Een land heeft minimaal vier mobiele providers met een eigen netwerk nodig om voldoende innovatie en concurrentie te kunnen waarborgen. Dat zegt handelsorganisatie OESO in een rapport dat donderdagochtend is verschenen.
Als een land drie providers of minder heeft met een eigen netwerk, treedt er stabilisatie op en hebben providers te weinig prikkels om vernieuwende abonnementen aan te bieden of fors te investeren in de netwerken, zegt de OESO in een donderdagochtend verschenen rapport, dat de OESO heeft samengevat in een blogpost. Bovendien bevordert een vierde provider met een mobiel netwerk de concurrentie van virtuele providers.
In het rapport neemt de OESO Nederland als voorbeeld: sinds T-Mobile in 2007 Orange overnam heeft Nederland drie mobiele netwerken, maar Tele2 bouwt momenteel aan zijn eigen 4g-netwerk. "Het valt op dat, voorafgaand aan het live gaan (van het Tele2-netwerk, red.), virtuele providers concurrerender zijn geworden en, in een geval, roamen in heel Europa deel van de bundel hebben gemaakt. Zo'n ontwikkeling leunt op een concurrerende markt voor wholesale." Wholesale is daarbij de markt, waarbij virtuele providers diensten inkopen bij providers met een eigen netwerk; met meer providers met een eigen netwerk hebben virtuele providers meer keuze en kunnen vermoedelijk dus betere prijzen en voorwaarden bedingen.
Desondanks zegt de OESO dat overheden zich niet zomaar moeten richten op het uitbreiden van het aantal providers. Volgens de organisatie kan het delen van onderdelen van het netwerk, zoals T-Mobile en Tele2 in Nederland gaan doen, grote voordelen bieden, omdat providers in andere landen de besparingen lijken door te berekenen aan consumenten en er zo lagere prijzen komen.