Kun je je nog herinneren hoeveel de originele HTC Desire kostte in 2010? Of een Galaxy S? Of een iPhone 4? We horen van veel mensen dat de prijzen van high-end telefoons in de afgelopen jaren zijn gestegen, maar het is lastig om daar de vinger achter te krijgen.
We besloten op onderzoek uit te gaan. Om de toestellen goed te kunnen vergelijken hebben we series genomen van bekende merken, Apples iPhone natuurlijk en Samsungs Galaxy S. Bij HTC zijn we uitgegaan van de Desire, Sensation en daarna de One-serie. Bij Sony hebben we de high-end modellen uit het najaar gepakt: de Xperia X10, Arc S, T, Z1, Z3 en Z5. Bij LG ging het om de Optimus-serie met de 2X, 4X HD en daarna de G-serie. Bij Nokia/Microsoft ging het om de N8, Lumia 800, 920, 925, 930 en 950.
De prijzen
Je kunt op verschillende manieren naar prijzen kijken. De eerste en makkelijkste is de adviesprijs van de fabrikant zelf. Hoewel het vaak niet is wat je er daadwerkelijk voor betaalt, is het wel het richtsnoer voor de prijs van het toestel.
De gemiddelde high-end telefoon kost nu dus zo'n 690 euro, tegenover 508 euro in 2010. We zien de stijgende trend nog altijd bij bijvoorbeeld HTC, die zijn M9 op de markt zette voor 749 euro, waarmee het zijn duurste 'vlaggenschip' tot nu toe is. Ook Apple ging naar 749 euro voor zijn iPhone 6s, terwijl LG naar 649 euro ging voor zijn G4.
Er zijn meer trends te zien. Zo zijn Nokia's onder het gemiddelde gaan zitten en Microsoft heeft dat doorgezet. Dat heeft een paar oorzaken. Ten eerste wilde Nokia concurrerend zijn, omdat het marktaandeel vanaf 2011 klein was; een lagere prijs helpt dan. Ten tweede bracht Nokia zijn toestellen veelal iets later in Nederland uit dan in andere landen, zoals gebeurde met de Lumia 920 en 925.
Gemiddeld stijgt de adviesprijs per jaar met ongeveer 5,6 procent, over alle merken gemeten. In harde euro's gemeten tellen merken gemiddeld ongeveer 31,50 euro per jaar bij de adviesprijs op ten opzichte van het belangrijkste toestel van het jaar ervoor.
Nu kun je hiertegen inbrengen dat de toestelprijzen weliswaar stijgen, maar dat fabrikanten ook te maken hebben met inflatie; 690 euro nu is minder waard dan het vijf jaar geleden was. Daarom hebben we dezelfde cijfers ook gecorrigeerd voor inflatie, zoals het CBS die in Nederland heeft gemeten.
De stijging is uiteraard minder dramatisch, maar ze is nog steeds erg zichtbaar. Gecorrigeerd voor inflatie hebben fabrikanten er gemiddeld rond 130 euro bovenop gedaan in vijf jaar, waarbij vooral het laatste jaar negatief opvalt. Dat komt waarschijnlijk door de lagere eurokoers, waardoor onder meer Apple 50 euro bij de prijs van zijn iPhone heeft opgeteld.
De adviesprijs zegt niet alles; er is ook nog zoiets als de prijs als het toestel eenmaal op de markt is. Daarom hebben we opgezocht wat de prijzen drie maanden na release waren bij de goedkoopste webwinkel in de Pricewatch. Dat levert een iets ander beeld op.
Deze gegevens lopen uiteraard maar tot 2014, omdat de gegevens van 2015 nog niet bekend zijn. Het beeld is hier een stuk gemengder. Apples telefoons behouden hun waarde langer, terwijl het bij andere merken per toestel verschilt. Het gemiddelde stijgt al enkele jaren, maar dat is tientjeswerk; het is nu rond de 515 euro. De prijs na drie maanden in de winkel steeg gemiddeld met 4,1 procent, oftewel 18,50 euro per jaar.
Hoewel voor 2015 nog niet alle gegevens binnen zijn - de Lumia 950 is bijvoorbeeld nog niet eens uit en de iPhone 6s en Xperia Z5 zijn pas net te krijgen - is er al een beeld te zien op basis van de eerste prijzen. De Galaxy S6 zat na drie maanden iets onder 600 euro, maar met geluk kon je hem in die tijd met 100 euro cashback kopen, waardoor hij rond 500 euro uitkwam. De LG G4 zat na drie maanden op ongeveer 490 euro, de One M9 op 600 euro.
Het waarom
De prijzen stijgen gemiddeld gezien over alle merken dus, maar waarom is dat eigenlijk? Dat hebben we uiteraard gevraagd aan de betrokken fabrikanten. Gek genoeg gaven deze fabrikanten geen echt antwoord.
LG stuurde een statement terug. "Bij LG geloven we erin om premium-technologieën betaalbaar in de markt te zetten. We zijn een producent van innovatieve producten voor de brede massa, niet de 'happy few'. Daarom vragen we een faire prijs voor onze producten."
Dat geeft uiteraard geen antwoord op de vraag waarom de prijzen zijn gestegen, maar desondanks zit er wel een stevige, zij het wat verborgen aanwijzing in. Die zit in de bewoording 'premium-technologieën betaalbaar in de markt te zetten'. Het is logisch waarom LG dat zou willen: meer toestellen verkopen en marktaandeel halen. LG is, ondanks alle inspanningen van de afgelopen jaren, geen marktleider geworden en zit daar ook niet dichtbij. Wie zijn 'premium-technologieën' wil verkopen zal daarom iets aan de prijs moeten doen om aantrekkelijk te zijn.
Ook dat 'premium' speelt mee, maar op een ander niveau. Diverse fabrikanten in het rijtje mikken op 'premium'. HTC bijvoorbeeld, dat geen antwoord wilde geven op de vraag. HTC maakte met de One M7 in 2013 een metalen unibody-smartphone, tegenover zijn kunststof voorganger One X. Het is gelijk te zien aan de prijs, die in één klap met 100 euro steeg. Na drie maanden was het effect nog steeds te zien.
Sony doet hetzelfde. De Xperia T, een kunststof toestel dat in een James Bond-film figureerde, maar desondanks niet tot de verbeelding sprak, kreeg een opvolger in de Xperia Z-serie met glas en metaal. De adviesprijs en de werkelijke prijs stegen daardoor flink.
Apple speelt dat spelletje al jaren en is er heer en meester in; een iPhone begint met 700 euro en kost na drie maanden nog altijd rond de 620 euro, meer dan welke andere smartphone ook. In de strategie die Apple, HTC en Sony hanteren, is een lagere prijs dus niet iets om naar te streven, maar juist om te voorkomen. Immers, een lagere prijs bezorgt een toestel snel een goedkoop imago. Bovendien is de hogere prijs logisch, omdat de gebruikte materialen duurder zijn.
Metalen smartphones zijn nu eenmaal duurder om te maken. Dat komt goeddeels doordat het langer duurt voordat de telefoon klaar is. Een telefoon van kunststof, bijvoorbeeld polycarbonaat, is relatief eenvoudig te maken. Het materiaal wordt in de fabriek in een bepaalde vorm gegoten en dan is het klaar. Een van de duidelijkste aanwijzingen waaraan iedereen kan zien dat dit eenvoudig en goedkoop is, is te zien bij Chinese webshops. Daar liggen kunststof achterkantjes en hoesjes voor populaire smartphones voor soms minder dan een euro in de digitale schappen.
Bij de verwerking van metaal gaat het anders. Daarbij zijn meer stappen nodig om tot het uiteindelijke product te komen, vanwege onder meer het snijden, polijsten en het bewerken van het metaal, zodat het op de micron nauwkeurig de juiste grootte heeft. HTC claimt bijvoorbeeld dat het per exemplaar van de One M9 driehonderd uur moet uittrekken voor de productie. Xiaomi heeft het productieproces van de metalen behuizing van zijn Mi4 in een video getoond.
Behalve naar metaal en glas hebben fabrikanten gegrepen naar diverse materialen. LG heeft bijvoorbeeld een laagje leer over het kunststof heen gelegd voor bepaalde varianten van zijn G4, terwijl Motorola sinds vorig jaar de Moto X verkoopt met achterkanten van opnieuw leer of bijvoorbeeld bamboe.
Het toepassen van nieuwe materialen is voor een fabrikant tijdrovend en kostbaar, omdat naast het productieproces de nieuwe materialen ook getest moeten worden op bijvoorbeeld temperatuur. Als een materiaal zodanig uitzet en krimpt bij normale temperaturen dat de achterkant breekt, is het natuurlijk een slecht idee om het te gebruiken.
Naast het ontwerp speelt mee dat fabrikanten andere componenten zijn gaan gebruiken. Basebands hebben ondersteuning gekregen voor 4g, er zijn meer sensors in de toestellen gekomen en camera's zijn een stuk belangrijker en geavanceerder geworden.
Fabrikanten geven geen exact overzicht van hoeveel ze betalen voor welke onderdelen, maar voor sommige telefoons worden schattingen gemaakt door gespecialiseerde bedrijven. IHS is zo'n bedrijf en maakt zijn schattingen soms openbaar door ze online te zetten. Dat heeft het onder meer gedaan voor de iPhone 4 in 2010 en de iPhone 6s die net uit is.
De camera is inderdaad duurder geworden, maar het flashgeheugen is in prijs gekelderd. In plaats van 27 dollar hoeft Apple volgens IHS nu nog maar 5,5 dollar neer te leggen. In totaal kosten de onderdelen van de iPhone 6s wel een paar tientjes meer dan die van de iPhone 4 destijds, maar bij de Apple-smartphone is dat in elk geval niet de voornaamste reden van de prijsstijging en omdat veel componenten overeenkomen met die van concurrerende toestellen, zal bij andere fabrikanten dezelfde ontwikkeling zichtbaar zijn.
Een smartphone is meer dan zijn materialen en onderdelen. High-end smartphones zijn ook duur omdat ze geld moeten opleveren. In 2010 was de smartphonemarkt nog nieuw en wilden fabrikanten naast hogere verkopen ook een hoger marktaandeel behalen. Nokia was duidelijk over zijn top, en het was niet duidelijk wie op termijn groot zou worden en wie klein zou blijven. Android was bovendien net vers op de markt en ook op het gebied van software was de toekomst ongewis: zou Symbian groot blijven, zou Windows Mobile als Windows Phone veel marktaandeel pakken en wat zou er gebeuren met BlackBerry?
Inmiddels zijn de kaarten grotendeels geschud. Samsung en Apple zijn onbetwist de twee grootste fabrikanten, met de rest daar ver achter. Op softwaregebied is het Android dat de klok slaat, terwijl iOS ook een stabiel marktaandeel heeft en de rest een plek probeert te vinden als nicheproduct. Als de kaarten zijn geschud, kan iedereen gaan denken aan het maken van winst.
De snel dalende prijzen maken duidelijk dat fabrikanten veel marge hebben op high-end smartphones. Apple heeft vanwege de rechtszaak tegen Samsung documenten moeten openbaren waaruit bleek dat de marge op iPhones maar liefst rond de vijftig procent is. Andere fabrikanten maken vermoedelijk minder winst, maar elke winst is welkom. De winst uit Android-smartphones is namelijk geen vetpot gebleken. Veel fabrikanten schrijven geregeld rode cijfers en als er winst is, is die vaak minimaal. LG spande dit jaar in negatieve zin de kroon, door per geleverde smartphone slechts 13 cent winst te maken.
Hoewel er veel winst op high-end smartphones zit, zijn de verkopen te laag om er miljardenwinsten uit te slepen. Fabrikanten maken niet vaak cijfers bekend over specifieke modellen, maar Samsung schept al een paar jaar niet meer op over recordcijfers voor zijn Galaxy S-modellen, terwijl verder uit verkoopcijfers blijkt dat goedkope smartphones het beter doen. Wel heeft een high-end smartphone een attentiewaarde. Fabrikanten willen daarmee tonen waartoe ze in staat zijn, waarna goedkopere modellen bijvoorbeeld het ontwerp of sommige van de features meekrijgen om ze zo luxer te doen lijken. Samsung heeft dat gedaan dat met zijn minilijn van Galaxy S-smartphones, terwijl andere fabrikanten soortgelijke productseries hebben gehad of nog steeds hebben.
Tot slot
Het voelt een beetje oneerlijk misschien; voor de belangrijkste toestellen van veel merken betaal je in de winkel meer dan je een jaar of vijf geleden deed. Bij de adviesprijzen kwam er gemiddeld zo'n 180 euro bij in die vijf jaar; na drie maanden in de winkels bleef daarvan ongeveer 75 euro over.
Er is ook een andere kant van de medaille. Waar goedkope smartphones vijf jaar geleden vooral bruikbaar waren als onderzetter, zijn het nu uitstekende alternatieven voor mensen die minder vragen van hun toestel. Wie een budget heeft van 200 euro, heeft al de keuze uit diverse prima toestellen en met een budget van 400 euro zitten daar zelfs 'goedkopere high-end smartphones' als de OnePlus 2 en Moto X Play tussen, samen met de duurste modellen van vorig jaar.
Als er nu iets duidelijk is wat in 2010 nog niet duidelijk was, dan is het dat er vele miljoenen mensen zijn die er de prijs die fabrikanten vragen voor overhebben om een smartphone in bezit te krijgen. Het is duidelijk geworden dat veel mensen hun smartphone elke dag de hele dag door gebruiken. Een dergelijk apparaat mag wat kosten, zo redeneren veel gebruikers. Tenslotte gaat het niet alleen om de kosten, maar ook om de waarde.