Internet is tot nu toe een dubbele revolutie gebleken; in de eerste fase ging het vooral om computers, veelal kasten met monitors, muizen en toetsenborden, die door middel van snoeren met de muur waren verbonden. We zitten nu midden in de veel belangrijkere tweede fase van die revolutie: het mobiele internet.
Datzelfde internet is er nu altijd, op elke plek die we willen, en brengt ons in contact met alles wat we willen. Dat is hier al een omwenteling, maar voor veel mensen in ontwikkelingslanden is het de grootste technologische vooruitgang in hun leven; het mobiele internet is het eerste en enige internet dat velen van hen kennen.
Mobiele netwerken zijn in feite niets meer dan vaste netwerken met mobiele opstelpunten
Als je veertig jaar zou teruggaan in de tijd en voorbijgangers zou uitleggen dat je op een willekeurige plek op straat vrijwel iedereen aan de andere kant van de wereld op datzelfde moment kunt oproepen, zien en spreken, zouden ze je voor gek verklaren of op zijn minst denken dat je stevig aan de drugs zit. Wat mogelijk is geworden dankzij internet, mobiele netwerken en apparatuur als smartphones, is een van de grote technologische wonderen van onze tijd.
Hoe werken die netwerken eigenlijk? De netwerken die we omschrijven als 'mobiele netwerken' zijn in feite niets meer dan vaste netwerken met mobiele opstelpunten, een beetje zoals wifi thuis. Van de weg die een signaal aflegt, gaat het overgrote deel over vaste netwerken.
Een signaal, bijvoorbeeld een pushnotificatie naar je telefoon, komt het netwerk vermoedelijk binnen via een van de vele onderzeese kabels die Nederland met de rest van de wereld verbinden. Vervolgens gaat het over de vaste kabels van de provider, meestal een glasvezelverbinding, naar de mast toe. Als de mast of masten waarmee je telefoon is verbonden geen glasvezel hebben, gaat het vaak via een straalverbinding vanaf een andere mast, dus al via de lucht. Vaak gaat het signaal echter pas het laatste stukje draadloos, van de mast naar de telefoon. In die zin is het dus niet wezenlijk anders dan een wifi-verbinding, waarbij de data ook pas het stukje vanaf de router naar de apparatuur door de lucht aflegt.
De telefoon en de zendmast communiceren op bepaalde frequenties, dus met golven van een bepaalde lengte. Elke provider heeft blokken met frequenties toegewezen gekregen tijdens veilingen van de overheid, en telefoons moeten antennes en hardware hebben om signalen op die frequenties te kunnen zenden, ontvangen en decoderen.
Mobiele netwerken verschillen in een belangrijk opzicht van andere soorten netwerken, zoals fm-radio of zelfs internetdiensten als wifi; masten moeten het signaal aan elkaar kunnen overdragen. Als dat niet zo was, zou iemand die vanuit de auto belt, bijna elke minuut opnieuw moeten bellen, omdat hij het dekkingsgebied van een bepaalde mast uit- en het gebied van een andere mast inrijdt.