Wanneer je je bestaande game-pc van een snellere videokaart wil voorzien, is het de vraag of je processor snel genoeg is om er veel voordeel uit te halen, of dat je prestaties laat liggen. Hoe de videokaarten van Nvidia, Intel en AMD zich tot elkaar verhouden in combinatie met een langzamere Ryzen-processor, heb ik in een vorig artikel al bekeken. Dit keer was het de beurt aan een aantal Intel-processors van verschillende generaties met verschillende cpu-architecturen. Opnieuw hebben we gekozen voor mainstream hexacore-processors met smt, wat voor gaming als de sweet spot kan worden gezien.
Spaarzame processorbelasting versus prestatieafhankelijkheid
Net als bij de vergelijking tussen de Ryzen-processors is ook bij de Intel-processors zichtbaar dat de Radeon-videokaart minder afhankelijk is van een snelle processor om dicht bij zijn maximale prestaties te komen. De RX 6700 XT verliest slechts tien procent aan prestaties als de snelste Core i5 12400-processor uit deze vergelijking wordt vervangen door de langzaamste Core i5 10400. Bij de RTX 3070 zakken de prestaties met 25 procent duidelijk veel verder in wanneer deze videokaart wordt aangedreven door een iets oudere cpu.
Ga je voor een GeForce-kaart en wil je geen prestaties laten liggen, dan is het belangrijk dat je processor deze videokaart goed aan het werk kan houden. Die noodzaak blijkt bij een Radeon-kaart minder groot. De Intel Arc valt daar tussenin, met als kanttekening dat de absolute prestaties op de A770 het laagst van dit drietal zijn en dat deze gpu een voorkeur lijkt te hebben voor processors uit eigen stal.
Met dit artikel heb ik de prestaties van de RX 6700 XT, RTX 3070 en Arc A770 vergeleken op drie generaties aan Intel-processors in een reeks DirectX 12-games. In een opvolgend artikel wil ik dieper ingaan op de prestaties van Nvidia, Intel en AMD in DirectX 11-games.