De menu's van Sony's lcd- en oledtelevisies bieden voor het grootste deel dezelfde instellings-mogelijkheden, al zijn er uiteraard verschillen. Daarbij geldt bovendien dat sommige functies alleen op de duurdere modellen beschikbaar zijn. Wij bespreken de beeldinstellingen aan de hand van lcd- en oledtelevisies van modeljaar 2020.
Beeldmodus - Sony's televisies hebben meerdere presets die een goed uitgangspunt vormen voor een natuurgetrouwe weergave. Naast de Bioscoop-modus is ook Gebruiker een preset die veel opties biedt om het beeld optimaal in te stellen. De Bioscoop- of Bioscoop Thuis-preset levert bij de meeste Sony-televisies het beste uitgangspunt. We raden daarom aan die te selecteren.
Automatische beeldmodus - Met deze functie probeert de tv zelf te herkennen wat voor soort beeld wordt weergegeven, om de beeldinstellingen daar automatisch bij aan te passen. Ons advies: hou deze functie uitgeschakeld.
Omgevingslichtsensor - Het inschakelen van de omgevingslichtsensor zorgt ervoor dat de helderheid van het beeld automatisch mee verandert met het omgevingslicht in de ruimte, door het backlight bij lcd-modellen te moduleren of de maximale helderheid van de oleds te beperken in een donkere omgeving. Deze functie gaat niet ten koste van de beeldkwaliteit en is wat ons betreft prima bruikbaar als je onder uiteenlopende omstandigheden tv kijkt.
Helderheid - Met de functie Helderheid regel je bij Sony-televisies daadwerkelijk de helderheid. Met deze instelling bepaal je dus hoe licht of donker het beeld als geheel wordt weergegeven. Bij lcd-televisies regelt de instelling het backlight, bij oledmodellen de aansturing van de individuele pixels.
Contrast, Gamma, Kleur, Zwartniveau - Deze instellingen zijn in de Bioscoop-beeldmodus standaard goed ingesteld. We raden aan ze niet aan te passen.
Geavanceerde contrastoptimalisatie - Deze functie past het wit- en zwartniveau dynamisch aan en zorgt voor beeld met een zo groot mogelijk dynamisch bereik. Nadeel is wel dat details in lichte en donkere delen van het beeld hierdoor verloren kunnen gaan. Kijk je (vooral) naar content van goede bronnen, dan is Uit de beste optie.
Automatische lokaal dimmen - Deze functie is beschikbaar op Sony's lcd-televisies die zijn voorzien van backlight dat in verschillende zones kan worden aangestuurd. Een hogere instelling betekent dat het backlight verder dimt achter delen van het beeld die donkerder worden weergegeven. Dat resulteert in betere zwartwaarden, maar kan ook leiden tot zichtbare helderheidsverschillen tussen delen van het beeld. Daarnaast kan het dimmen en weer feller worden van het backlight in sommige gevallen hinderlijk zichtbaar zijn. Wat de beste instelling is hangt af van het aantal dimming-zones dat de tv heeft, de content die wordt getoond en onder welke lichtomstandigheden je ernaar kijkt. In de meeste gevallen raden wij Uit of Laag aan; Midden en Hoog leveren naar onze smaak te veel negatieve bijeffecten.
X-tended Dynamic Range - Deze functie geeft sdr-beeldmateriaal weer met een hogere maximale helderheid en past de gammacurve aan zodat een pseudo-hdr-effect ontstaat. Dat geeft het beeld meer impact, maar realistisch is het niet. Ons advies is dan ook deze functie niet of met een lage instelling te gebruiken.
Piekverlichting - Sony's oledtelevisies geven sdr-beelden in de Bioscoopmodus standaard met een helderheid van maximaal ongeveer 100 cd/m² weer. Dat is prima om in het donker naar te kijken, maar overdag houdt het niet over. Door piekverlichting in te schakelen, kun je de maximale helderheid in drie stappen verhogen.
Kleur, Kleurtint - Deze instellingen staan standaard goed bij gebruik van de Bioscoopmodus. Je kunt ze dus beter niet aanpassen.
Kleurtemperatuur - Sony biedt verschillende presets om de kleurtemperatuur van zijn tv's in te stellen. Voor een witpunt van D65 / 6500 kelvin is Expert1 de juiste instelling.
Live Color - Deze functie past de kleurweergave van het beeld dynamisch aan. Het resultaat is een beeld met meer verzadigde kleuren, waardoor je feitelijk niet meer naar het originele beeld kijkt. Het is uiteraard een kwestie van smaak, maar ons advies is om voor Uit te kiezen.
Beeldscherpte - De beeldscherpte staat bij Sony-televisies in veel gevallen standaard op 50% ingesteld en wij raden aan om daar niet (veel) aan te veranderen. Een lagere instelling levert een wollig en onscherp beeld op, een hogere instelling geeft al snel zichtbare bijeffecten.
Willekeurige ruis verminderen - Deze functie filtert (kleur)ruis en filmkorrel uit het beeld en laat zich in in stappen instellen. Nadeel is - net als bij andere merken - dat meer ruisfiltering ook zorgt voor verlies van details. Als je voornamelijk naar digitale bronnen van goede kwaliteit kijkt, kun je deze functie het beste op Uit laten staan.
Digitaal ruis verminderen - Dit tweede ruisfilter zoekt vooral naar compressiefouten in het beeld, zoals blokvorming en zogenaamde mosquito noise. Tenzij je veel naar beeld kijkt dat uit sterk gecomprimeerde digitale signalen bestaat, luidt ons devies om deze functie uit te laten, omdat ook deze vorm van ruisonderdrukking ten koste gaat van beeldscherpte.
Realiteits Creation - Deze functie belooft dankzij machinelearing slimmere beeldverscherping dan de standaard Beeldscherpte-instelling die we hierboven bespraken. In de praktijk geldt dat ook deze functie geen wonderen kan verrichten. Afhankelijk van de content waar je naar kijkt kan spelen met de bijbehorende sliders soms een licht scherper beeld opleveren, maar ook hier geldt dat je niet te ver moet gaan omdat er anders zichtbare beeldfouten optreden.
Motionflow - Sony's beeldinterpolatie-algoritmen gaan schuil achter het kopje MotionFlow, waarbij je uit de presets Vloeiend, Scherp en Gebruiker kunt kiezen. Die laatste optie biedt - afhankelijk van de televisie - de mogelijkheid om de volgende instellingen handmatig te tweaken:
Soepelheid - Deze functie bepaalt hoe agressief de bewegingsinterpolatie werkt. Een hogere instelling betekent vloeiender beeld, maar ook meer beeldfouten.
Helderheid - Deze slider regelt afhankelijk van het model of er backlight blinking/scanning of black frame insertion wordt toegepast. Een hogere instelling levert scherpere beelden op bij beweging, maar gaat afhankelijk van het televisiemodel gepaard met een (forse) verlaging van de lichtopbrengst en/of zichtbaar knipperen van het beeld. Een eenduidig advies over het gebruik van deze functie is niet te geven. We raden je aan om te experimenteren en te ondervinden wat bij jouw specifieke televisie de beste ervaring oplevert
Vloeiende gradatie - Deze functie helpt om zogenaamde banding van het signaal tegen te gaan. Banding is het effect waarbij in vloeiende kleurovergangen in bijvoorbeeld de lucht soms duidelijke strepen of blokvorming zichtbaar zijn. Vloeiende gradatie kan dit probleem effectief oplossen.
Film Modus - Hiermee wordt automatisch herkend of beelden van interlaced bronnen filmmateriaal bevatten en past de weergave zich vervolgens automatisch aan. Wij raden aan deze functie op Aan of Auto in te stellen.
Videobereik HDMI - Dit bepaalt welke digitale signaalwaarde ‘absoluut zwart’ vertegenwoordigt. De tv herkent dit (vrijwel) altijd correct, aanpassen is dus niet nodig.
Kleurruimte - Deze functie stelt de gebruiker in staat om te kiezen tussen de standaard Rec.709-kleurruimte voor sdr-bronnen en DCI P3-weergave bij hdr-materiaal. Bij gebruik van de standaardinstelling herkent de televisie (meestal) correct welke kleurruimte gekozen moet worden.
Geavanceerde kleuraanpassing - Dit submenu biedt toegang tot instellingen die nodig zijn om de televisie in detail af te stellen. Dit is zonder meetapparatuur en kalibratiesoftware niet goed uit te voeren; wij raden dan ook af om deze instellingen aan te passen.
Overige instellingen
Sony-televisies beschikken uiteraard over een Game-modus en de nieuwste modellen kunnen ook overweg met 4k/120Hz-signalen. Om te zorgen dat de HMDI-ingangen signalen van pc- en consolebronnen goed verwerken, moet je 4:4:4-signaalverwerking inschakelen bij Indeling HDMI-signaal in het menu Zenders & Ingangen > Externe ingangen.