Ik zie wel weer een heleboel broodjes aap voorbij komen. Leest hier iemand nog wel eens de wet alvorens zich aan een dergelijk onderwerp te wagen?
De titel van het nieuwsbericht is enigszins misleidend. "
Xenon Webstore stopt schuldeisers in lege BV" doet vermoeden dat de schuldeisers in een ander B.V.'tje worden gestopt, terwijl eigenlijk het tegenovergestelde aan de hand is. "
Xenon Webstore laat schuldeisers achter in lege B.V." was dan ook een betere omschrijving geweest. Dit is de zogenaamde 'sterfhuisconstructie', die inderdaad wel eens gebruikt wordt in dit soort situaties.
Uitstel van betaling, dat is in formele benaming een surseance van betaling. Dat is nog geen faillissement derhalve. Een curator is dus nog helemaal niet in beeld, we spreken van een bewindvoerder. Is bij een faillissement de curator alleenheerser over de boedel krachtens art. 68 Fw, bij een surseance van betaling is het de bewindvoerder die,
gezamenlijk handelend met de schuldenaar, de boedel bindt (art. 228 Fw). Handelingen van de schuldenaar zonder machtiging, goedkeuring of medewerking van de bewindvoerder binden de boedel dus niet (tenzij zij daarbij gebaat is). Voor dit trucje zal dan ook medewerking van de bewindvoerder nodig zijn geweest, hetgeen blijkbaar is geschiedt. De Tubantia spreekt echter wel van een curator, dus blijkbaar is het faillissement inmiddels wel uitgesproken

En toch heeft de Tubantia het over een trucje die de bestuurders van Xenon hebben verricht, hetgeen echt totaal onmogelijk is bij faillissement, omdat, in tegenstelling tot gezamenlijk optreden van schuldenaar en bewindvoerder bij surseance, het hier blijkbaar om een faillissement gaat, en dus bestuurders helemaal niets kunnen ten aanzien van de boedel, daar de curator alleenheerser is tijdens faillissement. Een staaltje goede journalistiek zoals we de laatste tijd wel meer zien in Nederland?
Ik hou het maar even op een surseance van betaling, geen zin om de KvK te checken.
De truc van de sterfhuisconstructie is de levensvatbare onderdelen van de onderneming eruit lichten en elders verder voortzetten. Een onderdeel 'going concern' te gelde maken levert
altijd veel meer op dan de liquidatiewaarde van de gezamenlijke activa. In dit geval is het niet meer een situatie voor surseance, maar tijdens surseance, wat derhalve het optreden van de bewindvoerder betreft, niet het optreden van de schuldenaar an sich. Verhalen over Pauliana zijn in mijn ogen daarom niet van toepassing, hoogstens onrechtmatig optreden van de bewindvoeder als hij de plank grovelijk misslaat. Hij is immers de belichaming van hetgeen de Pauliana voor staat: gelijke behandeling schuldeisers. Het is in beginsel juist zijn taak de boedel af te wikkelen met als uitgangspunt: binnenhalen wat er binnen te halen valt voor de gezamenlijke (lees: alle) schuldeisers. De sterfhuisconstructie is precies wat de bewindvoerder tot taak heeft: de boedel te gelde maken. Zolang de betaalde prijs voor de onderdelen naar omstandigheden reëel is, valt er voor schuldeisers niet heel veel te klagen aan het adres van de bewindvoerder. Daarbij ga ik er maar even van uit dat er geen beperkt gerechtigden zijn die zekerheden hebben terzake van de eruit gelichte onderneming. De bewindvoerder zit er natuurlijk primair om middels de surseance de onderneming weer op de rails te krijgen. Pas bij faillissement zal de curator echt tot taak hebben: vereffening van de boedel. In de praktijk is dit verschil er, zoals algemeen bekend, niet echt en vormt surseance vaak het voorportaal voor een faillissement.
Een sterfhuisconstructie heeft natuurlijk wel gevolgen voor de positie van schuldeisers. De blijkbaar winstgevende onderneming wordt uit de rechtspersoon gelift en verdwijnt aan het verhaal van de gezamenlijke schuldeisers. Als we in het achterhoofd houden dat bezijdens een schuldeisersakkoord de schuldenaar ook na faillissement (waarbij de B.V. naderhand dan niet geliquideerd is) zijn schulden voor faillissement gewoon blijft houden, is het niet raar dat voor deze grap even overeenstemming wordt gezocht met de grote schuldeisers. Als de onderneming immers op een later moment gewoon weer winsten genereert, zou daarmee huidige schulden (voor een deel) weer kunnen worden betaald. Ik kan mij voorstellen dat je als bewindvoerder daarom graag de grote schuldeisers akkoord wil hebben met de gevolgde constructie. Dan biedt je ze vooruitzicht op betaling van een bepaald percentage van hun vordering, welke ze niet zouden hebben gehad als de ondernemingsonderdelen gewoon gestaakt zouden zijn. Een lopende onderneming is nou eenmaal meer waard dan de som van de gezamenlijke activa.
Uit het artikel blijkt dat overeenstemming met de schuldeisers nog dient te geschieden. Blijkbaar heeft de bewindvoeder een goed gevoel over de noodzaak en rechtmatigheid van de constructie dat hij zonder vooroverleg met belangrijke schuldeisers deze constructie volgt. Het hoeft, zoals gezegd, bepaald niet nadelig te zijn voor schuldeisers dat een dergelijke constructie wordt gebruikt, integendeel.
Voor wat betreft bestuurdersaansprakelijkheid, ik kom de eenjaars termijn slechts op een plek tegen:
Artikel 2:203 BW
[...]
3.
Indien de vennootschap haar verplichtingen uit de bekrachtigde rechtshandeling niet nakomt, zijn degenen die namens de op te richten vennootschap handelden hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die de derde dientengevolge lijdt, indien zij wisten of redelijkerwijs konden weten dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen, onverminderd de aansprakelijkheid terzake van de bestuurders wegens de bekrachtiging. De wetenschap dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen, wordt vermoed aanwezig te zijn, wanneer de vennootschap binnen een jaar na de oprichting in staat van faillissement wordt verklaard.
Dit artikel handelt alleen over rechtshandelingen die zijn verricht namens de B.V. in oprichting. Alvorens de B.V. is opgericht, verricht men dan rechtshandelingen waarvoor men persoonlijk is gebonden totdat de B.V. de namens haar verrichte rechtshandelingen bekrachtigd. Het wettelijke vermoeden in dit artikel slaat op nakoming van
bekrachtigde rechtshandelingen, niet op faillissement van de B.V. binnen een jaar in zijn algemeenheid. In artikel 2:248 BW, het artikel voor bestuurdersaansprakelijkheid voor B.V.'s, is over een dergelijk vermoeden niets te vinden. Daar wordt alleen de administratie en openbaarmaking van de jaarrekening naar voren gehaald voor het creëren van bewijsvermoedens (lid 2).
Ten aanzien van de volgorde van betaling van schuldeisers wordt de fiscus vaak als toppreferent aangewezen. Dat zijn ze natuurlijk ook, maar eventuele separatisten, pand
houders en hypotheek
houders (geen
verstrekkers) kunnen optreden alsof er geen faillissement is. Zij kunnen het onderpand gewoon uitwinnen alsof er geen faillissement is en delen ook niet mee in de faillissementskosten.
Zij zijn dan ook tot het bedrag wat de zekerheden opleveren superpreferent, ik zou ze derhalve aan de top van het lijstje zetten. Daarbij past een opmerking dat het bodemrecht van de fiscus (art. 21 ev Inv wet 1990) een stil pandrecht kan doorkruisen. Ten aanzien van de boedel is, zoals eerder opgemerkt, de curator bij een faillissement de meest preferente schuldeiser

De fiscus is na de separatisten een hele grote speler met haar bodemrecht en allerlei preferente aanspraken op grond van de wet. Bedrijfsverenigingen hebben ook een behoorlijke positie, zodat je je bijna af gaat vragen wat nog de gedachte is van optreden namens de gezamenlijke schuldeisers. De concurrente schuldeiser is gewoon zwaar het bokje zodra er niet veel meer te verdelen is