OpenAI gaat in beroep tegen de uitspraak van een Amerikaanse rechter, waarin het bedrijf werd opgedragen om outputdata van gebruikers voor onbepaalde tijd te bewaren. Deze uitspraak maakt deel uit van een rechtszaak die The New York Times heeft aangespannen tegen OpenAI.
The New York Times wilde dat OpenAI zou stoppen met het na verloop van tijd verwijderen van outputgegevens van gebruikers, omdat het AI-bedrijf volgens de krant daarmee mogelijk bewijsmateriaal vernietigt. Het hof gaf de NYT gelijk en kwam vorige maand met een bevel om de outputgegevens van alle klanten wereldwijd tot nader order te bewaren. Het hof eist daarbij dat OpenAI een uitzondering maakt voor gebruikers die er expliciet om vragen dat hun gegevens worden verwijderd.
Nu laat de ChatGPT-maker weten in beroep te gaan tegen deze uitspraak. Het bedrijf noemt de maatregel 'overdreven' en stelt dat het bevel 'conflicteert met de privacybeloftes aan onze gebruikers'. Wel zegt OpenAI voorlopig 'stappen te ondernemen om aan het bevel te voldoen, omdat we de wet moeten volgen'.
OpenAI zegt dat het verwijderde chatgesprekken normaliter na dertig dagen van zijn servers wist. Bij zakelijke klanten hangt het af van het bewaartermijn die organisaties via de Compliance-api hebben ingesteld. Nadat deze termijn is verstreken, bewaart OpenAI de outputdata nog dertig dagen. Voor klanten die gebruikmaken van de Zero Data Retention-api, waarbij het AI-bedrijf ingevoerde data überhaupt niet opslaat, verandert dit bevel niets.
The New York Times heeft OpenAI eind 2023 aangeklaagd voor het schenden van zijn auteursrecht. Het bedrijf heeft 'de unieke content van The Times onwettig gekopieerd' om de generatieve AI te trainen, stelde de krant toen. ChatGPT zou bij sommige antwoorden 'bijna letterlijk teksten van de NYT kopiëren, waar je normaliter een betaald NYT-abonnement voor nodig hebt'. De krant wil dat OpenAI chats van gebruikers bewaart om te kunnen achterhalen hoe vaak OpenAI zijn auteursrecht heeft geschonden.