Inleiding
Maandag werd in De Balie te Amsterdam, de discussie 'De Prijs van een Veilig Internet' gehouden, over de groeiende roep om regels voor een 'veilig' web. Er namen verschillende lieden deel, uit academische, politieke, bedrijfsmatige en maatschappelijke hoek.
De druk om het internet te reguleren uit zich onder meer in de wens om bepaalde content al op providerniveau weg te filteren. Marie-José Klaver van het NRC Handelsblad beet de spits af met een aantal redenen waarom ze dat geen goed idee vindt. Ten eerste wordt vaak onschuldig materiaal geblokkeerd - ze gaf als voorbeeld dat het hoofd van voormalig Duits bondskanselier Helmut Kohl zo groot is dat zijn afbeeldingen nogal eens als pornografisch worden aangemerkt. Daanaast zal het kwaadwillenden niet stoppen, die kunnen immers hun toevlucht zoeken tot besloten netwerken. Tevens helpt het niet om mensen, met name kinderen, wegwijs te maken op het internet, en ten slotte vervaagt de grens tussen 'illegaal' en 'ongewenst' materiaal.
De centrale vraag luidde wie er nou eigenlijk verantwoordelijk is voor een veilig internet, of genuanceerder geformuleerd, voor een veilig gebruik van internet. Afhankelijk van wat er in specifieke gevallen met veiligheid wordt bedoeld, zijn er voorbeelden waarin die rol wordt vervuld door de politiek, de overheid (politie), de provider, zoekmachines en de eindgebruiker. In het laatste geval is het aan de lezer om verstandig met het informatieaanbod om te gaan, of aan de opvoeder om kinderen wijs om te leren gaan met de grote boze wereld, inclusief de digitale. De discussieavond bracht twee zaken aan het licht die reeds de landelijke pers haalden: UPC gaat op basis van politieinformatie kinderpornosites blokkeren, en volgens het regeeraakkoord moeten isp's 'radicaliserende boodschappen' wegfilteren.
Blokkeren van sites
Professor Egbert Dommering, werkzaam bij het Instituut voor Informatierecht aan de Universiteit van Amsterdam, zette de probleemstelling in termen van verschillende spelers binnen en buiten de digitale wereld, in een kader. Kort gezegd wordt er middenin die wereld informatie gecreëerd, daaromheen zit een schil van zoekmachines die de informatie vindbaar te maken, en aan de buitenkant wordt de netwerktoegang geregeld door de isp's. Buiten zitten belangenverenigingen als Brein, evenals justitie en de politiek. Lag de (impliciete) verantwoordelijkheid in de vrijplaats die het internet ooit was, in eerste instantie bij de informatieverschaffers - die overigens in toenemende mate samenvallen met 'de eindgebruiker' - tegenwoordig neemt volgens Dommering de druk naar de buitenkant toe.
Met andere woorden, er is een verschuiving gaande van het verantwoordelijk houden van spelers die zich steeds verder van de content vandaan bevinden, zoals de isp's. Zo riep de stichting Brein vorig jaar bijvoorbeeld op tot afspraken met providers over wat er wel en niet over het netwerk mag gaan. Voor wat zoekmachines betreft kan worden gedacht aan de zaak tegen Yahoo over het tonen van nazi-spullen. Volgens de professor leidt de controledrang - goeddeels ingegeven door politiek sentiment over terrorisme en kinderporno - ertoe dat er wordt gemeend dat de eerste speler die iets zou 'kunnen' doen, dat dan ook maar 'moet' doen. Met de acceptatie dat het internet een ongrijpbaar, oncontroleerbaar medium is, lijkt het gedaan te zijn.
Tegen het einde van zijn hoorcollege werd Dommering bruut onderbroken door discussieleider Frénk van der Linden, die op jacht ging naar reacties uit de zaal. Daarop gaf een van een stel aanwezige UPC-managers aan dat zij in overleg met de politie kinderpornosites gaan blokkeren. Dommering vindt het onjuist wanneer een provider op basis van informatie van de politie sites ontoegankelijk maakt - ongeacht de inhoud - en kwam daarom in aanvaring met SP-Kamerlid Arda Gerkens. De parlementariër, die eerder het kabinet vergeefs om maatregelen had gevraagd, zegt 'een grens' te trekken bij kinderporno. Daartegen moeten alle registers worden opengetrokken, beargumenteerde ze, want 'het gaat tenslotte om het kind' - iets dat ze gedurende de discussie meerdere malen zou zeggen. Als de maatregel ook maar een kind redt is het een goede maatregel, aldus Gerkens.
Dat er manieren zijn om anoniem te werk te gaan, bijvoorbeeld met zogeheten darknets zoals Freenet, is de politica niet ontgaan, maar voor gebruik daarvan zijn meerdere stappen nodig. Gerkens haalde onderzoek aan dat zou aantonen dat het contact met kinderpornografisch materiaal mensen met een pedofiele neiging daadwerkelijk aan kan zetten tot pedoseksueel gedrag. Dat rechtvaardigt in haar ogen het opwerpen van een blokkade op providerniveau, en dit zou voldoende zijn om pedofielen tegen zichzelf te beschermen.
Dommering meent echter dat de maatregel op gespannen voet staat met artikel 7 van de grondwet (het censuurverbod), en dat het principieel onjuist is om op basis van gegevens van een opsporingsinstantie informatie te gaan blokkeren. Tevens komt er redactionele verantwoordelijkheid bij de isp te liggen, en dat is in de ogen van de jurist iets dat helemaal niet in het takenpakket van een provider thuishoort. Een KPN-medewerker in de zaal wees er daarnaast op dat de samenwerking met de politie UPC niet bij voorbaat vrijpleit van aanklachten door website-eigenaren die geblokkeerd worden. Het bedrijf is niet per sé tegen de praktijk, maar vindt dat dit door een onafhankelijke commissie moet worden getoetst.
Filteren van informatie
Toenmalig minister van Jusitie Donner had Gerkens er vorig jaar al op gewezen: de door haar aangekaarte problemen spelen ook op andere gebieden zoals discriminatie en extremisme. Daarmee verwees hij naar de mogelijkheid dat onder de noemer van kinderpornobestrijding ingevoerde maatregelen ook voor andersoortige delicten kunnen worden ingezet. Professor Dommering haalde in dat kader een kopie van het uitgelekte regeerakkoord tevoorschijn, waarin het volgende staat te lezen:
Teneinde radicaliserende boodschappen en voorlichting over de middelen van terreur te bestrijden, wordt voorzien in de mogelijkheid om het doorgeven van boodschappen door 'internet-providers' te verbieden.
Wat nou precies een 'radicaliserende boodschap' is en wat niet, is al een interessante vraag te noemen, maar een dergelijke maatregel gaat een stap verder met het vatbaar maken van de provider voor vervolging indien er ongewenste informatie over diens netwerk gaat. Met andere woorden: de isp wordt verantwoordelijk voor de inhoud, en niet enkel voor het transport van informatie over het netwerk. KPN zegt daar niet op voorhand tegen te zijn, maar wijst erop dat het niet iets is dat zomaar voorgeschreven kan worden. Het lijkt inderdaad technisch allerminst een eenvoudige zaak, en impliceert in de meest extreme lezing van het voorstel dat teksten, bijvoorbeeld op fora, continu gescand moeten worden op de aanwezigheid van boodschappen die ongewenst worden geacht. Daar komt sowieso vrij hoogwaardige taalverwerkingstechnologie bij kijken, maar ook hier geldt natuurlijk dat informatie versleuteld kan worden doorgegeven, en het ligt wel heel erg voor de hand dat een beetje terrorist, of zelfs maar wannabe-terrorist, daar gebruik van zal maken. Zo werd bij het onderzoek naar de Hofstad-groep ontdekt dat er versleuteld werd gechat; voor verschillende im-programma's zijn daartoe gewoon plugins te downloaden.
Namens de ChristenUnie was Rogier Havelaar, voorzitter van jongerenclub Perspectief, van de partij. Hij haalde op uitnodiging van Van der Linden eerst herinneringen op aan zijn eigen ervaringen met de grote boze wereld van het internet: Havelaar deed aangifte tegen de website GeenStijl wegens belediging, wat gedaan werd in een - inmiddels verwijderde - reactie die onder een stuk over hem was geplaatst. Havelaar deed de aangifte omdat hij vond dat dat 'geen manier van discussiëren in een gezonde samenleving' is. Hij mocht daarop op de site zijn eigen kant van het verhaal uit de doeken doen, waar, de webstek in acht genomen, bijzonder positief op gereageerd werd.
Havelaar, die als echte 'politicus-in-de-dop' zowaar bijna de functie van debatleider van Van der Linden overnam, is van mening dat internetabonnementen standaard gefilterd moeten worden op pornografie. Dat zou de abonnee dan met een druk op de knop weer ongedaan moeten kunnen maken, of sterker nog, er kan bij de abonnementsaanvraag een hokje worden aangekruist dat men geen filtering wenst. Het gaat, net als in het verhaal van Gerkens, om het opwerpen van een drempel, met het verschil dat de consument hier gemakkelijk overheen moet kunnen stappen.
De ChristenUnie-jongeren-voorman was in goed gezelschap van Emiel Hop, directeur van EO-filternet, dat ooit begon als aanbieder van 'schone' internetabo's, maar inmiddels alleen nog de filterfunctionaliteit verkoopt, die compatibel is met alle abonnementen. Wat Hop doet is het omgekeerde van wat Havelaar wil: de consument start met een gewone aansluiting met alle 'viezigheid' van dien, en kan ervoor kiezen dat door Filternet te laten 'opschonen'. Volgens Hop is dat ook nodig, zo stelt hij dat pornoverslaving een serieus probleem is dat gezinnen ontwricht, en dat zijn dienst het kan helpen voorkomen. Van de 600.000 EO-leden zouden echter maar 30.000 gebruikmaken van Filternet, waarmee de vraag zich opdringt of - als veel christenen het al niet nodig vinden - Havelaars voorstel van standaardfiltering voor iedereen, wel zinnig is. De verder niet zo spraakzame Michiel Leenaars, directeur Internet Society Nederland, had hier een uitgesproken mening over: zo'n filter is een goed voorbeeld van crippleware-functionaliteit.
De prijs van een vrij internet
Technisch directeur Simon Hania van Xs4all pleitte voor eigen verantwoordelijkheid en 'weerbaarheid', om ervoor te zorgen dat mensen, en dan met name kinderen, internetvaardig worden gemaakt. Dan kunnen ze, voorzien van de nodige wijsheid, met de geneugten en de gevaren van het informatietijdperk omgaan. Zoals professor Dommering het uitdrukte: 'Echte informatie is per definitie onveilig'. Dat kan ook Ouders Online-hoofdredacteur Justine Pardoen beamen, zij benadrukte dat het zien van porno, op het scherm getoverd door een klasgenootje, 'echt schadelijk is voor kleine kinderen'. Ze vindt dan ook dat er filters op scholen moeten zijn, maar dat is een verantwoordelijkheid van de school en niet van de overheid of de internetprovider. Ook Gerkens is die mening toebedaan, behalve als het om kinderporno gaat.
Eigen verantwoordelijkheid is ook iets dat voor de makers van de content geldt, zo stelde Dommering. Hij pleitte voor 'stevige redactionele verantwoordelijkheid' die ook in een wettelijk kader moet worden gegoten. Voor geschillen moet een commissie worden opgericht die vergelijkbaar is met de reclamecodecommissie. Hania benadrukte dat er pas achteraf - en met het wetboek en bezwaarmogelijkheden - zou moeten worden opgetreden tegen illegale content. Over de rechtsgrond voor preventieve maatregelen heeft hij, net als de professor, ernstige twijfels.
De kans dat er bij preventief handelen onschuldige sites tegen worden gehouden - of zelfs 'schuldige' - werd ook vanuit het publiek als zeer onwenselijk bevonden. Iemand merkte op dat de Koerdische Arbeiderspartij PKK door de EU op de lijst van terroristische organisaties is gezet. Dan ligt het voor de hand dat de door Dommering genoemde passage uit het regeerakkoord impliceert dat de website van die organisatie geblokkeerd wordt - wat op dit moment overigens niet het geval is. Iemand die echter om wat voor reden dan ook in de Koerdische kwestie is geïnteresseerd, loopt zo tegen censuur aan (evenals de makers van de site), en de vraag is of dat wenselijk is. Maar als we hier 'eigen verantwoordelijkheid' voor de lezer en schrijver van de informatie willen hebben, dan moeten we een aantal zaken accepteren - de prijs van een vrij internet. Een daarvan is onzekerheid, of althans het aanvaarden daarvan, wat zinniger lijkt dan de door de komende regering gewenste schijnveiligheid.