Op de Professional Developers Conference heeft Anders Hejlsberg, hoofdontwikkelaar van het .Net-framework, Microsofts nieuwe integratietaal LINQ gepresenteerd, waarmee het bedrijf een brug wil slaan tussen databasequery's en de objectgeoriënteerde talen van het .Net-framework. LINQ moet het makkelijker maken om informatie uit verschillende databronnen te integreren in applicaties die in deze talen zijn geschreven. De technologie biedt eenduidige queryconstructies om data aan te spreken uit verschillende bronnen, zoals databases of XML-documenten. Hejlsberg zegt dat veel developers zich vaak net loodgieters voelen, omdat ze verbindingen moeten aanleggen tussen de databasetaal en de applicatietaal. LINQ moet voor deze problematiek een oplossing bieden.

De technologie kan gezien worden als een extensie van Microsofts .Net-talen zoals C# en Visual Basic, en zal volgens Hejlsberg naar alle waarschijnlijkheid worden geïntegreerd in toekomstige versies van Microsofts Visual Studio en SQL Server. Met de nieuwe taalelementen kunnen zowel al bekende datastructuren, zoals arrays, als databases worden aangesproken. Voor databases is het niet meer nodig om SQL-objecten aan te maken en daar de query in stringvorm naartoe te sturen; query-expressies kunnen voortaan door de applicatie zelf uitgevoerd worden. Doordat er één programmeermodel wordt gebruikt zou programmacode leesbaarder en makkelijker te debuggen worden en zou het bovendien makkelijker worden om code te hergebruiken.