Een spin-off van de TU Delft heeft een stille en relatief betaalbare 'plug-and-play'-windturbine ontwikkeld. Na vier jaar onderzoek en testen komt de kleine windturbine op de markt, in eerste instantie voor bedrijven.
De Windchallenge 1.7, zoals de windturbine is gedoopt, weegt 10 kilo en heeft een spanwijdte van 1,7 meter. Daardoor kan de windmolen gemakkelijk op daken, en bijvoorbeeld lichtmasten en kassen geplaatst worden. "Er is geen kraan nodig voor de montage, de molen staat niet nagelvast en is dus mee te verhuizen." Aldus Eline Mertens, directeur van Windchallenge BV. Volgens de producent blijft het geluid onder de 50dB, wat bij normaal omgevingsgeluid nog maar moeilijk te horen is. "Tijdens tests in het Westland was het niet mogelijk om het geluidsniveau te meten vanwege de airconditioning die ook op het dak stond. Die maakte meer lawaai dan de windturbine."
De molen levert rond de 500kWh per jaar bij een gemiddelde windsnelheid van 4 meter per seconde en 900kWh bij een gemiddelde windsnelheid van 6m/s. Die opbrengst wordt mede behaald doordat de bladen van de molen hun positie afstemmen op de windkracht en -richting. De stand van de bladen verandert ook als het te hard waait, zodat er niet te veel kracht op de constructie komt te staan. De gemiddelde windsnelheid in Nederland is overigens 2,2m/s in het binnenland en 5,6m/s aan de kust.
In eerste instantie richt Windchallenge zich op de zakelijke markt. "Op en rond zakelijke gebouwen is vaak veel wind", vertelt Mertens. "Bovendien is de windturbine gunstig voor de zakelijke markt om te kunnen voldoen aan verschillende certificaten, zoals de CO2-Prestatieladder."
De windmolen wordt volledig in Nederland geproduceerd en is te koop vanaf 5.100 euro, exclusief btw. Met de huidige stroomtarieven zou het zonder subsidies enkele decennia duren voordat dit aanschafbedrag is terugverdiend. Volgens Mertens kunnen bedrijven via diverse potjes in aanmerking komen voor maximaal zo'n 2000 euro subsidie, wat de terugverdientijd iets zou verlagen. Mertens stelt wel dat de aanschafprijs 'op termijn', vooral door massaproductie, omlaag kan waardoor de terugverdientijd uiteindelijk ooit op zo'n zeven jaar zou moeten komen te liggen.