Een Amerikaans beroepscommissie heeft afgelopen week bepaald dat de regering geen regels of wetten heeft overtreden door, in een rechtszaak, gebruik te maken van bewijs wat was verzameld door een cracker. Dit advies zorgt ervoor dat een eerdere uitspraak, door een lagere rechter in Virginia, ongeldig is verklaard. Volgens deze rechter zou de overheid de rechten van de verdachte hebben geschonden. De zaak waar het om draait, stamt al uit het jaar 2000. In dat jaar had een cracker een bestand geüpload naar een porno-nieuwsgroep. In dat bestand was de trojan SubSeven verstopt, waardoor de cracker toegang kon krijgen tot de computers van de andere gebruikers. Nadat de beste man dit had gedaan is hij de politie anonieme tips gaan geven over waar kinderporno gevonden kon worden. De politie kon dan op haar beurt deze mensen weer gaan oppakken; het in bezit hebben van kinderporno is namelijk strafbaar. Tegenstanders van deze opsporingsmethode zijn het echter niet eens met de uitspraak van de commissie:
The attorneys for one of the men nabbed in the hacker's sting sued, saying that the hacker was acting as an agent of the government and therefore needed a warrant before conducting a search of someone's computer. A federal court judge ruled that the government had indeed violated the man's Fourth Amendment rights protecting him from unreasonable search and seizure.
However, an appellate panel of the Fourth Circuit Court of Appeals reversed that decision because, among other things, most of the major exchanges between law enforcement and the hacker took place after he had searched the man's computer. As a result, the judges said, the government had not established a relationship with the hacker prior to his search that would have made him an agent of the government.