Een Instagram-account is geen voorwerp dat vatbaar is voor inbeslagneming, concludeert de Hoge Raad. De uitspraak volgt na een zaak waarbij het OM twee Instagram-accounts in beslag nam. De verdachten verzetten zich daartegen en krijgen nu gelijk van de Hoge Raad.
In een strafzaak waarbij twee personen verdacht werden van de verkoop van nepmerkkleding, nam het Openbaar Ministerie in 2020 twee Instagram-accounts in beslag. Het OM deed dat omdat er strafbare feiten zouden zijn gepleegd met behulp van deze accounts en stelde dat de accounts daarom verbeurd verklaard konden worden.
De verdachten hebben zich bij de rechtbank verzet tegen deze inbeslagneming. De rechtbank oordeelde toen al dat een Instagram-account geen voorwerp is dat vatbaar is voor inbeslagneming, maar het OM ging tegen deze beslissing in cassatie bij de Hoge Raad, omdat het oordeel van de rechtbank niet juridisch juist zou zijn.
De Hoge Raad gaat daar niet in mee en stelt dat de rechtbank juist geoordeeld heeft dat een Instagram-account niet als een zaak of vermogensrecht kan worden aangemerkt. "Dat virtuele objecten die waarde vertegenwoordigen en overdraagbaar zijn, onder omstandigheden wel als zo'n voorwerp zouden kunnen worden aangemerkt, maakt dat niet anders", schrijft de Hoge Raad.
Volgens de hoogste civiele rechter is een Instagram-account een 'persoonsgebonden mogelijkheid om beelden of andere gegevens uit te wisselen' en is dat niet te vergelijken met virtuele objecten die waarde vertegenwoordigen. Een Instagram-account kan dus niet aangemerkt worden als 'een zaak of een vermogensrecht' en is daarmee niet vatbaar voor inbeslagneming.