Inleiding
Inleiding
In de lente van 1973 kreeg Vint Cerf, assistent-hoogleraar aan de universiteit van Stanford, een uitnodiging die van grote invloed zou zijn op ons dagelijks leven. Bob Kahn, die eerder met Cerf aan Arpanet, de voorloper van het internet, had gewerkt, wilde een beter werkend netwerkprotocol. Het protocol dat Arpanet tot dan toe gebruikte, ncp, was weinig efficiënt. Om een bestand naar een andere plek op een netwerk te versturen, moest elke node het bestand opslaan en weer doorsturen.
Kahn wilde een netwerkprotocol dat end-to-end-verbindingen mogelijk maakte, waarbij de tussenliggende nodes slechts verbindingspunten zijn die gegevens doorsturen naar de eindbestemming. Iets vergelijkbaars hadden de Fransen al ontworpen, in de vorm van het netwerk Cyclades. "Bob Kahn begon met denken over een nieuw protocol aan het einde van 1972", vertelt Vint Cerf. "In de lente van 1973 betrok hij me erbij." Tweakers sprak met Cerf tijdens de RSA Conference, die deze week in San Francisco werd gehouden.
Van Stanford tot Google
Zes maanden nadat Cerf bij Kahns project werd betrokken was het tcp/ip-protocol geboren. Aanvankelijk was tcp/ip één protocol. "Later splitsten we dat in twee protocollen", aldus Cerf. Daardoor is het internetprotocol bijvoorbeeld ook te gebruiken met udp, in plaats van tcp. Het 'ip'-deel van tcp/ip is verantwoordelijk voor het basale transport van pakketjes; tcp zorgt ervoor dat gegevens in pakketjes worden opgedeeld en is in staat om te controleren of pakketjes daadwerkelijk aankomen.
Net als bijvoorbeeld de uitvinding van packet switching is tcp/ip een van de uitvindingen waarop het internet vandaag de dag leunt. Toch had Cerf achteraf gezien een aantal zaken anders willen aanpakken. "Ik had bijvoorbeeld gekozen voor een grotere address space", zegt hij. De address space bepaalt hoeveel ip-adressen mogelijk zijn. De enigszins arbitraire limiet die Cerf en Kahn destijds kozen, 32bits, heeft tot gevolg dat het aantal ip-adressen nu bijna op is en een overstap naar een nieuw internetprotocol, ipv6, vereist is. Daarnaast zou Cerf er vandaag de dag voor kiezen om sterkere authenticatie en betere weerbaarheid tegen aanvallen in te bouwen.
Google
Hoewel de computerwetenschapper dit jaar de leeftijd van 70 jaar bereikt, rust hij niet op zijn lauweren. Sinds 2005 werkt Cerf voor Google, waar hij formeel vicepresident, chief internet evangelist en ceo van de afdeling Google Special Services is. "Ik heb een vrij informeel portfolio", zegt Cerf. "Google is heel vrijgevig geweest; ik heb veel tijd voor externe activiteiten." Cerf zit bijvoorbeeld in een adviesraad van de Amerikaanse president Barack Obama, hij is voorzitter van de vakorganisatie ACM en hij was lange tijd voorzitter van de Icann. Verder houdt Cerf zich veel bezig met beleid. Vanaf deze zomer zal hij een halfjaar in Londen verblijven om zich te richten op contacten met overheden in Europa.
Daarnaast werkt Cerf in samenwerking met de NASA aan protocollen om interplanetaire internetverbindingen mogelijk te maken; Cerf is voorzitter van een speciale werkgroep. Volgens hem is interplanetair internet allesbehalve science fiction. "Het is al operationeel tussen de aarde en Mars, en aan boord van het ISS", zegt Cerf.
Ook is Cerf actief pleitbezorger van het internet of things, waarbij apparaten continu met elkaar in verbinding staan, zonder tussenkomst van de gebruiker. Daarbij erkent hij evenwel de privacybezwaren. "Er is nu een discussie gaande over het eigendom van de gegevens", aldus Cerf. "Met behulp van smart grids kun je bijvoorbeeld zien wanneer mensen thuis zijn en met hoeveel ze zijn. De vraag is: van wie zijn die gegevens? Wat mij betreft is die data van de gebruiker, maar daar is een debat over", aldus Cerf. Buiten kijf staat in ieder geval dat de gegevens goed beveiligd moeten zijn.
Veilig en vrij internet
De computerwetenschapper zegt zich zorgen te maken over de beveiliging van internetgebruikers. Het lastige is dat het onmogelijk is om het internet helemaal dicht te timmeren.
Wordt bijvoorbeeld het internetprotocol veiliger gemaakt met behulp van ipsec, dan kan op een hoger niveau nog steeds misbruik plaatsvinden. "Als je ip-packets versleuteld verstuurt, kunnen die versleutelde pakketjes nog steeds een virus bevatten", aldus Cerf.
"We moeten gebruikers beschermen tegen gevaren op het internet", vervolgt hij. Zo zou volgens hem dnssec geïmplementeerd moeten worden en moeten websites two-factor-authentication gaan aanbieden. "Dankzij two-factor-authentication hoef je niet langer telkens een uniek en lang wachtwoord in te stellen om veilig te blijven", aldus Cerf.
Waar Cerf zich zorgen om maakt, is het moment waarop public key cryptography opeens stopt met werken. Dergelijke cryptografie wordt onder andere gebruikt door https. Volgens Cerf is het allesbehalve een theoretische mogelijkheid dat public key cryptography opeens achterhaald is. "Als we straks quantumcomputers hebben, kan dat gebeuren", stelt hij. "Een quantumcomputer kan de algoritmes straks wellicht kraken en dan is het afgelopen met de algoritmes die we nu gebruiken." Overigens relativeerde cryptografiegoeroe Bruce Schneier die vrees onlangs; volgens hem zijn er algoritmes die wel bestand zijn tegen quantumcomputers, al zal de overstap een flinke kluif worden.
Vrijheid op het net
Cerf zegt zich zorgen te maken over de vrijheid op het internet. "Het internet moet open blijven", zegt hij. "Het moet blijven evolueren. Nieuwe applicaties en diensten moeten zich kunnen ontwikkelen zonder dat internetproviders daarvoor hun goedkeuring moeten geven." Verschillende providers willen een grotere vinger in de pap bij de beslissing welk internetverkeer wel en welk niet over hun netwerk gaat.
Dat vindt Cerf een slechte situatie. "Ik wil niet dat een internetprovider zijn plek in het ecosysteem van het internet misbruikt om diensten van concurrenten te belemmeren. Je wil niet hebben dat een internetprovider bedrijf A benadeelt en afknijpt, en concurrent B niet, omdat die de provider betaalt. Het internet moet een neutraal landschap zijn; de internetprovider moet geen winnaars en verliezers uitkiezen."
Hij ergert zich ook aan de auteursrechtindustrie. "Dingen blokkeren werkt niet", zegt hij. "De auteursrechtindustrie is erg gefocust op het voorkomen van toegang tot content." Het zou wat Cerf betreft beter zijn als de auteursrechtindustrie eens kritisch naar zijn businessmodellen ging kijken, al vindt hij tegelijk dat wie auteursrechtinbreuk pleegt, aangepakt moet kunnen worden.
Overheidsbemoeienis
Cerfs huidige werkgever, Google, was een van de felle critici van een conferentie van de Verenigde Naties over de toekomst van het internet. Tijdens de conferentie van de International Telecommunications Union, onderdeel van de VN, werd vergaderd over een nieuwe versie van een telecomverdrag. Een meerderheid van de deelnemende landen wilde dat het verdrag ook betrekking zou krijgen op internetproviders. Veel westerse landen, waaronder Nederland, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, vrezen dat daardoor de controle over het internet zou worden overgeheveld. Ze hebben het daarom niet ondertekend.
"Tijdens de vergadering zag je een splitsing tussen landen die de vrijheid van meningsuiting respecteren en autoritaire regimes", aldus Cerf. "Autoritair geregeerde landen zeiden zich zorgen te maken over de veiligheid van het volk, maar ze waren vooral bezig met het voortbestaan van hun regime." Die landen zien het internet als een bedreiging, denkt Cerf. "Veel autoritaire regimes zijn na de Arabische lente bang geworden", zegt hij. Sociale media speelden tijdens de Arabische lente een grote rol. "In de vergadering pleitten die landen ervoor dat overheden controle zouden krijgen over wat er op het internet mag staan", stelt hij.
Niet te veel reguleren
Overheden moeten het internet niet te veel willen reguleren als het aan Cerf ligt. "Als een overheid zich bemoeit met het internet, wil zij dingen implementeren die helemaal niet te implementeren zijn of die de creativiteit belemmeren", zegt Cerf. Een voorbeeld is volgens hem het osi-model, dat door de International Organization for Standardization is opgezet. Het osi-model, dat voluit staat voor open systems interconnection, schrijft voor hoe een netwerkprotocol moet worden opgebouwd. Tcp/ip, het mede door Cerf bedachte protocol, voldoet niet aan dat model.
"Niemand heeft het osi-model geïmplementeerd", aldus Cerf. "Wanneer overheden oplossingen gaan voorschrijven, gaat het vaak fout. In de private sector is veel meer evolutie." Hij noemt als voorbeeld van vernieuwingen die niet door overheden zijn opgeschreven, maar door de internetcommunity zijn bedacht onder meer ipv6, het veiligere dns-protocol dnssec en nieuwe top-level-domeinen. "Het is allemaal bottom-up en gedreven door de community."