Microsoft Intune, de clouddienst van Microsoft voor het beheren van Windows-apparaten, krijgt ondersteuning voor het beheren van ARM-hardware met Windows 8. Ook Windows Phone 8-toestellen kunnen straks met Intune worden beheerd.
Omdat apparaten met Windows RT, de versie van Windows 8 voor ARM-hardware, niet beheerd kunnen worden via Microsofts Active Directory, was het de vraag hoe die apparaten dan wel zouden kunnen worden beheerd.
Microsoft heeft nu bekendgemaakt dat de volgende versie van Intune, die begin volgend jaar moet worden ingevoerd, de mogelijkheid krijgt om dergelijke hardware te beheren. Ook Windows Phone 8-toestellen kunnen vanaf dan worden beheerd; voorheen was er nog aparte software nodig voor het beheren van mobiele devices.
Of dat de enige manier is die Microsoft gaat aanbieden om Windows RT en Windows Phone 8-apparaten te beheren, is onduidelijk. Tweakers.net heeft daarover vragen uitgezet bij Microsoft. Microsoft Intune werkt op basis van een abonnementmodel; instellingen betalen Microsoft een bedrag per maand, waarbij de apparaten via Microsoft-servers kunnen worden beheerd.
Overigens gaan de abonnementen bij de nieuwe release op de schop; vanaf dan wordt niet meer afgerekend op basis van het aantal apparaten, maar op basis van het aantal gebruikers. Elke gebruiker heeft recht op ondersteuning voor vijf apparaten. Of dit gevolgen heeft voor de prijs, is onbekend.
Tegelijk komt Microsoft met de eerste service pack voor System Center 2012, waarmee net als met Intune Windows-apparaten kunnen worden beheerd. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de eigen infrastructuur van de klant, in plaats van Microsoft-servers bij Intune.
Met de service pack kunnen onder meer apparaten met het desktopbesturingssysteem Windows 8 en de serverversie Windows Server 2012 worden beheerd. Ook is ondersteuning voor Mac OS X-clients en Linux- en Unix-servers toegevoegd, evenals support voor embedded-clients en zelfs betaalterminals. Daarnaast kan System Center 2012 vanaf nu als front-end voor Intune worden gebruikt, zodat gebruikers niet op de webversie hoeven in te loggen.