Het Hof van Justitie in Luxemburg heeft bepaald dat er geen EU-regels zijn die zich verzetten tegen een verplichting voor hostingproviders als Facebook om commentaren te verwijderen die sterk gerelateerd zijn aan eerdere onwettig verklaarde commentaren.
De uitspraak van het EU-Hof betekent dat nationale rechters in de lidstaten Facebook ertoe kunnen dwingen om commentaren te schrappen, voor zover ze identiek zijn aan eerdere commentaren waarvan is vastgesteld dat die niet door de beugel kunnen. Een dergelijke algemene verplichting voor hostingproviders als Facebook is volgens de rechters wel in strijd met de EU-richtlijn inzake elektronische handel. Een hostingprovider is niet aansprakelijk voor de opgeslagen informatie als het platform niet weet dat de informatie onwettig is en het snel tot verwijdering overgaat zodra dit wel bekend is. Hoewel bijvoorbeeld Facebook in een dergelijk geval niet aansprakelijk is, kan volgens het Hof worden gevergd om die inbreuk te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van het verwijderen van de onwettige berichten of de toegang daartoe onmogelijk te maken.
Een hostingprovider als Facebook moet de toegang tot de onwettige informatie blokkeren of die informatie schrappen in twee situaties: als het gaat om informatie die inhoudelijk identiek is aan eerder onwettig verklaarde informatie, of als de informatie inhoudelijk overeenstemt met eerder onwettig verklaarde informatie. De EU-regels blokkeren ook niet een verplichting om de bedoelde informatie wereldwijd te verwijderen of de toegang wereldwijd te blokkeren. Met deze uitspraak volgt het Hof een eerder advies van advocaat-generaal Maciej Szpunar.
De huidige uitspraak van het Hof is het gevolg van een rechtszaak die de Oostenrijkse parlementariër Eva Glawischnig-Piesczek begon. Zij sleepte Facebook Ireland voor de Oostenrijkse rechter, omdat ze wilde afdwingen dat Facebook de op zijn platform geplaatste, voor Glawischnig-Piesczek kwetsende uitlatingen zou verwijderen. Een gebruiker deelde namelijk een artikel op Facebook waarin werd gepleit voor het behoud van uitkeringen voor vluchtelingen, waarbij hij de parlementariër 'corrupt' noemde, zei dat ze lid was van een 'fascistische partij' en haar een 'waardeloze verrader van het volk' noemde. De Oostenrijkse rechterlijke instanties vonden dat het ging om een commentaar dat Glawischnig-Piesczek in opspraak kon brengen en haar beledigde. Bovendien waren deze uitlatingen door elke Facebook-gebruiker te raadplegen. De rechterlijke instanties wilden wel eerst weten hoe de eveneens toepasselijke EU-regels in dit licht moesten worden uitgelegd en of op grond daarvan in dit soort individuele gevallen een verwijdering verplicht kan worden gesteld.