Net als Stuxnet is het kort geleden ontdekte Flame-virus gemaakt door de Verenigde Staten en Israël, en is het gericht op het Iraanse nucleaire programma. Dat schrijft een Amerikaanse krant. Flame zou voor spionage zijn ingezet.
Het Flame-virus zou zijn ingezet om Iraanse computernetwerken in kaart te brengen en de data terug te sturen, om zo voorbereidingen te kunnen treffen voor een 'cyberwarfare-campagne'. Dat schrijft de gerenommeerde Amerikaanse krant The Washington Post op basis van niet bij naam genoemde 'ambtenaren'.
De Amerikaanse inlichtingendiensten NSA en CIA zouden samen met het Israëlische leger achter de ontwikkeling van het spionagevirus zitten; het maakte volgens The Washington Post deel uit van hetzelfde programma als de ontwikkeling van Stuxnet. Onlangs bracht The New York Times aan het licht dat Israël en de Verenigde Staten achter Stuxnet zaten, wat al langer werd vermoed.
Flame zou onder andere microfoons en webcams kunnen activeren, als keylogger functioneren, screenshots kunnen nemen en via Bluetooth commando's krijgen. In tegenstelling tot Flame werd Stuxnet ingezet om het Iraanse nucleaire programma daadwerkelijk te saboteren, door centrifuges in nucleaire installaties te ontregelen. Kaspersky ontdekte eerder al een verband tussen de twee trojans.
Het bestaan van het Flame-virus kwam eind vorige maand aan het licht, nadat ict-beveiliger Kaspersky het virus had geanalyseerd. Misschien is het bedrijf daarbij door Iran benaderd. Het Flame-virus, dat sinds 2010 zou zijn ingezet, zou zijn bestaan verraden hebben toen het door Israël werd ingezet bij het Iraanse ministerie van olie. De Verenigde Staten zouden hier niet van op de hoogte zijn geweest, schrijft The Washington Post.