De ontwikkelaars van de populaire container Docker hebben het bèta-label van de versie voor macOS en Windows afgehaald. Daarmee komt de noodzaak om een aparte virtuele machine voor Docker op die besturingssystemen te gebruiken, te vervallen.
Eind maart van dit jaar ging Docker het bèta-traject in met de Windows- en Mac-versie. Beide versies draaien native via virtualisatietools op beide besturingssystemen. De Mac-versie draait via Xhyve en de Windows-versie draait via Hyper-V.
Ook is het simpeler geworden om containers te koppelen binnen de applicatie aan het hostsysteem en vervolgens aan het netwerk waar de computer zich op bevindt. Daarnaast is het mounten van andere volumes die aan het host-systeem gekoppeld zijn, makkelijk. Tevens is de Docker-container op de host-computer te bereiken via localhost in plaats van een specifiek ip-adres, iets wat wel nodig was bij gebruik van Docker in een vm.
Docker is een container waar alle benodigde onderdelen inzitten om installatiepakketten te maken. Het stopt een applicatie inclusief alle benodigde afhankelijkheden in een virtuele container. Docker kan ontwikkelen op deze manier makkelijker maken.
Docker voor Windows vereist een 64-bit Windows 10 Pro-installatie. Voor de Mac OS X- en macOS-versie is minimaal een model nodig met ondersteuning voor Intels mmu-virtualisatie dat draait op OS X 10.10.3 Yosemite of nieuwer in verband met het benodigde hypervisor-framework. Het verlaten van het bètastadium komen werd aangekondigd op Dockers blog.