De Chicago Tribune beweert een lijst van 2653 agenten van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA te hebben samengesteld, door simpelweg op het internet te zoeken. Volgens de krant is er gebruik gemaakt van commerciële zoekdiensten waar in principe iedereen toegang toe heeft. De lijst is niet gepubliceerd op verzoek van de CIA, die niet op de hoogte bleek te zijn van het feit dat de gegevens over de betrokkenen in publiek toegankelijke databanken terecht zijn gekomen. De Chicago Tribune zou tevens twee 'geheime' locaties hebben ontdekt. De zaak is opmerkelijk in het licht van het schandaal omtrent het lekken van de naam van CIA-agente Valerie Plame - wat vanuit regeringskringen gedaan zou zijn als vergelding voor het feit dat haar man, oud-ambassadeur Joseph Wilson, de oorlog in Irak bekritiseerd had. Het openbaar maken van de identiteit van CIA-agenten is verboden; het brengt immers niet alleen hun werk en mogelijk hun leven in gevaar, maar ook dat van anderen met wie contacten zijn opgebouwd. Volgens CIA-woordvoerster Jennifer Dyck is identiteitsgeheimhouding een complexe zaak geworden in het internettijdperk. 'Er zijn zaken die vroeger werkten maar nu niet meer', aldus Dyck, die eraan toevoegt dat de CIA-leiding bezig is de geheimhoudingsprocedures te herzien. Op de vraag hoe er zoveel details over CIA-agenten in publiek toegankelijke bestanden terecht zijn gekomen, kwam een hooggeplaatste medewerker van de inlichtingendienst niet verder dan de opmerking er 'geen geweldige verklaring' voor te kunnen geven. De man wil wel kwijt dat agenten in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor het behoud van hun dekmantel. Volgens een voormalige CIA-medewerker is het in het 'Google-tijdperk' lastiger om van dekmantel naar dekmantel te hoppen dan vroeger, en is het zaak dat agenten zich er reeds aan het begin van hun carrière van bewust zijn welke informatie er in het publieke domein terecht kan komen.