Als je een telefoon koopt van driehonderd tot vierhonderd euro, wil je dan een mindere versie van een duurdere telefoon of liever een betere versie van een goedkopere telefoon? Samsung heeft beide manieren geprobeerd om zich te onderscheiden op de markt voor midrangesmartphones. De Galaxy S Mini-lijn was bedoeld om te laten zien dat het ging om kleinere versies van de Galaxy S-telefoons met mindere specificaties. Daarna kwam de overstap naar Galaxy A met een focus op het integreren van functies en ontwerpelementen van de duurdere telefoons van vorige jaren in een 'eigen' lijn, die van goedkoop naar duurder liep.
Ondanks die beide strategieën gaat het roer nu om en dat is nodig ook. Met steeds duurder wordende high-end smartphones valt er een groot gat tussen goedkope en dure telefoons, en met variaties op andere modellen maak je geen indruk meer op je klanten. De concurrentie is immers moordend: Huawei brengt telefoons met zijn snelste socs binnen een jaar uit voor onder de vierhonderd euro, Xiaomi zit op het gebied van prijs iedereen op de hielen, en BBK knibbelt marktaandeel weg in Azië met Oppo en in Europa met OnePlus door het bieden van veel voor weinig met enkele onderscheidende functies.
Daarom werd het tijd om de Galaxy A-lijn van telefoons van unieke functies te voorzien, zo zei een topman van Samsung Mobile begin september. Nu zien we hoe de fabrikant dat heeft ingevuld; waar de duurste Samsung-telefoon, de Note 9, twee camera's aan de achterkant heeft, beschikt de Galaxy A7 2018 er over drie en de Galaxy A9 over vier. Is meer camera's ook echt beter?