De rechtbank van Amsterdam heeft geoordeeld dat het zonder toestemming gebruiken van andermans internetverbinding niet strafbaar is. Bandbreedte kan volgens de rechters niet beschouwd worden als een goed, dat gestolen kan worden.
De zaak was aangespannen tegen zes verdachten, van wie er één had gewerkt als loodgieter in een studentenflat en de beschikking had gekregen over gekopieerde sleutels van de flat. In chatsessies op internet bood hij aan om stiekem servers te installeren, die gebruik konden maken van de 100Mb-internetverbinding in de flat. Vijf mensen gingen op dit aanbod in, en begin 2005 installeerde de loodgieter achter het plafond een klein datacenter, dat hij aansloot op de internetverbinding en het lichtnet van de flat. De servers werden gebruikt voor het delen van muziek, video en games.
Op 27 september 2005 hoorde de huismeester een zoemend geluid uit het plafond komen en stelde een nader onderzoek in. Achter de plafondplaten ontdekte hij vijf servers en enkele routers, die op internet en het lichtnet waren aangesloten. Hij waarschuwde de politie, die de volgende dag de apparatuur in beslag nam en een onderzoek begon. Het spoor leidde al snel naar de loodgieter en zijn vrienden, die wegens diefstal van bandbreedte en dataverkeer werden aangeklaagd, evenals wegens schending van auteursrechten.
De rechtbank oordeelde echter dat noch dataverkeer, noch bandbreedte vallen onder de omschrijving van 'enig goed' in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, dat diefstal strafbaar stelt. Omdat dit in de tenlastelegging niet goed genoeg was omschreven, sprak de rechtbank de verdachten eveneens vrij van auteursrechtschending. Al in 1921 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat diefstal van elektriciteit strafbaar is, maar dit was de verdachten niet ten laste gelegd, zodat zij allen werden vrijgesproken.