patent-industrie; de EU-commite's zaten vol advocaten maar software-ontwikkelaars waren totaal niet vertegenwoordigd. Het geheel riekte naar zakkenvullerij door het advocaten-gilde middels clientelisme binnen het Europees parlement en zelfs de commissie (McCreevy staat me bij, had in Ierland baat bij een software-industrie van grote bedrijven).

Met die ellendige historie was al het vertrouwen van het MKB de grond in geboord dat het software-patentsysteem ooit nog in hun voordeel zal werken.

Het heeft voor mij geen enkele zin die discussie weer op te haspelen; daar heb ik al uren zat aan verkwanseld zonder dat ik zelf werkzaam ben in het vakgebied. Maar wat schetst mijn verbazing, anno 2021 is er weinig veranderd:

https://ffii.org/unified-...ting-an-economic-suicide/

[Reactie gewijzigd door kidde op 24 juli 2024 12:19]

Het verschil zit m.i. met name in het feit dat een idee in software omzetten niet meer is dan je idee opschrijven in een andere (programmeer)taal. Er is geen inventieve stap, hoogstens een creatieve waardoor je auteursrecht op de specifieke implementatie kan krijgen.

Als iets niet geïmplementeerd kan worden in software is dat - naast dat je programmeur niet voldoende skilled in the art is - omdat het hardwarematig niet mogelijk is.

Ideeën zijn expliciet uitgesloten van octrooien, het is belachelijk dat software dan octrooi waardig zou zijn.

Als je een idee voor hardware hebt is het echter niet zomaar gezegd dat je dat kan uitvoeren.
Niemand betwist dat de implementatie van een algoritme niet-inventief is - de vraag is of het algoritme zelf inventief kan zijn. Het is dus niet belachelijk dat software octrooiwaardig is als de software een inventief algoritme belichaamt. Men moet dan natuurlijk duidelijk het onderscheid maken tussen broncode (= auteursrecht) en de onderliggende algoritmiek. In die zin maakt het dus inderdaad niet uit of het in software of hardware is uitgevoerd.

Wel een dingetje: het is niet een inventieve stap die nodig is tussen idee en uitvoering. Octrooien beschermen de toepassing van ideeën op een specifiek probleem in een specifiek techniekdomein. Dus abstracte ideeën zijn niet octroieerbaar (het principe van kernsplijting bv.) maar toegepaste ideeën wel (het toepassen van kernsplijting om energie op te wekken in een kerncentrale). De eerste vraag is dus of er sprake is van toepasbare kennis - kennis die aan de vakman kan gegeven worden in een specifiek domein. Dan is de vraag of die kennis nieuw en inventief is in vergelijking met de stand van de techniek. Typisch wordt daar gekeken naar de stand van de techniek in het specifieke techniekdomein. De inventiviteitstoets gaat dus niet kijken of er een inventieve stap tussen idee en implementatie zit, maar wel of de uitvinding niet voor de hand ligt als je het vergelijkt met de stand van de techniek. Het kan daarbij trouwens zijn dat het techniekveld bijvoorbeeld data retrieval is, en dat je een algoritme hebt uitgevonden dat sneller data uit een database haalt. Dan is dat algoritme beschermd en kan je ook bescherming krijgen voor specifieke implementaties - bijvoorbeeld in software of hardware. Interessant is dat er lang is gevochten om ook die software beschermbaar te maken in Europa, maar dat lijkt mij alleen maar logisch: zoals boven jou wordt gezegd kan er toch geen verschil zijn of ik het algoritme in hardware implementeer of in software, als het hetzelfde resultaat geeft. Maar dat was dus wel lang het gebruik: hardware was patenteerbaar, software niet.

Auteursrecht voor broncode is echt iets helemaal anders. Daar gaat het om het letterlijk kopiëren van broncode of machinecode. De limieten daarvan kan je gelijk zien in de vrij recente beslissing in Google v Oracle, waar Google de Java interface in Android letterlijk heeft overgenomen en de functies erachter heeft geherimplementeerd - qua uitvinderswerkzaamheid/originaliteit nul komma nul, en niet beschermd door auteursrecht, want daar vallen die interfaces nu net buiten. Google wou domweg geen licentiekosten aan Oracle betalen, maar men moet hier toch de vraag stellen of hier ook geen sprake is van het toe-eigenen van intellectueel eigendom, want de herimplementatie van die functies is natuurlijk triviaal. Echter zal er voor Oracle ook geen octrooibescherming mogelijk zijn op die interface...
Toepassing van kernsplijting om energie op te wekken is net zo goed een niet octrooieerbaar abstract idee.

Een specifieke installatie waarmee je dat verwezenlijkt dan weer wel.

Elk algoritme dat door en computer uitgevoerd wordt is begrensd door de hardware de software kan niets doen wat de hardware niet kan. En de software is niet meer dan een idee opgeschreven in computer instructies. Dat kan je meer of minder efficiënt doen, maar het blijft niet inventief hooguit creatief.

Een algoritme vind je niet uit maar ontdek je.

[Reactie gewijzigd door Verwijderd op 24 juli 2024 12:19]

Toepassing van kernsplijting om energie op te wekken is net zo goed een niet octrooieerbaar abstract idee.

Een specifieke installatie waarmee je dat verwezenlijkt dan weer wel.
Het ding is gewoon dat concreet toepasbare ideeën wel octrooibescherming kunnen krijgen. Jazeker, die installatie is te beschermen, maar ook bijvoorbeeld een werkwijze om de brandstofstaven te rangschikken in het reactorvat (ik noem maar wat), zolang daar een technisch voordeel aan zit.
Een algoritme vind je niet uit maar ontdek je.
Interessante opinie. Ik geef je gelijk in het abstract wiskundig domein waarbij je een algoritme ziet als iets dat door een Turingmachine kan uitgevoerd worden (een automaat dus). In principe is het vinden van een algoritme daar niet anders dan het ontdekken van andere wiskundige theorieën. Ik denk dat mijn woordkeuze dus wat ongelukkig was, het was niet mijn bedoeling om abstracte algoritmen ook te includeren. Het sorteren van een lijst van getallen kan niet geoctrooieerd worden, gezien het dan puur om een wiskundige bewerking gaat. Maar als nu de implementatie van dat algoritme gebruik maakt van gespecialiseerde hardware, of het algoritme wordt gebruikt voor een specifieke technische toepassing, dan lijkt het mij wel logisch om daar octrooi voor te kunnen krijgen. Van zodra de wiskunde (het algoritme) gebruikt wordt in een concrete toepassing (neem nu data retrieval, video coding, het aansturen van machines in een fabriek), dan moet dat toch door een octrooi beschermd kunnen worden? Controle van mechanische systemen werd bijvoorbeeld vroeger altijd puur mechanisch geïmplementeerd, en daar hadden we geen issue mee dat het beschermd werd. Nu wordt die controle voornamelijk in software geïmplementeerd, en dan zou het ineens niet meer kunnen? Het octrooirecht moet mijn inziens mee evolueren om die gebieden van de techniek te beschermen waar de innovaties gebeuren, en dat is nu gewoon heel vaak (deels althans) in software. Niet álle software, maar wel die software die een oplossing biedt voor een technisch probleem en zich niet louter bevindt in de wiskundige hoek.
Ik geef je gelijk in het abstract wiskundig domein waarbij je een algoritme ziet als iets dat door een Turingmachine kan uitgevoerd worden (een automaat dus).
Met andere woorden software.

Overigens kan je de rangschikking van de staven niet patenteren, maar wel een reactorontwerp met die specifieke rangschikking. Een subtiel maar belangrijk verschil. Dat eerste is een idee, dat tweede een uitvoering daarvan. Dat effectief dan concurrenten geen reactoren meer kunnen bouwen met die rangschikking is het doel, maar als die rangschikking in een ander apparaat niet zijnde een reactor nuttig blijkt valt dat niet onder het patent, omdat je de rangschikking van staven buiten de context van een specifieke implementatie niet kan patenteren.

Waarom kan een algoritme wel gepatenteerd worden als het ergens in gebruikt wordt? Het is en blinft wiskunde en daarmee een ontdekte wetmatigheid, geen uitvinding. Patenten op video codecs bijvoorbeeld zijn belachelijk, het is en blijft een patent op wiskunde!

Als je hardware moet uitvinden, omdat met de huidige Turing complete machines die we hebben het algoritme niet kan worden uitgevoerd (vreemd algoritme, ik kan alleen maar bedenken dat het qua performance of geheugen capaciteit niet kan, ander was je PC niet Turing compleet?) Dan is de haddware die je ontwikkeld mogelijk patenteerbaar, maar nog steeds is je software abstract en met de nieuwe hardware triviaal te implementeren.

Software is en blijft een reeks instructies en het is waanzin dat je op instructies een patent kan krijgen.

[Reactie gewijzigd door Verwijderd op 24 juli 2024 12:19]

Huh? Ideeën mag je niet patenteren? Wat patenteer je dan wel als het geen ideeën zijn?

En schrijf je dus je idee op in C++, dan is het niet patenteerbaar, schrijf je je idee op in VHDL, dan is het wel patenteerbaar? Als je een idee voor software hebt betekend het ook niet dat je het altijd kan uitvoeren. Maar van (zo goed als) alle software ideeën zou je ook gewoon een hardware implementatie op een ASIC kunnen maken. Waarom is de ene wel patenteerbaar, en de andere niet?
Specifieke inventieve uitvoeringen van een idee. Zonder een inventieve stap tussen idee en uitvoering is het niet octrooieerbaar.

edit: En ik zou zeggen dat een VHDL oplossing ook niet octrooieerbaar moet zijn inderdaad. Als jij jouw idee op kan schrijven in VHDL en VHDL zet dat automatisch om in standaard schakelingen in silicon dan mis ik net als bij software de inventieve stap.

Heb je daar en tegen een nieuw soort schakeling nodig die nog niet eerder geïmplementeerd (en dus toegevoegd moet worden aan VHDL) is dan die schakeling mogelijk wel.

[Reactie gewijzigd door Verwijderd op 24 juli 2024 12:19]

En dan blijft dus de vraag, waarom is de inventieve stap tussen idee en uitvoering wel patenteerbaar als ik het in VHDL opschrijf, en niet als ik het in C++ opschrijf?
Ik was aan het editen toen je dit schreef.

Ik zie niet hoe er een inventieve stap tussen idee opschrijven in VHDL en uitvoering (in een FPGA of fixed hardware) als een software programma die hele omzetting kan doen. De stap van VHDL naar implementatie is dan per definitie iets wat al bekend is er is immers al standaard software die de stap uit kan voeren.

Nu kan je de schakelingen op een chip helemaal fysiek beschrijven ipv via de logic en VHDL de fysieke layout laten bepalen, maar ik zou zelfs zeggen dat als een idee in VHDL zou kunnen worden opgeschreven
het geen inventief iets is.
Softwarebinaries zijn instructies die door een machine worden geïnterpreteerd. Instructies (recepten, een route, aanwijzingen etc) zijn niet octrooibaar. Die instructies, en dus ook Assemblycode, pythoncode etc, kunnen wel auteursrecht hebben, maar dat is wat anders.

De fysieke systemen die bedacht zijn om de instructies uit te voeren, zoals x86 en ARM etc, zijn octrooibaar.
Daar stopt het imho.

De rest is simpelweg gebruik maken van.
Net zoals je een auto (systeem) kunt gebruiken om een route te rijden (machine-instructies). De handelingen van een specifieke route patenteren, daar denkt niemand aan.

[Reactie gewijzigd door Mushroomician op 24 juli 2024 12:19]

En fysieke producten bestaan uit atomen die ook niet octrooibaar zijn. Daarom geen goede vergelijking omdat die instructies (net zoals de atomen) tot een heel ander domein behoren.

Op hoger niveau (gegroepeerde atomen / instructies) zou ik het wel met je eens zijn: een steen moet je geen octrooi op kunnen krijgen.

Zo zie ik het ook voor software: een octrooi op bijvoorbeeld iets simpels zoals een binary search? Nou nee, liever niet. Iedereen die tegen bepaalde problemen aanloopt zal zoiets zelf eventueel bedenken zonder een al te grote investering.

Voor het domein daarboven kan ik het trouwens wel begrijpen dat dingen octrooibaar moeten kunnen zijn, maar dan spreek je over complete investeringstrajecten waarbij je jezelf kan afvragen of een octrooi dan nog iets waard is vanwege (vooral) tijd en het geld dat er dan in moet worden gestoken. Voordat de concurrentie klaar is met kopiëren ben je zo weer een jaartje verder.

TL;DR: imho zijn octrooien / patenten voor redelijk complexe software nutteloos en voor (simpele) algoritmes nog nuttelozer :P

[Reactie gewijzigd door Stukfruit op 24 juli 2024 12:19]

Auteursrecht en patent zou redelijk hetzelfde moeten zijn? Plagiaat is net zo erg lijkt me.

Ik werk met een groot kantoor op IP gebied, blijft apart. Ons wordt vaak geadviseerd om bij een nieuwe ontwikkeling ook wat defensieve patenten aan te vragen die in de buurt van wat we gemaakt hebben komt.

Dit zorgt er voor dat je concurrenten niet makkelijk jouw nieuwe markt kunnen komen verstoren.

Werkt goed, leuke hobby. Wel tering duur.
Afgezien van de vraag welke sourcecode-editor de beste is, zijn er weinig onderwerpen die onder software-ingenieurs fellere discussies opleveren dan de vraag of software octrooieerbaar moet zijn.
En natuurlijk dat tabs beter zijn dan spaces, en dat een tab 4 spaces breed is….
Nee 8.. een tab is twee indents toch :+
Afgezien van de vraag welke sourcecode-editor de beste is
Simpel: vi.
Compliment voor dit mooie 'historische' overzicht!
Na zoveel jaren intensieve aandacht vanuit de wetgevende en rechtssprekende macht, lijkt mij iedere mening weinig toe voegen.
En stel dat iemand zegt: ik heb een helder inzicht, en dat inzicht zou echt wat toevoegen, dan zeg ik: probeer de Europese instanties of het Supreme Court maar te overtuigen....

Op dit item kan niet meer gereageerd worden.