Onderzoekers van het MIT hebben een methode bedacht waarbij warmtestraling van een gloeidraad met behulp van een nanomateriaal terug naar de gloeidraad wordt gekaatst om vervolgens weer als zichtbaar licht te worden uitgezonden. Hierdoor kan een gloeilamp zuiniger zijn dan een ledlamp.
Het systeem werkt met een door MIT ontwikkeld 'fotonisch nanokristal', dat werkt voor een groot aantal golflengtes en invalshoeken. Het fotonisch kristal is opgebouwd uit gestapelde dunne lagen op een substraat. Het laat zichtbare golflengtes door, terwijl het infrarode golflengtes reflecteert. Die infrarode straling verhit de gloeidraad weer, waardoor er meer hitte in licht wordt omgezet. Doordat de infrarode straling steeds naar de gloeidraad wordt teruggekaatst, wordt steeds weer een deel in licht omgezet.
Met de techniek kunnen lampen met een gloeidraad volgens het team een efficiëntie tot veertig procent halen, wat een enorme winst zou zijn ten opzichte van de 2 tot 3 procent van een conventionele gloeilamp. Tijdens het onderzoek zelf werd een efficiëntie van 6,6 procent gehaald. Een van de onderzoekers maakt op de site van MIT de vergelijking met fluorescerend licht, dat een efficiëntie heeft van tussen de 7 en 15 procent. Ledverlichting haalt tegenwoordig een lichtefficiëntie van tussen de 5 en 15 procent.
Het gebruik van restwarmte door terugkaatsen is niet nieuw en wordt al langer toegepast bij verschillende sensors waarin bijvoorbeeld lichtgevoelige cellen zijn verwerkt, schrijven de onderzoekers in hun paper in Nature Nanotechnology. Het grote verschil met zonnecollectoren is temperatuur; een gloeidraad wordt zo'n 2700°C en het maken van een materiaal dat tegen die temperatuur kan, is geen sinecure.
MIT's efficiënte gloeidraad. De testopstelling haalt een energie-naar-lichtomzetting van 6,6 procent, wat theoretisch tot 40 procent opgerekt moet kunnen worden. Bron: MIT