Nanotubes zijn bijzonder sterk, maar alleen op nanoschaal. Amerikaanse onderzoekers hebben nu een methode ontwikkeld om de schaal van toepassingen radicaal te vergroten. Ze hebben daarbij goed naar schelpdieren gekeken.
Professor Nicholas Kotov van de universiteit van Michigan claimt dat hij een materiaal heeft gefabriceerd dat even sterk is als plaatstaal, maar even dun als cellofaan. Bovendien is de stof doorzichtig, en er zijn dan ook legio toepassingen denkbaar. Kotov verwacht zelf het meeste van micro-electromechanica. Daarnaast wordt er onder meer gewerkt aan biosensoren, rfid-schakelingen en afsluiters. Verder zijn er Inmiddels contracten met leger en luchtmacht van de Verenigde Staten, die ultradunne kogelvrije vesten en superlichte vliegtuigvleugels van de stof willen maken. Voor commerciële toepassingen heeft Kotov een particulier bedrijf opgericht.
Het probleem bij het gebruik van nanomateriaal op menselijke schaal is het vinden van een geschikte 'drager'. Als nanotubes bijvoorbeeld aan een rooster van organische polymeren worden gekoppeld, breken de verbindingen tussen nanotubes en polymeren als er kracht op de resulterende stof werd uitgeoefend. Daarom werd er naar oesters gekeken: die bouwen hun schelpen ook van organische polymeren, waarin calciumcarbonaat ingekapseld wordt.
Om een stabiele en vooral sterke verbinding te produceren, lijmen oesters superdunne laagjes koolstof op de polymeren. Dit 'metselwerk' is nu door het onderzoeksteam van Kotov gereproduceerd. In plaats van koolstofnanotubes werd er voor een fylosilicaat - een soort klei - gekozen, dat wel sterk maar ook bros is. Door honderden dunne laagjes van dit materiaal met polyvinylalcohol te verlijmen ontstond er een stof die volgens de onderzoekers nog het meest op een flexibel soort diamant lijkt.