Apple heeft donderdagavond macOS Big Sur vrijgegeven, maar de release leidde tot serverproblemen bij het bedrijf. Hierdoor konden gebruikers apps niet of slechts traag starten, ook als ze nog een oudere versie van macOS draaiden.
Zoals dinsdag aangekondigd maakte Apple macOS Big Sur, versie 11.0 van het besturingssysteem, donderdag beschikbaar. Tegelijk met die introductie, ontstonden diverse problemen bij Apple. Zo kregen Apple Pay, Card, Messages, Maps en Apple TV-apparaten te maken met storingen, schrijven Ars Technica en AppleInsider.
De meestvoorkomende problemen waren dat gebruikers apps op macOS niet konden starten, of dat deze slechts moeizaam op gang kwamen. Dat probleem bleef niet beperkt tot gebruikers die een upgrade hadden gedaan naar macOS Big Sur, ook gebruikers met voorgaande besturingssystemen ervoeren app-problemen.
De problemen waren te herleiden tot de manier waarop Apple apps valideert, ontdekte Mac-ontwikkelaar Jeff Johnson door gebruik te maken van netwerktool Little Snitch. Die validatie verricht macOS door middel van de trustd
-daemon. Dat is een proces dat sinds versie 10.12 Sierra in Apples besturingssysteem zit, dat op de achtergrond draait en dat certificaten beheert en controleert. Vanaf macOS Catalina is notarization voor app-ontwikkelaars verplicht en de certificatencheck is hier onderdeel van, net als een check op kwaadaardige content. De daemon communiceert daarvoor met ocsp.apple.com
, waarbij ocsp voor Online Certificate Status Protocol staat.
Bij de release van Big Sur lukte het trustd
niet om contact te krijgen met ocsp.apple.com
wat tot de trage opstart van apps leidde. Omdat dns-lookups op ocsp.apple.com
wel slaagden, bleven de apps het proberen. Zonder internetverbinding zouden de apps wel normaal opstarten en ook trustd
blokkeren in de firewall zou werken, ware het niet dat de daemon sinds Big Sur in de ContentFilterExclusionList
is opgenomen, schrijft beveiligingsonderzoeker Patrick Wardle, en firewalls deze dus niet meer kunnen blokkeren.