Vijftig jaar geleden, op 13 september 1956, werd 's werelds eerste harde schijf geïntroduceerd, de IBM RAMAC 305. De afkorting staat voor Random Access Method for Accounting and Control. Tot die tijd sloegen computers hun gegevens op op magneetbanden, maar deze hadden als nadeel dat het bijzonder lang kon duren om door te spoelen naar een bepaalde file. Het IBM-laboratorium in San José wilde hier wat aan doen en besloot dat magnetische schijven waarschijnlijk de beste oplossing waren. Het ontwikkelteam moest volledig vanaf nul beginnen, want niemand had ooit eerder een dergelijke vorm van opslag gemaakt.
Om aan magneetschijven te komen beschilderden de ingenieurs schijven met magnetisch gevoelige verf. Het apparaat werd uitgerust met een stapel van 50 schijven van 24 inch. De data werd in cirkelvormige sporen geschreven met lees/schrijf koppen die aan beweegbare armen waren bevestigd, een methode die vandaag de dag nog steeds wordt gebruikt. De schijven draaiden rond met 1200 omwentelingen per minuut. De totale capaciteit van het systeem bedroeg 5MB, ongeveer 1/2400 van wat er op een tegenwoordige 1 inch grote harde schijf past. De afmetingen van het apparaat waren enorm - ongeveer twee koelkasten naast elkaar - en het woog een ton.
IBM bouwde van het toestel twaalf prototypes, die geheel door relais werden bestuurd. De latere productieversie werd uitgerust met elektronenbuizen. Hoe primitief het apparaat in onze ogen ook moge lijken, het voorzag wel in een behoefte en het betekende de start van een complete industrie. Veel bedrijven begonnen harde schijven te maken en ze werden sneller, kleiner in formaat en groter in capaciteit. Sinds de lancering van de RAMAC 305 zijn harde schijven iedere twee jaar in capaciteit verdubbeld. Omdat er in 1956 nog geen computers bestonden die iets met harde schijven konden doen, leverde IBM de schijfeenheid inclusief computer en besturingssysteem. Het geheel kon destijds worden gehuurd voor 35.000 dollar per jaar.
