Ericsson heeft een overeenkomst bereikt met de Amerikaanse autoriteiten in een corruptiezaak. De schikking kost het bedrijf voor netwerkapparatuur ruim een miljard dollar. Het gaat om een zaak waarbij Ericsson jarenlang steekpenningen uitkeerde en documenten vervalste.
De overeenkomst met de Amerikaanse autoriteiten is op de website van de Department of Justice geplaatst. Daarbij heeft de Egyptische tak van Ericsson schuld bekend, al hebben de overtredingen plaatsgevonden in andere landen: Djibouti, China, Vietnam, Indonesië en Koeweit. Volgens de Amerikaanse autoriteiten begon Ericsson met de praktijken rond 2000 en zou dit tot 2016 hebben geduurd.
In de genoemde landen heeft Ericsson over de jaren tientallen miljoenen dollars uitgekeerd, en met het aanpassen van financiële documenten heeft het bedrijf geprobeerd dit buiten de boeken te houden. Ook zijn de Amerikaanse autoriteiten niet tevreden met de medewerking van Ericsson tijdens het onderzoek; indien zij beter hadden meegewerkt, had de boete lager kunnen uitvallen.
Met omkopingen en het vervalsen van documenten heeft Ericsson de Foreign Corrupt Practices Act overtreden. Het bedrijf, met zijn hoofdkwartier in Stockholm, moet daardoor een boete betalen die opgeteld op meer dan een miljard dollar uitkomt. Ook heeft de maker van netwerkapparatuur ingestemd met intensieve monitoring van zijn praktijken in de komende jaren, en worden de interne controles verbeterd. Het werkt ook mee aan vervolgonderzoeken die hieruit voort komen.