De Europese Commissie begint een rechtszaak tegen enkele EU-lidstaten, omdat zij verzuimd hebben de Open Data-richtlijn tijdig om te zetten in nationaal recht. Onder meer Nederland en België worden voor het Hof van Justitie gesleept.
De omzettingstermijn voor de Richtlijn open data en hergebruik overheidsinformatie verliep al in de zomer van 2021. "Hoewel de termijn voor de omzetting van de richtlijn op 17 juli 2021 is verstreken, hebben de vier genoemde lidstaten nog steeds niet al hun nationale maatregelen meegedeeld, ondanks de aanmaningsbrieven van de Commissie van september 2021 en de met redenen omklede adviezen die tussen april en juni 2022 aan deze lidstaten zijn verstuurd", schrijft de Europese Commissie op woensdag. Om deze reden heeft de Commissie besloten Nederland, België, Bulgarije en Letland voor het Hof van Justitie te dagen.
De richtlijn draait om het verzekeren van de beschikbaarheid van open data uit de publieke sector voor hergebruik. Het moet daardoor onder meer eenvoudiger worden om nieuwe diensten te ontwikkelen. Daarnaast is het idee dat het hergebruik van overheidsinformatie kan leiden tot transparantie in overheidshandelen, innovatie en een grotere effectiviteit in bijvoorbeeld bedrijfsvoeringsprocessen bij de overheid. De Commissie stelt dat kleine en middelgrote ondernemingen minder belemmeringen voor markttoegang zullen ondervinden dankzij lagere kosten voor hergebruik van data, dat er meer data beschikbaar wordt gesteld en dat er meer zakelijke kansen komen door middel van datasharing via api's.
Het omzetten van de richtlijn in de Nederlandse wetgeving gaat via de Wet hergebruik overheidsinformatie. Over de implementatiewetgeving heeft de Raad van State in oktober vorig jaar advies uitgebracht. Daarin constateerde het instituut onder meer dat de verplichting om gegevens uit wetenschappelijk onderzoek openbaar te maken en ter beschikking te stellen voor hergebruik veel verder gaan in de Nederlandse implementatiewet dan in de oorspronkelijke Europese richtlijn. Volgens het adviesorgaan is deze Nederlandse verplichting een inbreuk op het grondrecht van intellectueel eigendom en mist het nut en noodzaak van de verplichting. Ook stipt de Raad van State aan "dat anonieme gegevens later, met snellere en slimmere computers, alsnog teruggerekend kunnen worden tot de oorspronkelijke persoonsgegevens." Dit is een lastige kwestie, stelt het adviesorgaan, en er zijn dan ook vragen gesteld aan de regering om aan te geven hoe het hergebruik van persoonsgegeven beperkt kan blijven.