Inleiding: nieuw leven voor het Power-platform?
Al jaren knabbelen x86-machines met Windows en Linux aan de traditionele markt voor Unix-systemen op risc-hardware. Met de introductie van twee PowerLinux-systemen zette IBM deze zomer de tegenaanval in, maar de manier waarop doet erg geforceerd aan. IBM blijkt namelijk, net als HP, heel huiverig te zijn om zijn eigen Unix- en risc-platforms in de vergelijking te betrekken.

PowerLinux-systemen
IBM introduceerde deze zomer twee PowerLinux-systemen die op de Power 7-risc-processor zijn gebaseerd en die Red Hat EnterpriseLinux of SUSE Linux Enterprise Server draaien. De eerste is de 7R2, een rack-server die ruimte biedt aan twee cpu's met maximaal acht kernen per stuk, 256GB ddr3-geheugen en zes disks. Deze 7R2 is gericht op het consolideren van gevirtualiseerde servers.
De tweede is de Flex System p24L Compute Node. Deze dual-socket-blade kan twaalf tot zestien kernen huisvesten en is, zoals de naam al zegt, bedoeld voor gebruik in clusters. Dit systeem is dan ook vormgegeven als een insteekmodule voor IBM's nieuwe Flex System-chassis. Deze opvolger van de BladeCenter-formfactor werd een maand eerder geïntroduceerd. In het nieuwe chassis kunnen modules voor X86- en Power-cpu's, opslag, netwerk en beheer worden gecombineerd.
De meest opvallende vernieuwing aan de buitenkant is dat de blades horizontaal worden geplaatst. Deze componenten zijn gebaseerd op de iDataPlex-modules die IBM een paar jaar geleden introduceerde als alternatief voor commodity-clusters van 1U-servers. Door ze half zo smal en diep te maken maar wel meer dan 1U hoog, kunnen deze modules bijvoorbeeld low-profile geheugenmodules bevatten en niet alleen very-low-profile modules. Blade-concurrenten HP, Cisco en Dell hadden al eerder in de gaten dat het makkelijker is om serversystemen smaller te maken in plaats van lager.
Virtualisatie
IBM richt zich met deze nieuwe PowerLinux-systemen expliciet op de migratie van x86-Windows-servers naar Linux on Power. Potentiële klanten zouden goedkoper uit zijn, niet zozeer vanwege de goedkopere hardware als wel door het wegvallen van de licentiekosten voor Windows en het virtualisatieplatform VMware. Op applicaties zou mogelijk ook nog eens bespaard kunnen worden. Merk op dat deze voordelen alleen opgaan in een vergelijking met Windows. Ook bij op Linux gebaseerde x86-systemen hoeven immers geen licentiekosten voor het besturingssysteem en virtualisatieplatformen als KVM te worden betaald.
Voor virtualisatie op de Power 7-systemen kan geen VMware worden gebruikt, want deze hypervisor werkt alleen op het x86-platform. IBM heeft zijn eigen virtualisatie-ondersteuning in de Power-processoren ingebouwd. Deze PowerVM-technologie is afkomstig van hun mainframe-platform; dat zie je bijvoorbeeld terug in de Micro Partitioning-feature, waarbij processors in maximaal tien virtuele machines kunnen worden opgedeeld.
Positionering en standaardisatie
Hoewel IBM zelf natuurlijk ook x86- en Unix-servers verkoopt, wil het bedrijf niet praten over migraties van AIX of vergelijkingen met System x, voorheen de xSeries. "We willen met met PowerLinux niet tegen x86 concurreren", zegt PowerLinux-architect Jeff Scheel. "De traditionele Unix-markt is vijftien miljard dollar groot. Voor Linux gaat het om tien miljard. Die laatste markt dat is waar we PowerLinux willen plaatsen. We richten ons op nieuwe bedrijven en klanten van onze concurrenten."
Deze nogal geforceerde positionering van PowerLinux als een monolithische stack van hardware en operating system lijkt een halfhartige poging om andere IBM-divisies niet voor het hoofd te stoten. Interne concurrentie is immers een bekend probleem bij Big Blue. Bovendien maakt PowerLinux-marketingmanager Chuck Bryan wél graag de vergelijking met de DL-servers van HP. Volgens hem kost de nieuwe 7R2 ongeveer net zo veel als een high-end DL380 G8 met Sandy Bridge-EP Xeon E5-processors. De PowerLinux-server zou betere prestaties en een grotere betrouwbaarheid bieden, claimt IBM.
Standaardiseren
"Dat is hun manier om zich tegen concurrenten af te zetten," zegt Chris van Maaren, productmanager Business Critical Systems bij HP Nederland. "We hebben zelf natuurlijk ook gekeken naar Linux op Itanium. Klanten zijn volgens ons echter meer geïnteresseerd in de inzet van Linux in een open omgeving. Bovendien willen ze niet allerlei verschillende distributies onderhouden. Beheer, ecosysteem en infrastructuur werken heel anders op risc- dan op x86-systemen." Een ander argument is de opkomst van de cloud. "Klanten moeten standaardiseren om in de toekomst hun servers te kunnen migreren. Voor Linux heeft x86 wat ons betreft de voorkeur."
Over het verschil in prestaties wil Van Maaren niks zeggen. "Daar kan ik niets mee zonder de gedetailleerde testmethodes te kennen. Als IBM met PowerLinux voor hetzelfde geld een enorm verschil in performance laat zien, zouden ze inderdaad een nieuwe markt creëren. Maar daar geloof ik niks van."
In het algemeen is het wel zo dat de throughput van Unix/risc-systemen veel beter is dan die van x86-servers. Dat heeft te maken met een betere balans tussen de verschillende componenten en de onderlinge verbindingen; i/o is belangrijk als het gaat om de totale verwerkingscapaciteit van een systeem.
Levensduur
De Power-architectuur is ontwikkeld voor een higher-end marktsegment dan de volumemarkt van de x86-systemen. Dat betekent dat de Power-systemen meer zogenaamde ras-features bevatten, die de uptime ten goede komen. Dat maakt deze machines beter geschikt voor waardevolle processen die niet zomaar mogen omvallen, zoals enterprise resource planning, administratie, transactieverwerking en databases.
Heel anders is dat voor de x86-servers, die vooral geschikt zijn voor wat minder bedrijfskritieke toepassingen, zoals webservers, rekennodes voor clusters en werkgroepsystemen. Desondanks probeert IBM zijn PowerLinux-systemen toch ook in dit segment aan de man te brengen. Het bedrijf richt zich specifiek op SAP, Big Data en geconsolideerde internettoepassingen. De laatste twee zijn echter typisch werklasten waar x86-servers volstaan. Sterker nog, parallelle clusters worden specifiek ontworpen om zo veel mogelijk rekenkracht per dollar te genereren, en als er af en toe een (goedkope) node uitvalt, dan kan dat automatisch worden opgevangen.
Langer leven
Deze positionering van PowerLinux doet dan ook heel erg denken aan de levensverlengende strategie die IBM eerder voor het mainframe hanteerde. Door een deel van de processors prijstechnisch voor Linux geschikt te maken, hoopte de leverancier onder andere isp's warm te krijgen voor het onderbrengen van gevirtualiseerde webservers op een moderne mainframe. Isp's zagen daar echter geen brood in: zij kwamen tot de conclusie dat de meerwaarde van zo'n robuust platform voor niet-kritieke werklasten ontbrak, en dat de extra investeringen niet te rechtvaardigen waren.
Terwijl IBM om zijn Power-platform voor de volumemarkt probeert te brengen, zien we x86 juist de tegengestelde richting op bewegen. In combinatie met Linux en Windows knabbelt het platform al jaren aan de onderkant van de Unix-markt. Zo werkt HP al een paar jaar aan het vervangen van Itanium-processors in zijn high-end systemen door Xeon-processors.
Stervende Unix/Risc-platforms
De afgelopen jaren werden de meeste besturingssystemen voor Itanium al de nek omgedraaid; op dit moment worden systemen met deze cpu's vrijwel uitsluitend nog door HP verkocht. In een kennelijke voorbereiding op het einde van de Itanium worden de ras-features uit de epic-architectuur van de Itanium al naar de Xeon-processoren gebracht. Om in marketing-termen te spreken: de roadmaps van Itanium en Xeon convergeren.
Zo hebben we het afgelopen decennium wel meer traditionele Unix/Risc-combo's zien wegkwijnen. De restanten van Silicon Graphics, dat met zijn mips-systemen met het besturingssysteem IRIX ooit een belangrijke rol in wetenschappelijke en grafische toepassingen speelde, zijn inmiddels onderdeel van SGI. Sun, met zijn ooit zo succesvolle combinatie van Solaris en Sparc, werd twee jaar geleden opgeslokt door Oracle.
Waarde van de werklast
Vooral de werklast moet dus bepalend zijn voor de keuze tussen PowerLinux enerzijds en Linux op x86 anderzijds. Gaat het inderdaad om bedrijfskritieke processen, dan is de investering in de extra ras-features, beheerlast en throughput wellicht te rechtvaardigen. Dat zou bijvoorbeeld kunnen gaan om een rekencluster waarmee in realtime creditcardfraude wordt opgespoord: transacties zouden kunnen worden beoordeeld terwijl de verkoper op zijn autorisatie wacht. Een leukere toepassing is de Watson-computer, een Hadoop-cluster gebouwd op 90 Linux-op-Power-nodes, waarmee IBM het vorig jaar opnam tegen de beste spelers van de televisiequiz 'Jeopardy!' - en won.
In andere gevallen zijn openheid van de infrastructuur en flexibiliteit bij de migratie van het operating environment belangrijker. Gevirtualiseerde servers voor internetdiensten zijn daarvan wel het beste voorbeeld.