Inleiding
Als je een tv nieuw uit de doos haalt, levert hij niet de best mogelijke beeldkwaliteit. Dat klinkt misschien raar, maar televisies zijn standaard ofwel afgesteld om een zo laag mogelijk energiegebruik te hebben - en zo een gunstig energielabel te halen - ofwel om op te vallen tussen modellen van de concurrentie in het winkelschap. Met wat kleine tweaks kom je echter een heel eind om wél een natuurgetrouw beeld uit je televisie te halen, zonder dat je daar speciale apparatuur voor nodig hebt.
Zodra je een nieuwe televisie voor het eerst inschakelt, krijg je in veel gevallen de vraag of het apparaat in shop- of thuismodus gebruikt moet worden. Kies je voor het eerste, dan wordt een ‘dynamische’ beeldmodus geselecteerd waarbij de helderheid zo hoog mogelijk wordt ingesteld, een koele kleurtemperatuur wordt gekozen en zaken als beeldverscherping, kleuroptimalisatie en frame-interpolatie op standje 11 worden gezet, allemaal met als doel om de tv op de winkelvloer op te laten vallen tussen modellen van de concurrentie.
Selecteer je de thuismodus, dan wordt bij steeds meer televisies juist een eco-modus geactiveerd waarbij de beeldweergave wordt geoptimaliseerd voor een zo laag mogelijk energiegebruik bij een relatief fatsoenlijke helderheid. Reden voor deze keuze zijn de bekende energielabels, waarbij de kwalificering is gebaseerd op de standaardinstellingen waarmee de tv uit de doos komt. Een laag energiegebruik in die standaardmodus zorgt in potentie dus voor een gunstiger energielabel.
:strip_exif()/i/2004333506.jpeg?f=imagenormal)
In ons lab testen we al jaren televisies en daardoor weten we inmiddels dat beeldmodi als Dynamisch, Eco en Standaard gemeden moeten worden als je op zoek bent naar een natuurgetrouwe beeldweergave. Gelukkig hebben vrijwel alle televisies ook presets die wél een neutrale, natuurlijke beeldweergave leveren en waarbij je met wat tuning van de onderliggende instellingen zaken als ruisonderdrukking, verscherping en beeldinterpolatie naar eigen smaak kunt afstellen. Een goed uitgangspunt is meestal de Movie-, Film- of Gebruiker-modus, maar ook eventuele ISF-, THX- en Filmmaker-modi kunnen een goed resultaat bieden.
Welke preset je moet kiezen, verschilt per merk en soms ook per model. Sowieso geldt dat de achterliggende instellingen vaak verschillen voor lcd- en oledtelevisies, ook als ze van hetzelfde merk zijn. Op de volgende pagina’s leggen we voor tv's van Samsung, LG, Sony en Philips uit welke opties je in de beeldmenu’s kunt tegenkomen, wat ze precies doen en hoe je er bijvoorbeeld voor kunt zorgen dat sportwedstrijden zo vloeiend mogelijk worden weergeven zonder dat bij filmweergave extra tussenbeelden worden toegevoegd die het klassieke filmgevoel om zeep helpen.
Filmmaker-modus
Welke modus beelden 'puur' weergeeft verschilt per fabrikant, waarbij de naamgeving van deze modi niet eenduidig is. Mede op initiatief van een aantal bekende regisseurs is sinds vorig jaar op meerdere modellen van Panasonic, LG en Samsung de nieuwe Filmmaker-modus beschikbaar gesteld. Kies je deze modus, dan weet je zeker dat beelden met de juiste kleurtemperatuur en zonder 'optimalisaties' van kleur, contrast, scherpte en beweging worden weergegeven. In veel gevallen komt de Filmmaker-modus naast andere modi die fabrikanten ook al hadden om beeld 'puur' weer te geven. Voordeel voor de consument is dus voornamelijk dat je bij het selecteren van deze modus als beeldstand bij voorbaat zeker weet dat er niet aan het beeld gerommeld wordt door je tv en je dus niet zelf hoeft uit te zoeken bij welke preset alle optionele beeldverwerking is uitgeschakeld. Nadeel van de Filmmaker-modus is dat hij de maximale helderheid van de tv bij sdr-weergave instelt op 100 cd/m². Dat is prima om in een verduisterde ruimte te kijken, maar zal overdag in veel gevallen een te donker beeld opleveren.
Basisinstellingen
Voordat we per merk de werking van verschillende instellingen doornemen, geven we eerst wat basisinformatie die voor alle televisies geldt. Veruit het belangrijkste dat je moet weten, is dat je het best een movie-, film- of gebruikermodus kunt kiezen als uitgangspunt.
Schakel je over naar zo’n meer natuurgetrouwe beeldstand, dan zul je er wellicht even aan moeten wennen, zeker als je daarvoor naar een dynamische beeldstand keek. Zo zal het beeld in veel gevallen iets minder scherp zijn omdat er minder of geen beeldverscherping wordt toegepast en spatten kleuren minder van het scherm omdat de kleurverzadiging niet kunstmatig wordt opgeschroefd.
Help, mijn beeld is te geel!
Wat voor veel mensen het meest in het oog zal springen bij het inschakelen van een filmmodus, is de andere kleurtemperatuur van het beeld. Wat simpel gezegd geeft de kleurtemperatuur - aangeduid in kelvin - aan hoe geel of blauw de toon van wit en grijstinten is. Dat geldt niet alleen voor beeldschermen, maar voor alle lichtbronnen. Ouderwetse gloeilampen en ‘warme’ led-lampen stralen gelig licht uit met een kleurtemperatuur van ongeveer 2700 kelvin, terwijl het ‘koude’ licht van een TL-buis tot wel 6500 kelvin kan oplopen. De kleur van zonlicht verschilt per tijdstip van de dag, maar komt rond het middaguur ergens tussen 5500 en 7000 kelvin uit. De meeste televisies laten met standaardbeeldinstellingen nog veel hogere kleurtemperaturen noteren, in sommige gevallen tot boven de 10000 kelvin. Het resultaat is doorgaans helder, maar ook erg blauw beeld.
Voor alle gangbare tv-standaarden geldt dat beelden worden gemasterd met een witpunt van 6500 kelvin, of eigenlijk D65, een specifiek punt op de lijn van kleurcoördinaten dat correspondeert met 6500 kelvin. Regisseurs in tv- en filmstudio’s bekijken hun werk op monitoren die op een D65-witpunt zijn afgesteld. Wil je het beeld thuis zien zoals de regisseur het bedoeld heeft, dan is het zaak om op je tv een instelling te kiezen waarvan het witpunt in de buurt van 6500 kelvin uitkomt. Als je gewend bent om naar ‘preset-beeld’ te kijken waarbij het witpunt op 9000 of meer kelvin ligt, oogt het correcte beeld ineens erg geel. Gelukkig is het letterlijk een kwestie van wennen. Als je eenmaal een tijdje naar een goed afgestelde tv hebt gekeken, zul je vrijwel zeker niet meer terug willen naar het blauwe beeld dat de tv standaard levert.
Basisinstellingen
Heb je gekozen voor een neutrale preset, dan vind je een menulaag dieper in vrijwel alle gevallen instellingen waarmee je het beeld verder kunt aanpassen. Veel van die instellingen stammen uit het tijdperk van analoge beeldbuizen en dito bronnen. Met de huidige lcd- en oledschermen en digitale beeldbronnen geldt dat je van de basisinstellingen zoals helderheid, contrast, kleur en - wanneer beschikbaar - tint in veel gevallen het beste af kunt blijven omdat ze standaard correct zijn ingesteld. Wil je er toch mee spelen, dan is het goed om te weten wat deze instellingen doen.
Helderheid - De helderheid- of brightness-instelling kan twee heel verschillende functies hebben. Allereerst kan deze instelling precies doen wat de naam suggereert, namelijk de helderheid van het complete beeld aanpassen. Dit is onder andere het geval bij veel van de nieuwere lcd-televisies van Sony en Samsung waarbij de helderheidinstelling de sterkte van het backlight regelt en daarmee bepaalt wat de algehele helderheid van het beeld is. Bij deze televisies is de helderheidinstelling straffeloos naar eigen smaak aan te passen. Een hogere instelling levert helderder beeld, wat overdag fijn kan zijn. Een lagere instelling is comfortabeler voor kijken in het donker en zorgt bij lcd-televisies voor een betere zwartweergave.
Bij veel andere televisies regelt de helderheidinstelling niet de helderheid, maar bepaalt hij het zwartniveau. Schroef je de helderheid op, dan wordt zwart donkergrijs. Stel je de helderheid juist lager in dan de standaardinstelling, dan worden donkere details in het beeld al snel volledig zwart weergegeven. Bij televisies waarbij de helderheidsinstelling het zwartniveau regelt, staat hij meestal op 50 (op een schaal tot 100) en is het niet aan te raden om dit aan te passen.
Backlight - Televisies waarbij de helderheidinstelling op de hierboven beschreven manier het zwartniveau aanpast, hebben vrijwel altijd een achtergrondverlichting- of backlight-instelling waarmee je wel de helderheid van het backlight regelt. Wil je de helderheid van het beeld aanpassen en heeft jouw tv een aparte backlight-instelling? Gebruik hem dan voor dit doel!
Contrast - De contrastinstelling bepaalt hoe de televisie het witniveau van het signaal interpreteert. Een lagere contrastinstelling maakt witte tinten grijzig, terwijl een te hoge contrastinstelling ertoe leidt dat delen van het beeld die bijna wit horen te zijn, als volledig wit worden weergegeven. Kies je een natuurgetrouwe beeldmodus, dan staat de contrastinstelling eigenlijk altijd correct en is het niet aan te raden hem te veranderen.
Kleur - De kleurinstelling bepaalt de kleurverzadiging van het beeld. Bij de laagste instelling verdwijnt alle kleur uit het beeld en krijg je zwart-witbeeld te zien. Bij de hoogste instelling krijg je een bijna tekenfilmachtig beeld met veel te sterk aangezette kleuren. Voor een natuurgetrouwe weergave geldt dat de standaardinstelling vaak goed is.
Tint - Tint is net als kleur een instelling waar je eigenlijk per definitie van af moet blijven. Tint - of hue - regelt de rood-groenbalans in het beeld, iets dat van oudsher van pas kon komen bij analoge NTSC-signalen zoals die in Noord-Amerika en Japan werden gebruikt maar in Europa nooit zijn toegepast. In het digitale tijdperk heeft de tintinstelling helemaal geen nut meer. Zoals gezegd: afblijven dus!
Scherpte - Scherpte is een instelling die meestal in de eerste menulaag van de beeldinstellingen is terug te vinden en waarbij, anders dan bij helderheid, contrast en kleur, geldt dat de juiste waarde een kwestie van smaak is. Zonder enige verscherping zien beelden er vaak wat ‘zacht’ uit. Beeldverscherpingsalgoritmen zoeken naar contrastovergangen en zetten ze wat extra aan. Hierdoor wint het beeld niet aan detail, maar oogt het wel scherper. Te veel verscherping zorgt echter voor ontsierende beeldfouten, zoals witte contouren rond donkere objecten. In welke mate de scherpte moet worden verbeterd, is niet alleen afhankelijk van de algoritmes die fabrikanten gebruiken, maar ook van persoonlijke smaak, beeldgrootte en kijkafstand. In de meeste gevallen vinden wij dat een klein beetje verscherping het beeld er daadwerkelijk wat scherper uit kan laten zien zonder dat er negatieve neveneffecten zichtbaar zijn. Een instelling hoger dan circa een derde van het totale bereik levert naar onze mening doorgaans meer nadelen van voordelen op. Bij sommige televisies is die grens zelfs nog eerder bereikt.
Gamemodus
Veel televisies bieden een gamemodus die vanuit het oogpunt van beeldkwaliteit een wat vreemde eend in de bijt is. De gamemodus is bedoeld om een zo laag mogelijke inputlag te realiseren, dus ervoor te zorgen dat zo min mogelijk vertraging optreedt tussen ontvangst van het beeldsignaal en weergave daarvan op het scherm. Om dit mogelijk te maken, wordt in de gamemodus veel - zo niet alle - beeldverwerking uitgeschakeld. Toch betekent dat niet dat deze modus de meest natuurlijke beeldkwaliteit oplevert. Ten eerste gebruikt de modus bij veel televisies standaard een hoge kleurtemperatuur, met als resultaat een te blauw beeld. Daarnaast worden in sommige gevallen delen van de signaalverwerking die zorgen voor goede upscaling van 1080p- naar 4k-resolutie overgeslagen en worden minder geavanceerde lookup tables gebruikt om specifieke afwijkingen van het gebruikte paneel te corrigeren door het signaal hierop aan te passen. Kortom, de gamemodus is goed om games te spelen met een lage inputlag, maar zelden de beste keuze als het om beeldkwaliteit gaat.
Samsung
Samsung maakt als enige van de vier grote merken alleen televisies gebaseerd op lcd-technologie, waarbij de fabrikant zelf onderscheid maakt tussen gewone Ultra HD-modellen en QLED-televisies met 4k- en 8k-resoluties in het high-end segment. In alle gevallen gaat het om lcd-schermen met een led-backlight en komen de instellingen in grote lijnen overeen. Welke beeldinstellingen er precies beschikbaar zijn, verschilt en is afhankelijk van het model en het jaar waarin de tv is uitgebracht. Wij bespreken de instellingen op basis van een 2020-model uit de QLED-serie.
:strip_exif()/i/2004330278.jpeg?f=imagenormal)
Preset - De beste voorkeuze-instelling bij de meeste Samsung-televisies is de filmmodus.
Helderheid - Bij nieuwere Samsung-televisies regelt de helderheidinstelling het backlight van de televisie. Afhankelijk van de gekozen preset is de helderheid daarom anders ingesteld en bij hdr-weergave gaat deze standaard naar de hoogste stand. Als gebruiker kun je deze instelling naar eigen smaak aanpassen.
Contrast, kleur en tint - Deze waarden staan standaard goed ingesteld. Het advies is om ze niet aan te passen.
Scherpte - Deze instelling staat in de filmmodus op nul, maar je kunt hem indien gewenst licht opvoeren. Het heeft onze voorkeur - op basis van de nieuwe QLED-modellen - om niet verder te gaan dan stand vijf.
Lokaal dimmen - Deze optie is alleen beschikbaar bij modellen waarbij het backlight in meerdere zones wordt aangestuurd en biedt doorgaans als opties Laag, Standaard en Hoog. Een hogere instelling betekent dat het backlight verder dimt achter delen van het beeld die donkerder worden weergegeven. Dat resulteert in betere zwartwaarden, maar kan ook leiden tot zichtbare helderheidsverschillen tussen delen van het beeld. Daarnaast kan het dimmen en weer feller worden van het backlight soms hinderlijk zichtbaar zijn. Wat de beste instelling is, hangt af van het aantal dimming-zones dat de tv heeft, de content die wordt getoond en de lichtomstandigheden waaronder je ernaar kijkt. In de meeste gevallen raden wij de laagste of de standaardinstelling aan. De Hoog-instelling levert naar onze smaak te veel negatieve bijeffecten. Lokaal dimmen helemaal uitschakelen is bij nieuwere Samsung-televisies helaas niet mogelijk.
Contrastverbetering - Dit zorgt voor dynamische aanpassing van het contrast - het verschil tussen zwart en wit - van het beeld. Je kunt kiezen tussen Uit, Laag en Hoog. Bij digitale beeldbronnen geldt dat het zwart- en witniveau zelden fout zijn gemasterd, zodat Uit de beste instelling is voor een natuurgetrouwe weergave.
Kleurtint - Deze instelling bepaalt de kleurtemperatuur van het beeld. Kies je de filmmodus, dan staat de kleurtint standaard ingesteld op Warm2, wat de correcte instelling is om het witpunt op D65 te krijgen.
Witbalans - Onder het kopje Witbalans biedt Samsung de mogelijkheid om de kleurtint verder te finetunen door de rode, groene en blauwe kleurcomponenten onderling af te stellen. Dit is zonder meetapparatuur en kalibratiesoftware niet goed te doen. Wij raden daarom af om deze instellingen aan te passen.
Gamma - Nieuwere Samsung-televisies werken in filmmodus volgens de nieuwe BT.1886-standaard, maar je kunt ook kiezen voor de klassieke 2.2-waarde. Het heeft onze voorkeur om de tv op BT.1886 te laten staan, omdat schaduwdetail daarbij iets helderder wordt weergegeven. Bij de keuze voor BT.1886 krijg je afhankelijk van het model één of twee extra sliders die de gammaweergave laten finetunen, waarbij we adviseren ze op de standaardinstellingen te laten staan. Anders vallen schaduwdetails al snel weg in het zwart, of worden ze juist te licht weergegeven.
RGB-modus - Deze modus biedt de mogelijkheid om geïsoleerd alleen de rode, groene of blauwe componenten weer te geven waaruit het beeld wordt opgebouwd. Deze optie is alleen nuttig voor kalibratiedoeleinden; tijdens normaal gebruik moet hij dus op Uit blijven staan.
Kleurruimte instellen - Dit biedt de mogelijkheid om de televisie te laten schakelen tussen de standaard Rec.709-kleurweergave zoals die bij de meeste sdr-beeldbronnen wordt gebruikt, en het bredere Rec.2020-kleurbereik bij hdr-beeldmateriaal. In (vrijwel) alle gevallen herkent de tv zelf wat de juiste stand is, zodat Auto de juiste instelling is.
:strip_exif()/i/2004330282.jpeg?f=imagenormal)
Submenu: beeldscherpte-instellingen - Veel Samsung-tv’s hebben een submenu binnen de beeldinstellingen dat beeldscherpte-opties biedt:
Beeldscherpte - Anders dan Scherpte bij de standaardbeeldinstellingen zorgt deze instelling niet voor verscherping van individuele beelden, maar voor aangepaste verwerking van opeenvolgende beelden. De opties waaruit kan worden gekozen zijn Uit, Auto en Aangepast. Bij Uit wordt er niets aan inkomende beelden veranderd en wordt het backlight niet actief aangestuurd. In de Auto-stand bepaalt de tv op basis van het inkomende signaal zelf wat de beste instelling is, terwijl Aangepast de volgende opties beschikbaar maakt:
Wazigheidsvermindering - Dit zorgt voor het berekenen van tussenbeelden - ook wel beeldinterpolatie - bij beeldmateriaal met een beeldsnelheid van 50 of 60 Hz, dus de meeste videogebaseerde beelden en reguliere tv-programma’s. Een hogere instelling zorgt voor agressievere interpolatie met een vloeiendere weergave als resultaat, maar vergroot de kans op beeldfouten als bijeffect.
Trilvermindering - Deze instelling doet hetzelfde als Wazigheidsvermindering, maar nu bij materiaal met een beeldsnelheid van 24, 25 of 30 beelden per seconde. In de praktijk bekent dit dat Trilvermindering vooral effect heeft op filmmateriaal en op veel content die op YouTube is te vinden.
Led Clear Motion - Deze optie zorgt voor black frame insertion, het knipperen van het backlight waardoor de overgangen tussen opeenvolgende beelden worden gemaskeerd, met als resultaat minder bewegingsonscherpte. In de praktijk zorgt Led clear motion inderdaad voor hogere beeldscherpte bij bewegende beelden, maar ook voor een minder helder en vaak zichtbaar flikkerend beeld. Om die reden laten wij deze functie liever uit.
Ruisreductie - Dit filtert eventueel aanwezige beeldruis zo goed mogelijk weg, maar heeft als bijeffect dat ook kleine details verloren kunnen gaan, met verminderde beeldscherpte als gevolg. Een te hoge instelling kan bovendien voor een lelijk pasteleffect zorgen. Als je voornamelijk naar digitale bronnen van goede kwaliteit kijkt, heeft het de voorkeur om deze functie op Uit te laten staan.
Submenu: Beeldformaatinstellingen - De optie Beeldformaat bepaalt hoe signalen op het scherm worden weergegeven. Wanneer de randen van het beeldsignaal buiten beeld vallen, kun je dat in dit menu oplossen door de weergave van 16:9 Standaard om te zetten naar Aangepast en de optie ‘Aanpassen aan scherm’ in of uit te schakelen. Gewoonlijk biedt 16:9 Standaard automatisch de juiste instellingen.
:strip_exif()/i/2004330280.jpeg?f=imagenormal)
Overige instellingen
Samsung-televisies beschikken in de meeste gevallen over een lichtsensor die kan worden gebruikt om de helderheid van het beeld automatisch op het omgevingslicht aan te passen. Dit is een handige manier om ervoor te zorgen dat je overdag helder, en 's avonds juist meer gedimd beeld krijgt. Het inschakelen van de lichtsensor gebeurt niet bij de beeldinstellingen, maar vind je onder de noemer Eco-oplossing in het menu Algemeen. Om de helderheid automatisch aan te passen, schakel je onder Eco-oplossing de functie ‘Detectie van omgevingslicht’ in, waarbij je met een slider de minimale waarde van de achtergrondverlichting handmatig kunt opgeven om te voorkomen dat de tv onder donkere omstandigheden het beeld te ver dimt.
De Spelmodus is bij Samsung-televisies ook in het Algemeen-menu ondergebracht, onder het kopje Beheer van Externe apparaten. Schakel de low-latency-modus van de televisie in door de optie Spelmodus aan te vinken, waarna de tv automatisch overschakelt naar de Games-beeldinstelling. Voor 4k-gaming is het zaak om ‘Invoersignaal extra’ op Aan te zetten, voor de HDMI-poort waarop een externe pc of console is aangesloten. Bij televisies die hdr ondersteunen en een HGiG-optie bieden, is het daarnaast aan te raden om deze in te schakelen als je een moderne console hebt die hdr-signalen kan uitsturen.
LG
LG maakt zowel lcd- als oledtelevisies, waarbij de instellingen grotendeels overeenkomen, maar op sommige punten verschillen. Daarnaast geldt ook bij LG dat de opties die je te zien krijgt niet alleen afhangen van het specifieke model, maar ook van het modeljaar van de tv. Onze tips zijn gebaseerd op de lcd- en oledmodellen uit 2019 en 2020.
Beeldmodus - LG-televisies bieden vaak een groot aantal beeldmodi, waarbij Bioscoop het beste uitgangspunt is voor natuurgetrouwe beeldweergave. In het instellingenmenu kun je de gewenste beeldmodus kiezen onder het kopje Beeld, terwijl de overige settings schuilgaan achter het kopje Aanvullende instellingen.
Achtergrondverlichting / OLED-lampje - De eerste optie in het menu met aanvullende instellingen is afhankelijk van het type tv. De optie Achtergrondverlichting vind je bij LG's lcd-modellen, de optie OLED-lampje bij de oledtelevisies. Beide opties passen de algehele helderheid van het beeld aan. Bij lcd-televisies gebeurt dit door het backlight te regelen, bij oledmodellen door de maximale helderheid waarmee de oleds oplichten aan te passen. Stel deze waarde naar eigen inzicht in, gebaseerd op de lichtomstandigheden in de ruimte waarin je tv staat.
Contrast, helderheid, kleur en tint - In de Bioscoop-modus staan al deze opties correct ingesteld. Ons advies is daarom om ze niet aan te passen.
Scherpte - Dit zorgt voor (rand)verscherping van het beeld. De standaardinstelling (10) in de Bioscoopmodus levert wat ons betreft een prettig beeld op. Iets hoger instellen kan - afhankelijk van de kijkafstand - ook, maar we raden aan niet verder te gaan dan stand 15.
:strip_exif()/i/2004332108.jpeg?f=imagenormal)
Submenu: Geavanceerde besturing
Dynamisch Contrast - Dit zorgt voor dynamische aanpassing van het contrast - het verschil tussen zwart en wit - van het beeld. Bij digitale beeldbronnen geldt dat het zwart- en witniveau zelden fout zijn gemasterd, zodat Uit de beste instelling is voor een natuurgetrouwe weergave.
Superresolutie - Deze functie moet betere resultaten bieden bij het upscalen van beelden, bijvoorbeeld bij het omzetten van 1080p-materiaal naar de eigen resolutie van een 4k-televisie. In de praktijk vinden wij het verschil tussen Aan en Uit vaak lastig zichtbaar. In de Bioscoopmodus staat superresolutie standaard uit, maar inschakelen heeft wat ons betreft doorgaans geen nadelen. Alleen bij beeldmateriaal met een erg lage resolutie kan het algoritme soms vreemde artefacten opleveren.
Kleurbereik - Dit biedt de mogelijkheid om de televisie te laten schakelen tussen de standaard Rec.709-kleurweergave zoals bij de meeste sdr-beeldbronnen wordt gebruikt, en het bredere Rec.2020-kleurbereik bij hdr-beeldmateriaal. In (vrijwel) alle gevallen herkent de tv zelf wat de juiste stand is, zodat Auto de juiste instelling is.
Gamma - Dit bepaalt de helderheidscurve van het beeld. Deze instelling staat standaard correct op 2.2, aanpassen is dus niet nodig.
Witbalans - Hiermee wordt een submenu geopend met daaronder als eerste optie Kleurtemperatuur. Voor correcte weergave dient deze op Warm2 te zijn ingesteld. Het menu biedt daarnaast de optie om de kleurtint verder te finetunen door de rode, groene en blauwe kleurcomponenten onderling af te stellen. Dit is zonder meetapparatuur en kalibratiesoftware niet goed te doen, daarom raden we af om deze instelling aan te passen.
Kleurbeheersysteem - De opties in dit submenu zijn bedoeld om de kleurweergave van de tv te kalibreren. Ook deze aanpassingen zijn zonder meetapparatuur en kalibratiesoftware niet goed uit te voeren. Het beste is om deze instelling met rust te laten.
Maximale helderheid - In de Bioscoopmodus is de maximale helderheid bij sdr-weergave beperkt. Bij inschakeling van Maximale helderheid wordt de piekhelderheid bij sdr-weergave net zo hoog als in de hdr-modus. Tenzij je in een zeer heldere ruimte kijkt, heeft het de voorkeur deze optie op Uit te laten staan.
:strip_exif()/i/2004332110.jpeg?f=imagenormal)
Beeldopties - In dit submenu zijn functies terug te vinden die bepalen welke beeldverwerking op inkomende signalen wordt toegepast. Het gaat hierbij om de volgende opties:
Ruisonderdrukking - LG biedt twee soorten ruisonderdrukking, waarvan de eerste specifiek laat filteren op gewone (kleur)ruis. Bij goede digitale bronnen is ruisonderdrukking niet nodig en zelfs ongewenst, omdat ook kleine details in het beeld erdoor verloren gaan. Uit of Laag is wat ons betreft de beste optie.
MPEG-ruisonderdrukken - Dit tweede ruisfilter zoekt vooral naar compressiefouten in het beeld, zoals blokvorming en zogenaamde mosquito noise. Tenzij je veel naar beeld kijkt dat uit sterk gecomprimeerde digitale signalen bestaat, is ons devies deze functie uit te laten omdat ook deze vorm van ruisonderdrukking ten koste gaat van beeldscherpte.
Soepele gradatie - Deze functie helpt om zogenaamde banding van het signaal tegen te gaan. Banding is het effect waarbij in vloeiende kleurovergangen in bijvoorbeeld de lucht soms duidelijke strepen of blokken zichtbaar zijn. Soepele gradatie kan dit probleem oplossen. Bij oudere LG-tv's leverde je daarbij wat aan beeldscherpte in, maar bij de nieuwste modellen is dat veel minder het geval, zodat de instelling Laag wat ons betreft prima kan worden gebruikt.
Zwartniveau - Dit bepaalt welke digitale waarde ‘absoluut zwart’ vertegenwoordigt. De tv herkent dit (vrijwel) altijd correct, aanpassen is dus niet nodig.
AI-helderheid - Hiermee pas je de helderheid van donkere delen van het beeld bij hdr-weergave aan aan het omgevingslicht in de ruimte. Het is een erg nuttige functie die een subtiel, maar merkbaar positief effect heeft als je in een verlichte ruimte naar hdr-beelden kijkt. Zodra het omgevingslicht afneemt schakelt AI-helderheid zichzelf ook weer uit, zodat de functie geen invloed op het beeld heeft als je in een donkere ruimte kijkt. ‘Aan’ is wat ons betreft dan ook de beste instelling.
Motion Eye Care - Dit past de helderheid van het beeld automatisch (omlaag) aan om vermoeide ogen tegen te gaan. Welke instellingen Motion eye care precies verandert en op basis waarvan is ons niet geheel duidelijk. Het heeft onze voorkeur om deze functie uit te schakelen en - indien gewenst - de helderheid van de tv met de Backlight/OLED-lampje-instelling omlaag bij te stellen als je het beeld te helder vindt.
Oogcomfortmodus - Deze modus maakt de kleurtemperatuur van het beeld automatisch warmer om vermoeidheid tijdens het kijken tegen te gaan. Als de Bioscoopmodus is geactiveerd en kleurtemperatuur Warm2 is geselecteerd, biedt deze functie geen meerwaarde.
:strip_exif()/i/2004332124.jpeg?f=imagenormal)
LED lokaal dimmen - Deze functie is beschikbaar bij lcd-televisies waarbij het backlicht lokaal gedimd kan worden en biedt de opties Uit, Laag, Gemiddeld en Hoog. Een hogere instelling betekent dat het backlight verder dimt achter delen van het beeld die donkerder worden weergegeven. Dat resulteert in betere zwartwaarden, maar kan ook leiden tot zichtbare helderheidsverschillen tussen verschillende delen van het beeld. Daarnaast kan het dimmen en weer feller worden van het backlight in sommige gevallen hinderlijk zichtbaar zijn. Wat de beste instelling is, hangt af van het aantal dimming-zones dat de tv heeft, de getoonde content en onder welke lichtomstandigheden je ernaar kijkt. In de meeste gevallen raden wij bij LG-tv's met een edge-led-backlight aan om deze functie geheel uit te schakelen. Bij sommige modellen met een full array local dimming-backlight kan Laag het overwegen waard zijn.
HDMI Ultra HD Deep Color - Deze optie stelt HDMI-poorten in staat om 4k-signalen met 120Hz correct te verwerken en maakt 4:4:4- en 4:2:2-kleurcodering mogelijk. De functie kan compatibiliteitsproblemen met oudere HDMI-apparatuur veroorzaken, maar moet zijn ingeschakeld voor bronnen die hdr-materiaal weergeven.
Instant Game Respons - Deze instelling zorgt ervoor dat de tv automatisch de Game-modus selecteert wanneer wordt overgeschakeld naar een HDMI-ingang waarop een gameconsole is aangesloten. ‘Aan’ is de beste optie als je een spelcomputer hebt, maar als dat niet het geval is kun je deze optie beter uit laten staan om eventuele foutieve detectie en bijbehorende overschakeling naar de gamestand te voorkomen.
Energiebesparing - Vrijwel alle LG-tv's zijn voorzien van een helderheidssensor, waardoor het mogelijk is de maximale helderheid van het beeld automatisch aan te passen aan het omgevingslicht. De optie die dit regelt, vinden we in het beeldmenu onder Energiebesparing. Je hebt de keuze uit Uit, Minimum, Gemiddeld en Maximum, waarbij de helderheid afhankelijk van de instelling sterker of minder sterk terug wordt geregeld naarmate de helderheid in de ruimte afneemt. Gebruik deze functie op basis van je eigen voorkeur.
AMD FreeSync Premium - Dit stelt de tv in staat om volgens AMD's FreeSync-protocol met adaptieve framerates te werken. Nadeel is dat de 2020-modellen waarbij deze functie aanwezig is, niet tegelijkertijd FreeSync en Dolby Vision ondersteunen. Hou deze functie dus uitgeschakeld als je geen console of pc hebt aangesloten die FreeSync ondersteunt.
TruMotion - LG's beeldinterpolatie-opties vinden we terug onder het kopje TruMotion. Je kunt hier kiezen voor Uit, Vloeiend, Natuurlijk en Gebruiker. Bij de keuze voor Vloeiend staat beeldinterpolatie maximaal ingesteld, met een zo vloeiend mogelijk beeld als resultaat, maar met als bijeffect relatief veel beeldfouten. ‘Natuurlijk’ zorgt voor minder extreme beeldinterpolatie en dus minder vloeiend beeld, maar levert ook minder fouten op. De Gebruiker-stand, ten slotte, laat je de volgende instellingen zelf aanpassen:
De-Judder - Deze instelling past beeldinterpolatie toe bij bronnen met een beeldsnelheid van 24, 25 of 30 fps, zoals gebruikt bij veel films, series en YouTube-beeldmateriaal. Een hogere instelling zorgt voor vloeiender beeld, maar verhoogt ook de kans op beeldfouten.
De-Blur - Dit doet hetzelfde als De-Judder, maar dan voor beeldmateriaal met een beeldsnelheid van 50 of 60 fps, dus de meeste videogebaseerde beelden en reguliere tv-programma’s. Een hogere instelling zorgt voor agressievere interpolatie met een vloeiendere weergave als resultaat, maar geeft ook meer kans op beeldfouten.
OLED Motion / Motion Pro: Deze functie laat het backlight of het oledpaneel knipperen om beeldovergangen te maskeren, met als resultaat minder bewegingsonscherpte. Afhankelijk van de manier waarop dit in de tv is toegepast kan de helderheid hierdoor sterk afnemen en kan het beeld zichtbaar flikkeren.
Automatische wijziging Filmmaker Modus - Hiermee schakelt de tv automatisch over naar de Filmmaker-modus wanneer een externe bron of app metadata meestuurt die aangeeft dat naar een film wordt gekeken. Zie het kader over deze modus op de eerste pagina van dit artikel.
Pixel Refresher - Deze functie moet eventuele image retention bij oledtelevisies tegengaan. Gebruik hem alleen als je gedurende langere tijd een statisch beeld hebt weergegeven waarvan de contouren na afloop zichtbaar blijven.
Luminantie van logo aanpassen - Dit is een functie bij oledtelevisies die automatisch statische zenderlogo's herkent en ze minder helder weergeeft om inbranding tegen te gaan. Een nadeel is dat een (kleine) ruimte rond het logo minder licht wordt gedimd. Tenzij je vaak langdurig naar dezelfde tv-zender kijkt, zouden wij deze functie uit laten staan.
Sony
De menu's van Sony's lcd- en oledtelevisies bieden voor het grootste deel dezelfde instellings-mogelijkheden, al zijn er uiteraard verschillen. Daarbij geldt bovendien dat sommige functies alleen op de duurdere modellen beschikbaar zijn. Wij bespreken de beeldinstellingen aan de hand van lcd- en oledtelevisies van modeljaar 2020.
Beeldmodus - Sony's televisies hebben meerdere presets die een goed uitgangspunt vormen voor een natuurgetrouwe weergave. Naast de Bioscoop-modus is ook Gebruiker een preset die veel opties biedt om het beeld optimaal in te stellen. De Bioscoop- of Bioscoop Thuis-preset levert bij de meeste Sony-televisies het beste uitgangspunt. We raden daarom aan die te selecteren.
Automatische beeldmodus - Met deze functie probeert de tv zelf te herkennen wat voor soort beeld wordt weergegeven, om de beeldinstellingen daar automatisch bij aan te passen. Ons advies: hou deze functie uitgeschakeld.
Omgevingslichtsensor - Het inschakelen van de omgevingslichtsensor zorgt ervoor dat de helderheid van het beeld automatisch mee verandert met het omgevingslicht in de ruimte, door het backlight bij lcd-modellen te moduleren of de maximale helderheid van de oleds te beperken in een donkere omgeving. Deze functie gaat niet ten koste van de beeldkwaliteit en is wat ons betreft prima bruikbaar als je onder uiteenlopende omstandigheden tv kijkt.
Helderheid - Met de functie Helderheid regel je bij Sony-televisies daadwerkelijk de helderheid. Met deze instelling bepaal je dus hoe licht of donker het beeld als geheel wordt weergegeven. Bij lcd-televisies regelt de instelling het backlight, bij oledmodellen de aansturing van de individuele pixels.
Contrast, Gamma, Kleur, Zwartniveau - Deze instellingen zijn in de Bioscoop-beeldmodus standaard goed ingesteld. We raden aan ze niet aan te passen.
Geavanceerde contrastoptimalisatie - Deze functie past het wit- en zwartniveau dynamisch aan en zorgt voor beeld met een zo groot mogelijk dynamisch bereik. Nadeel is wel dat details in lichte en donkere delen van het beeld hierdoor verloren kunnen gaan. Kijk je (vooral) naar content van goede bronnen, dan is Uit de beste optie.
Automatische lokaal dimmen - Deze functie is beschikbaar op Sony's lcd-televisies die zijn voorzien van backlight dat in verschillende zones kan worden aangestuurd. Een hogere instelling betekent dat het backlight verder dimt achter delen van het beeld die donkerder worden weergegeven. Dat resulteert in betere zwartwaarden, maar kan ook leiden tot zichtbare helderheidsverschillen tussen delen van het beeld. Daarnaast kan het dimmen en weer feller worden van het backlight in sommige gevallen hinderlijk zichtbaar zijn. Wat de beste instelling is hangt af van het aantal dimming-zones dat de tv heeft, de content die wordt getoond en onder welke lichtomstandigheden je ernaar kijkt. In de meeste gevallen raden wij Uit of Laag aan; Midden en Hoog leveren naar onze smaak te veel negatieve bijeffecten.
:strip_exif()/i/2004332152.jpeg?f=imagenormal)
X-tended Dynamic Range - Deze functie geeft sdr-beeldmateriaal weer met een hogere maximale helderheid en past de gammacurve aan zodat een pseudo-hdr-effect ontstaat. Dat geeft het beeld meer impact, maar realistisch is het niet. Ons advies is dan ook deze functie niet of met een lage instelling te gebruiken.
Piekverlichting - Sony's oledtelevisies geven sdr-beelden in de Bioscoopmodus standaard met een helderheid van maximaal ongeveer 100 cd/m² weer. Dat is prima om in het donker naar te kijken, maar overdag houdt het niet over. Door piekverlichting in te schakelen, kun je de maximale helderheid in drie stappen verhogen.
Kleur, Kleurtint - Deze instellingen staan standaard goed bij gebruik van de Bioscoopmodus. Je kunt ze dus beter niet aanpassen.
Kleurtemperatuur - Sony biedt verschillende presets om de kleurtemperatuur van zijn tv's in te stellen. Voor een witpunt van D65 / 6500 kelvin is Expert1 de juiste instelling.
Live Color - Deze functie past de kleurweergave van het beeld dynamisch aan. Het resultaat is een beeld met meer verzadigde kleuren, waardoor je feitelijk niet meer naar het originele beeld kijkt. Het is uiteraard een kwestie van smaak, maar ons advies is om voor Uit te kiezen.
Beeldscherpte - De beeldscherpte staat bij Sony-televisies in veel gevallen standaard op 50% ingesteld en wij raden aan om daar niet (veel) aan te veranderen. Een lagere instelling levert een wollig en onscherp beeld op, een hogere instelling geeft al snel zichtbare bijeffecten.
Willekeurige ruis verminderen - Deze functie filtert (kleur)ruis en filmkorrel uit het beeld en laat zich in in stappen instellen. Nadeel is - net als bij andere merken - dat meer ruisfiltering ook zorgt voor verlies van details. Als je voornamelijk naar digitale bronnen van goede kwaliteit kijkt, kun je deze functie het beste op Uit laten staan.
Digitaal ruis verminderen - Dit tweede ruisfilter zoekt vooral naar compressiefouten in het beeld, zoals blokvorming en zogenaamde mosquito noise. Tenzij je veel naar beeld kijkt dat uit sterk gecomprimeerde digitale signalen bestaat, luidt ons devies om deze functie uit te laten, omdat ook deze vorm van ruisonderdrukking ten koste gaat van beeldscherpte.
:strip_exif()/i/2004332148.jpeg?f=imagenormal)
Realiteits Creation - Deze functie belooft dankzij machinelearing slimmere beeldverscherping dan de standaard Beeldscherpte-instelling die we hierboven bespraken. In de praktijk geldt dat ook deze functie geen wonderen kan verrichten. Afhankelijk van de content waar je naar kijkt kan spelen met de bijbehorende sliders soms een licht scherper beeld opleveren, maar ook hier geldt dat je niet te ver moet gaan omdat er anders zichtbare beeldfouten optreden.
Motionflow - Sony's beeldinterpolatie-algoritmen gaan schuil achter het kopje MotionFlow, waarbij je uit de presets Vloeiend, Scherp en Gebruiker kunt kiezen. Die laatste optie biedt - afhankelijk van de televisie - de mogelijkheid om de volgende instellingen handmatig te tweaken:
Soepelheid - Deze functie bepaalt hoe agressief de bewegingsinterpolatie werkt. Een hogere instelling betekent vloeiender beeld, maar ook meer beeldfouten.
Helderheid - Deze slider regelt afhankelijk van het model of er backlight blinking/scanning of black frame insertion wordt toegepast. Een hogere instelling levert scherpere beelden op bij beweging, maar gaat afhankelijk van het televisiemodel gepaard met een (forse) verlaging van de lichtopbrengst en/of zichtbaar knipperen van het beeld. Een eenduidig advies over het gebruik van deze functie is niet te geven. We raden je aan om te experimenteren en te ondervinden wat bij jouw specifieke televisie de beste ervaring oplevert
Vloeiende gradatie - Deze functie helpt om zogenaamde banding van het signaal tegen te gaan. Banding is het effect waarbij in vloeiende kleurovergangen in bijvoorbeeld de lucht soms duidelijke strepen of blokvorming zichtbaar zijn. Vloeiende gradatie kan dit probleem effectief oplossen.
Film Modus - Hiermee wordt automatisch herkend of beelden van interlaced bronnen filmmateriaal bevatten en past de weergave zich vervolgens automatisch aan. Wij raden aan deze functie op Aan of Auto in te stellen.
Videobereik HDMI - Dit bepaalt welke digitale signaalwaarde ‘absoluut zwart’ vertegenwoordigt. De tv herkent dit (vrijwel) altijd correct, aanpassen is dus niet nodig.
Kleurruimte - Deze functie stelt de gebruiker in staat om te kiezen tussen de standaard Rec.709-kleurruimte voor sdr-bronnen en DCI P3-weergave bij hdr-materiaal. Bij gebruik van de standaardinstelling herkent de televisie (meestal) correct welke kleurruimte gekozen moet worden.
Geavanceerde kleuraanpassing - Dit submenu biedt toegang tot instellingen die nodig zijn om de televisie in detail af te stellen. Dit is zonder meetapparatuur en kalibratiesoftware niet goed uit te voeren; wij raden dan ook af om deze instellingen aan te passen.
Overige instellingen
Sony-televisies beschikken uiteraard over een Game-modus en de nieuwste modellen kunnen ook overweg met 4k/120Hz-signalen. Om te zorgen dat de HMDI-ingangen signalen van pc- en consolebronnen goed verwerken, moet je 4:4:4-signaalverwerking inschakelen bij Indeling HDMI-signaal in het menu Zenders & Ingangen > Externe ingangen.
Philips
Philips zet van de vier grote fabrikanten wellicht het meest in op 'verbetering' van het beeld middels allerhande beeldverwerkingsfuncties, waardoor je bij televisies van dit merk iets meer werk kunt hebben om het beeld echt naturel te krijgen. Wij lopen de beeldinstellingen door aan de hand van lcd- en oledtelevisies van modeljaar 2020.
Beeldstijl - Philips-televisies bieden meerdere beeldpresets, waarvan Pure Cinema of Films het beste uitgangspunt biedt voor natuurgetrouwe weergave.
Kleur, OLED-contrast en Helderheid - Deze instellingen staan standaard goed wanneer de Films-preset is gekozen. Het is niet aan te raden ze te veranderen.
Scherpte - De slider die de beeldscherpte regelt werkt bij Philips-televisies in vrij grove stappen. Stand 0 biedt geen enkele verscherping, 1 biedt naar onze smaak een fijn beeld dat net wat scherper oogt zonder negatieve bijeffecten, terwijl 2 wat ons betreft al over het randje gaat. Instellen op 0 of 1 is dus het advies.
Veel beeldfuncties zijn in het Geavanceerd-menu terug te vinden, onderverdeeld in Kleur, Contrast, Scherpte en Beeldinterpolatie.
:strip_exif()/i/2004333490.jpeg?f=imagenormal)
Kleur -> Kleurverbetering - Hier kun je kiezen voor dynamische aanpassing van de kleurweergave, met als opties Uit, Minimum, Medium en Maximum. ‘Uit’ levert uiteraard de meest natuurgetrouwe beeldweergave, maar ook Minimum is wat ons betreft bruikbaar.
Kleur -> Kleurengamma - Dit biedt de mogelijkheid om de tv geforceerd een breed kleurbereik te laten gebruiken. Bij Normaal als instelling kiest de tv automatisch op basis van het ingangssignaal hoe kleuren moeten worden weergegeven, wat in de praktijk foutloos werkt.
Kleur -> Kleurtemperatuur - Dit bepaalt de kleurtemperatuur van het beeld. Warm is de optie die je moet hebben voor 6500 kelvin.
Kleur -> Witpuntuitlijning / Kleurregeling - Deze functie biedt de mogelijkheid om het witpunt en de kleurweergave te finetunen. Om dit goed te doen, is kalibratieapparatuur nodig.
Contrast -> Contrastmodus - Deze modus bepaalt hoe beelden worden verwerkt en biedt als opties Normaal, Geoptimaliseerd voor beelden, en Geoptimaliseerd voor energiebesparing. De beste resultaten behalen wij met Geoptimaliseerd voor beelden.
Contrast -> Perfect Natural Reality - Met deze functie worden sdr-beelden omgezet naar pseudo-hdr. De opties zijn Uit, Minimum, Medium en Maximum, waarbij wij niet verder zouden gaan dan Minimum.
Contrast -> HDR Perfect - Deze functie past de weergave van hdr-beelden aan op basis van het bronmateriaal. Het effect hiervan is wisselend, maar het heeft onze voorkeur - zeker bij oledtelevisies - om deze functie uit te laten.
Contrast -> Perfect Contrast - Dit biedt dynamische contrastaanpassing op basis van het videosignaal. Uit, Minimum, Medium en Maximum zijn de opties, Uit of Minimum zijn wat ons betreft de aanraders.
Contrast -> Videocontrast - Hiermee wordt bepaald hoe de televisie het witpunt van het beeldsignaal interpreteert. Standaard staat dit op 100%, wat de juiste instelling is.
Contrast -> Lichtsensor - Dit laat de helderheid van het beeld automatisch dimmen wanneer het omgevingslicht afneemt. Maak hier naar eigen voorkeur gebruik van.
Contrast -> Gamma - Deze functie bepaalt de helderheidscurve en biedt instellingen van -4 tot +4. De standaardinstelling is 0, en dat is prima.
Scherpte -> Ultra Resolution - Deze functie gebruikt machinelearning-algoritmes om beelden te verscherpen. Het effect is wisselend, waardoor het onze voorkeur heeft deze functie uitgeschakeld te houden.
Scherp beeld -> Ruisreductie - Deze functie filtert beeldruis en heeft als opties Uit, Minimum, Medium en Maximum. De ruisreductie van Philips is bijzonder effectief en Minimum kan straffeloos worden gebruikt, zonder negatieve invloed op de beeldscherpte.
Scherp beeld -> Dit tweede ruisfilter zoekt vooral naar compressiefouten in het beeld, zoals blokvorming en zogenaamde mosquito noise. Tenzij je veel naar beeld kijkt dat uit sterk gecomprimeerde digitale signalen bestaat, is het ons advies om deze functie uit te laten staan.
:strip_exif()/i/2004333492.jpeg?f=imagenormal)
Motion - Onder Motion vinden we instellingen voor beeldinterpolatie, backlight scanning en/of black frame insertion, afhankelijk van het tv-model. Philips biedt verschillende presets, te weten Uit, Echt bioscoop, Films, Standaard, Vloeiend en Persoonlijk. ‘Vloeiend’ biedt hierbij de hoogste beeldinterpolatie, terwijl Echt bioscoop slechts minimale interpolatie toepast en zo de originele filmlook weet te behouden. Kies je voor Persoonlijk, dan zijn er twee opties die naar eigen smaak zijn in te stellen:
Perfect Natural Motion - Hiermee bepaal je de mate van beeldinterpolatie. Hoger levert vloeiender beeld op, maar ook meer beeldfouten.
Perfect Clear Motion - Dit regelt de aansturing van het backlight of de aansturing van het oledpaneel om bewegingsscherpte te optimaliseren. Afhankelijk van het tv-model verschillen de opties die worden geboden, zodat het lastig is om een eenduidig advies over de beste instelling te geven.
Tot slot
Het correct instellen van een televisie om tot een natuurgetrouwe beeldweergave te komen, is niet lastig. Vaak heb je met het selecteren van de Film- of Movie-modus al negentig procent van het werk gedaan. Afhankelijk van jouw persoonlijke voorkeuren en het gebruik van de tv kan het de moeite waard zijn om dieper in de menu's te duiken en de instellingen te finetunen. Doe je dat aan de hand van de stappen die we op de vorige pagina's hebben doorlopen, dan bieden de meeste moderne televisies prima beeld.
:strip_exif()/i/2004333512.jpeg?f=imagenormal)
Wil je écht de allerbeste beeldkwaliteit uit je tv halen, dan is kalibratie met testpatronen en een optische colorimeter of spectrofotometer een optie. Vrijwel alle moderne televisies bieden een uitgebreid color management systeem (cms) waarmee het mogelijk is om zowel de grijs- als kleurweergave vrijwel perfect af te stellen. Je kunt de hiervoor benodigde hard- en software zelf aanschaffen, of gebruikmaken van een bedrijf dat kalibratieservices biedt. Bij sommige winkels is het zelfs mogelijk om direct bij aankoop een (basis)kalibratie te laten uitvoeren. Biedt kalibratie écht meerwaarde? Tien jaar geleden zouden we die vraag met een volmondig ‘ja’ hebben beantwoord, maar tegenwoordig ligt dat een stuk genuanceerder. Zeker duurdere televisies zijn tegenwoordig vanuit de fabriek al zo goed afgesteld dat de Delta-E grijs- en kleurfouten die wij tijdens ons reviewproces meten dusdanig klein zijn dat het voor de meeste gebruikers niet de moeite waard is een kalibratie te laten uitvoeren. De winst in beeldkwaliteit weegt daarvoor simpelweg niet op tegen de kosten, die tot honderden euro's kunnen oplopen, afhankelijk van door wie en hoe de kalibratie wordt uitgevoerd. Koop je een tv bij een winkel die gratis of tegen een zeer geringe vergoeding een basiskalibratie aanbiedt, dan zouden we dat zeker laten doen. Hoewel televisies standaard doorgaans goed zijn afgesteld, is er altijd kans op (kleine) exemplarische afwijkingen die met een kalibratie vaak kunnen worden opgelost.