Sony wil telecommunicatiefabrikant Ericsson uitkopen en stoppen met joint venture Sony Ericsson. Dat beweert zakenkrant The Wall Street Journal. De bedrijven willen vooralsnog niet ingaan op het gerucht, dat ook eerder al rondging.
Op dit moment zijn Sony en Ericsson beide voor de helft eigenaar van de joint venture. Met het uitkopen van de Zweedse telecommunicatiefabrikant wil Sony naar verluidt geld besparen op de ontwikkeling van zijn producten. Zo zou nog maar één ontwikkelteam verantwoordelijk worden voor de ontwikkeling van mobiele apparaten als tablets, telefoons en spelcomputers.
Ook zou de samenwerking niet lekker verlopen. The Wall Street Journal meldt dat de twee bedrijven al jaren met elkaar steggelen over de zeggenschap binnen de joint venture. Sony wilde volgens The Wall Street Journal al jaren een telefoon waarop PlayStation-games gespeeld kunnen worden, terwijl Ericsson daar het belang niet van inzag. Het toestel, de Xperia Play, werd uiteindelijk dit jaar door de partners op de markt gebracht. Sony zou er nu van balen dat het de mogelijke winst daarvan met Ericsson moet delen.
Vanwege de sterke concurrentie van bedrijven als Samsung en Apple wil Sony de knoop snel doorhakken, beweren de bronnen. De joint venture zag zijn wereldwijde marktaandeel in de afgelopen jaren slinken. De gesprekken over een mogelijke uitkoop zouden inmiddels gaande zijn.
Sony noch Ericsson wil op het bericht reageren. Ceo Bert Nordberg liet onlangs echter weten dat de koers van het gemeenschappelijke bedrijf steeds meer gemeen heeft met die van Sony en minder met die van Ericsson, schrijft de Amerikaanse krant. In de afgelopen jaren heeft Sony zich steeds meer bemoeid met de ontwikkeling van Sony Ericsson-telefoons. Naast het PlayStation-merk kregen de telefoons Sony's Bravia-engine en Exmor R-sensoren in de camera's. Ook waren topmensen van Sony en Sony Ericsson steeds vaker te gast op elkaars persconferenties.
Sony en Ericsson begonnen in 2001 met een joint venture. De bedrijven stopten met het maken van aparte telefoons en ontwikkelden vanaf die tijd samen telefoons. Het hoofdkantoor van het gedeelde bedrijf staat in Londen; wereldwijd werken er ongeveer 3500 mensen. Analisten beweren dat het aandeel van de Zweedse telecommunicatiefabrikant mogelijk een tot twee miljard dollar waard is. Dat bedrag is een ruwe schatting, omdat Ericsson ook patenten op zijn naam heeft staan waarvoor wellicht moet worden betaald.