Toen Maxtor en Seagate in 2004 de eerste harde schijven met ondersteuning voor NCQ op de markt brachten, waren de meningen over deze toevoeging aan de Serial ATA-specificatie in eerste instantie positief. NCQ leverde zelden verlies van prestaties op en zorgde onder bepaalde omstandigheden - daar waar er veel gelijktijdige I/O plaatsvindt - behoorlijke prestatieverbeteringen op. Later bleek met de komst van onder andere de Samsung SpinPoint P120 en de Western Digital Caviar RAID Edition 2 dat NCQ lang niet altijd een praktische prestatiewinst oplevert. Werd de Raptor WD740GD met TCQ (ATA Tagged Command Queuing) al eerder door dit euvel getroffen, ook de nieuwe ADFD-serie behoort helaas tot het soort schijven dat geen baat heeft bij command queuing. Het aanzetten van NCQ veroorzaakt in vrijwel alle traces een afname van de I/O performance. De Maxtor DiamondMax 11 weet daarentegen wel voordeel te halen uit NCQ, weliswaar met een minimale winst van gemiddeld twee tot vier procent.
In de servertests levert de DiamondMax 11 gemiddeld 5,4 procent betere prestaties door NCQ. De meeste winst wordt gemaakt in de Exchange 2003 high concurrency-trace, waar NCQ maar liefst 45 procent betere prestaties mogelijk maakt. De Raptor WD1500ADFD is zonder NCQ ruim 22 procent sneller dan met NCQ. Een compleet overzicht van testresultaten kun je op deze pagina bekijken. Voor de duidelijkheid: alle resultaten op de voorgaande pagina's zijn afkomstig van de harde schijven in hun optimale configuratie, dat wil zeggen de DiamondMax 11 mét NCQ en de Western Digital-schijven zonder NCQ.