Mobiele telefonie begon eind jaren zeventig met nog volledig analoge netwerken. Het eerste netwerk was Jtacs: Japanese Total Access Communications System. Dat werd in 1979 in Japan in gebruik genomen. Begin jaren tachtig volgden de Scandinavische landen. Het waren netwerken die nu '1g' worden genoemd.
1973
Het eerste mobiele telefoontje werd gepleegd in 1973 door engineer Martin Cooper van Motorola. Daarbij moet je uiteraard niet denken aan de mobieltjes van nu: het prototype van de Motorola Dyna-tac woog 1,1 kilo. Cooper belde met Joel Engel, het hoofd van Bell Labs.
Alternatieven
De ontwikkeling van de mobiele telefoon en de bijbehorende netwerken stond los van de autotelefoons. KPN-voorloper PTT introduceerde in 1980 het ATF-1-netwerk voor autotelefonie en later volgende de ATF-2- en ATF-3-netwerken.
Het eerste digitale draadloze-telefoniesysteem in Nederland was GreenPoint, gebaseerd op CT2. Dat werd in 1992 ingevoerd. Midden jaren negentig maakten 60.000 Nederlanders daar gebruik van. Met deze PTT-dienst konden mensen bellen op plekken rondom GreenPoints. Het was dus geen landelijk dekkend netwerk, maar eerder een netwerk van hotspots zoals er nu wifi-hotspots bestaan.
De eerste digitale netwerktechnologie die bedoeld was om landelijk dekkende netwerken aan te leggen was gsm. In Nederland introduceerde KPN in 1994 het eerste gsm-netwerk; in andere landen was deze 2g-technologie toen al enige jaren in gebruik. De gsm-netwerken zijn nog altijd actief, al zal dat niet eeuwig duren.
Gsm: eindelijk overal bellen
Gsm staat voor Global System for Mobile Communications. Het klopt als je opmerkt dat je 'gsmc' krijgt als je dat afkort, maar van origine is gsm een afkorting van Groupe Special Mobile, een Parijse stuurgroep die in de jaren tachtig een 2g-standaard moest ontwikkelen. Toen deze gsm-standaard aansloeg, werd daar alsnog een interessanterige Engelse kreet bij verzonnen.
Gsm is misschien de bekendste toepassing van 2g, het is niet de enige variant. De grootste concurrent is cdma, wat staat voor code division multiple access. Cdma, waarvan de mobiele versie pas door Qualcomm werd ontwikkeld toen gsm al in gebruik was genomen, gebruikt een andere manier om de beschikbare frequentieruimte te verdelen tussen telefoons.
Mobiel internet: 3g
Omdat die methode beter werkt dan gsm, werd al snel besloten de cdma-technologie als basis te gebruiken voor 3g, dat w-cdma oftewel wideband-cdma werd genoemd. Deze technologie staat nu bekend als umts, en in een later stadium kwamen daar nog de snellere varianten hspa en hspa+ bij.
Het grote voordeel van umts was dat er meer data kon worden verzonden: de gsm-uitbreiding gprs was beperkt tot rond de 60kbps en het maximum voor 2g-verbindingen werd bereikt met Edge, dat snelheden tot 384kbps mogelijk maakte. De topsnelheid van hspa bedraagt echter 56Mbps en in theorie kan het zelfs nog sneller. In Nederland is het feitelijke maximum 28,8Mbps, maar in de praktijk wordt vaak 5 tot 7Mbps gerealiseerd.