Op C|Net zien we hoe Intel aankijkt tegen de toekomst van de processorindustrie wat betreft de gebruikte technieken en materialen. De verwachting is dat binnen nu en vijftien jaar het gebruik van silicium verdrongen zal zijn door nanotubes, en later door spintronics. Op dit moment maken siliciumtransistors gebruik van de CMOS-techniek, waarbij de processors telkens verbeterd worden door de transistoren te verkleinen en hun aantal te vergroten. In 2007 denkt Intel te beginnen met het gebruik van het 45nm-procédé. In deze chips zullen de transistoren van metaal gemaakt zijn in plaats van silicium en zal de poortoxide, een isolerende laag die de stroom elektronen in de transistor beheerst, niet meer uit siliciumoxide bestaan.
De nieuwe poortoxide zal twee keer zo dik zijn als de oude, maar de performance zal beter zijn dan die van het oude siliciumoxide en er zal minder stroom door de laag kunnen weglekken. Welk nieuw materiaal verantwoordelijk is voor deze verbetering is nog niet bekendgemaakt. Deze nieuwe materialen maken het mogelijk dat Intel in 2011 of 2012 over kan gaan op een 22nm-procédé. In 2015 wordt het echter tijd voor een volgende revolutie: het gebruik van koolstofnanotubes. Nanotubes kunnen ter vervanging van silicium in een transistor gebruikt worden of het koperdraad dat deze halfgeleiders verbindt vervangen.
Ook kunnen zij gebruikt worden om warmte te verwijderen uit de computer. Rond 2020 zal het gebruik van CMOS langzaam aan zijn einde komen. Twee opvolgers die staan te trappelen om het roer over te nemen zijn spintronics en faseveranderingen. Bij spintronics worden enen en nullen gecreëerd door het beheersen van de draaiing van elektronen, bij faseverandering wordt data opgeslagen door de fysische fase van het medium te veranderen. Verschillende universiteiten doen op dit moment onderzoek naar deze technieken en worden daarbij door Intel ondersteund.
