Onderzoekers van de Universiteit Twente hebben de complete dynamica en mechanica van een flapperende vleugel in een computermodel gevat om een robotroofvogel beter autonoom te kunnen laten vliegen. De beweging van de vleugel werd gemeten in een windtunnel en een vacuümkamer.
Het is voor het eerst dat de onderzoekers alle gegevens met betrekking tot het flapperen van een vleugel in een computermodel hebben gestopt. Bovendien maakten ze gebruik van een opvallende methode om de gegevens te verkrijgen. Ze maten het gedrag van de vleugel van de robotische slechtvalk Robird niet alleen in een windtunnel, maar ook in een vacuümkamer van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA in Noordwijk.
"In die vacuümkamer heb je geen lucht en dus ook geen aerodynamische krachten", meldt promovendus Geert Folkertsma. "Door de flapperende vleugel zowel in de windtunnel als in de vacuümkamer te meten, kun je na een aftreksom precies berekenen wat de beweging als gevolg van de aerodynamica is." De onderzoekers gebruikten twee goedkope camera's bij het in kaart brengen van de bewegingen: een stroboscoop vertraagde de bewegingen visueel, waardoor geen dure camera's gebruikt hoefden te worden.
De onderzoekers kunnen het computermodel gebruiken om de elektronica van de Robird nauwkeuriger aan te sturen dan nu het geval is. Uiteindelijk moet dat leiden tot een robotvogel die volledig autonoom kan vliegen. Robird komt uit de koker van Clear Flight Solution, een spin-off van de Universiteit Twente. Momenteel werken de robotvogels van het bedrijf nog door besturing met de hand. Clear Flight Solution wil de robotische slechtvalk inzetten om 'echte' vogels te verjagen, bijvoorbeeld bij gebieden waar die schade of overlast veroorzaken. Voor de ontwikkeling kreeg het bedrijf half maart 1,6 miljoen euro.
Volgens de Universiteit Twente loopt de schade bij vliegvelden bijvoorbeeld in de miljarden euro's en veroorzaken vogels ook dodelijke ongelukken. Bestaande oplossingen voor vogelregulering zouden niet meer afdoende zijn, omdat vogels eraan gewend raken. Bij robotroofvogels zou dat niet zo zijn.