Een nieuwe monitor kiezen is een hele opgave, want het is een uiterst belangrijk onderdeel in je set-up. Hoe goed je pc ook is: uiteindelijk is de monitor het enige computeronderdeel waar je dag in, dag uit naar kijkt. In het lab van Tweakers testen we jaarlijks bijna honderd monitors en die testresultaten gebruiken we voor onze losse reviews, round-ups van meerdere beeldschermen en natuurlijk de Best Buy Guides, waarin je in één oogopslag de beste schermen uit een bepaalde categorie kunt vinden.
Om te bepalen welke schermen de beste zijn, gebruiken we net als bij andere productgroepen een vaste testmethode die voor alle schermen gelijk is. We gaan niet alleen uit van subjectieve tests, maar voeren ook veel objectieve metingen uit. Die bieden houvast bij het vergelijken van verschillende producten, zodat we je met zekerheid kunnen vertellen welke monitors beter zijn dan andere.
Tweakers publiceert sinds ongeveer vijf jaar uitgebreide monitorreviews. In die periode hebben we de testprocedure steeds verder ontwikkeld en we blijven hem voortdurend aanscherpen. In dit artikel lees je bijvoorbeeld hoe we de responstijd- en inputlagtests die voor gamingmonitors van groot belang zijn, binnenkort naar een hoger plan tillen.
Uiteraard is er nog veel meer dat je kunt testen aan een monitor dan hoe snel hij reageert: denk aan kleurbereik, contrast, piekhelderheid, kijkhoeken, uniformiteit en meer. Op de pagina's hierna nemen we je mee langs alle tests die we doen. We bespreken daarbij niet alleen wat we precies testen, maar ook de manier waarop we testen - de gebruikte testapparatuur en het soort metingen dat we doen. We gaan in dit artikel niet in op de prestaties van specifieke producten. Lees daarvoor onze reviews, round-ups en Best Buy Guides.
Helderheid, contrast en kleurweergave: testapparatuur
Voor het testen van monitors gebruiken we voor een deel dezelfde apparatuur als voor het testen van televisies. Wie ons recente artikel over de tv-testprocedure heeft gelezen zal dus wat overlap zien.
Net als voor televisies gebruiken we voor de meeste metingen een combinatie van een signaalgenerator, optische meetapparatuur en kalibratiesoftware. De kalibratiesoftware die we gebruiken is Portrait Displays' Calman Color Calibration Ultimate. Deze draait op een testlaptop, die via het netwerk verbinding maakt met onze monitortest-pc, waarop het te testen scherm is aangesloten. Op de pc draait het programma Calman Client, dat dient als signaalgenerator voor de meeste sdr-metingen. Voor hdr-metingen gebruiken we net als bij de televisietest een VideoForge Pro 8K-signaalgenerator. Deze wordt via USB op de testlaptop aangesloten en de testpatronen worden direct vanuit Calman gegenereerd.
Evenals bij televisies gebruiken we een combinatie van twee meters om te meten hoe goed de testbeelden worden weergegeven: een Portrait Displays C6 HDR5000-colorimeter en een JETI Spectraval 1501-Hires-spectroradiometer.
De C6 HDR5000 is een tristimuluscolorimeter. Binnen in het apparaat zitten drie sensors met kleurfilters die respectievelijk rood, groen en blauw licht doorlaten. Op basis van de verhouding tussen de drie kanalen bepaalt hij de kleur en helderheid van het licht op het scherm. Dat lijkt op hoe het menselijk oog kleuren waarneemt. De keerzijde van deze techniek is dat de meter niet het hele kleurenspectrum ziet. Zolang de lichtbron van het scherm (bijvoorbeeld oled of een witte led) wat betreft spectrale opbouw goed aansluit bij de filters, levert dat prima resultaten op. Als het scherm echter licht uitzendt met pieken op golflengtes die buiten de ideale gevoeligheid van de filters vallen, kunnen er meetfouten ontstaan.
De VideoForge Pro 8K-signaalgenerator voor hdr-testbeelden
De C6 HDR5000 heeft een hele reeks ingebouwde displayprofielen, die zijn afgestemd op een bepaald type scherm en een correctie bevatten voor de manier waarop het spectrum van dat scherm afwijkt van wat de meter verwacht. Die profielen zijn niet perfect nauwkeurig voor ieder specifiek scherm. Wij genereren daarom voor ieder scherm ons eigen correctieprofiel, zodat de C6 HDR5000 perfect wordt afgestemd op iedere display. Dat doen we met behulp van de JETI Spectraval 1501-Hires-spectroradiometer. Die meter ziet wél het hele spectrum dat we met het menselijk oog kunnen waarnemen, dat loopt van 380 tot 780nm. De Spectraval 1501-Hires kan meten in stapjes van 2nm, zodat hij heel nauwkeurig kan bepalen waar de pieken in het spectrum zitten. De meter splitst daartoe het binnenkomende licht via een diffractierooster richting een sensor met 4096 pixels. Iedere sensorpixel krijgt alleen een bepaald deel van het spectrum binnen.
Technisch gezien is de JETI-meter een veel nauwkeuriger meetinstrument dan de C6 HDR5000-colorimeter, maar voor het meeste testwerk gebruiken we de colorimeter, waarbij we vooraf de JETI Spectraval 1501 gebruiken om een uniek profiel te maken. Dat heeft twee redenen. Allereerst praktisch: de JETI-meter is veel duurder dan de C6 HDR5000 en we hebben er daarom maar één, terwijl we beschikken over meerdere C6-meters. Die zijn niet alleen in gebruik voor monitor- en televisietests, maar er worden ook metingen gedaan aan laptop-, tablet- en smartphoneschermen. Met alle categorieën bij elkaar gaat dat om honderden producten per jaar.
De JETI-meter is bovendien veel trager dan de C6 HDR5000. Immers ontvangt iedere sensorpixel van de Spectraval 1501-Hires een veel kleiner deel van het binnenkomende licht dan de C6 HDR5000, waarbij het licht maar in drie delen wordt opgesplitst. De C6 HDR5000 is met name als er heel donkere kleuren moeten worden doorgemeten vele malen sneller en zolang hij een goed correctieprofiel heeft, is de meting nauwkeurig.
Helderheid, contrast en kleurweergave: metingen sdr
Nadat het te testen scherm voor minstens een kwartier heeft kunnen opwarmen, Calman verbinding heeft gemaakt met de Client-signaalgenerator op de monitortest-pc, en de C6 HDR5000-meter met behulp van de Spectraval 1501-Hires-meter is geprofileerd, is het tijd voor het echte testwerk. We hebben binnen het programma onze eigen workflows gebouwd waarmee we verschillende kleurmodi van het scherm doormeten.
Calman berekent per gemeten kleur een afwijking of ΔE ITP-waarde, een getal dat aangeeft hoe ver de gemeten kleur afwijkt van de ideale kleur, daarbij rekening houdend met afwijkingen in de tint, verzadiging en helderheid van de kleur. Hoe hoger het getal, hoe groter de afwijking. De ΔE ITP-berekening is niet direct vergelijkbaar met de ook nog veel gebruikte ΔE2000-berekening: hij is een stuk strenger. Bij ΔE2000 is de stelregel dat een waarde onder de 1 duidt op een voor het menselijk oog praktisch onzichtbaar verschil, waarden onder de 3 in de praktijk nauwelijks waarneembaar zijn en afwijkingen boven de 5 duidelijk opvallen. Voor ΔE ITP zijn scores onder de 3 uitstekend, waarden onder de 5 goed, en afwijkingen boven de 10 duidelijk zichtbaar.
Aan het einde van de metingen genereren we de rapporten die je bij iedere monitorreview tegenkomt en waarvan je hieronder enkele screenshots ziet. Er worden op basis van de verschillende tests ook enkele gemiddelde scores berekend zoals de gemiddelde kleur-, grijs- en colorcheckerafwijking. Die voegen we toe in de database op Tweakers om producten in grafieken met elkaar te kunnen vergelijken.
Standaardweergave
Een meting begint altijd met de standaardinstelling en sdr-weergave (standard dynamic range). We zetten de monitor daarvoor terug naar de fabrieksinstellingen, afgezien van eventuele energiebesparingsfuncties en anti-inbrandfuncties op oledschermen; die zetten we uit voor zover ze niet al standaard zijn uitgeschakeld.
Helderheid en contrast
We meten de maximale helderheid wit die het scherm behaalt als je de helderheidsregelaar helemaal opendraait en de minimale helderheid wit met de helderheidsregelaar op '0'. Beide zijn belangrijk, maar wat je als gebruiker nodig hebt hangt af van de ruimte waarin je het scherm gaat opstellen en van je persoonlijke voorkeur. Voor normaal thuisgebruik is een helderheidsbereik tussen 60cd/m² en 250cd/m² waarschijnlijk afdoende. Een nog lagere instelbare helderheid kan fijn zijn als je het scherm bijvoorbeeld in een verduisterde gameroom wilt gebruiken, terwijl een nog hogere maximale helderheid praktisch is voor in een zonovergoten kantoorruimte. Merk op dat een goede hdr-weergave een veel hogere piekhelderheid vereist, maar deze meting gaat dus over sdr-beeld.
Een hoger contrast (links) maakt het beeld natuurgetrouwer, vooral in een donkere ruimte.
Voor alle verdere metingen, behalve de hdr-metingen, stellen we de helderheid wit vervolgens in op een waarde die 150cd/m² zo dicht mogelijk benadert. Aan de hand van de meting van de zwartwaarde bepalen we vervolgens het contrast (helderheid wit / helderheid zwart = contrast). Voor sdr-weergave is een waarde van ongeveer 1000:1 ruim voldoende. Meer is beter, zeker als je het scherm voor entertainment gebruikt en opstelt in een donkerdere ruimte.
De sRGB-kleurendriehoek op het CIE 1931-diagram
Primaire kleuren
De meting vervolgt met de bepaling van de primaire kleuren rood, groen en blauw, en de secundaire kleuren geel, cyaan en magenta. Je kunt die plotten op een CIE 1931-diagram zoals hiernaast weergegeven. Het gekleurde gedeelte omvat alle kleuren die het menselijk oog kan zien. De bolletjes op het diagram geven weer welke kleuren er zijn gemeten. Alle kleuren die het scherm kan weergeven liggen in de driehoek tussen rood, groen en blauw, ook wel het kleurbereik of gamut van een scherm. In het diagram is dat weergegeven als een wat lichter gekleurd gedeelte. Veel schermen produceren op hun standaardinstelling het maximale kleurbereik dat het paneel aankan.
Grijswaardenanalyse
Bij de grijswaardenanalyse meten we in 21 stappen hoe de monitor verschillende grijstinten weergeeft van volledig zwart tot helemaal wit. Voor iedere grijswaarde bepalen we de balans tussen rood, groen en blauw, waaruit blijkt of het scherm een bepaalde kleurzweem heeft. Een eventuele afwijking komt ook tot uitdrukking in de bepaling van de kleurtemperatuur. We nemen een gemiddelde van de kleurtemperatuur op 20 stappen (zwart telt niet mee) en noteren de kleurtemperatuur voor alleen wit (witpunt). Bij een hogere kleurtemperatuur ziet het scherm er blauwig uit; een lagere kleurtemperatuur levert juist te warme tinten op.
Screenshot van het grijswaardenrapport. Het eerste plaatje is van een goede monitor; de tweede afbeelding toont een minder goed exemplaar. In het rapport zie je in de grafiek linksboven zowel de balans tussen rood, groen en blauw als de afwijking in helderheid ten opzichte van de doellijn (geel). De balkjes in de grafiek rechtsboven geven de gemeten ΔE ITP-afwijking per meting weer.
Heel belangrijk in de grijswaardenanalyse is ook of de helderheid van het scherm bij iedere stap correct oploopt. Zit het scherm op een bepaald punt in het grijsverloop boven die doellijn, dan wil dat zeggen dat die tinten donkerder worden weergegeven. Bij een verlaagd gamma ziet het beeld er juist fletser uit.
Saturationsweeps en colorcheckertest
De meeste echte beelden bestaan natuurlijk niet uit puur rood, groen of blauw, of alleen maar grijstinten. We doen daarom nog twee aanvullende series metingen. Bij de saturation sweeps bepalen we of naast 100 procent verzadigde primaire en secundaire kleuren ook minder verzadigde versies van deze kleuren goed worden weergegeven door het scherm. Deze test wordt gevolgd door de colorcheckertest. Die bevat een reeks kleuren die veel voorkomen in echte beelden, zoals huidtinten, blauwtinten van lucht en water, en groentinten uit natuurbeelden. Samen met enkele neutrale grijstinten vormt dit een realistische doorsnede van wat een monitor in de praktijk moet kunnen weergeven.
Screenshot van het colorcheckertestrapport. In het CIE-diagram linksboven zie je waar de gemeten kleuren (bolletje) ongeveer vallen ten opzichte van de doelwaarde (het vakje). De grafiek rechtsboven geeft net als in het grijswaardenrapport de gemeten ΔE ITP-afwijking per meting weer.
sRGB en eventueel Display P3, AdobeRGB en BT.2020
Met de standaardweergavemeting weten we hoe een monitor out of the box presteert. De fabrieksinstelling is natuurlijk niet altijd de beste instelling. Welke instelling 'de beste' is, hangt er bovendien vanaf naar welke standaard je een scherm afmeet. Op de standaardinstelling is dat niet altijd dezelfde standaard: we meten het scherm daarbij af naar het kleurbereik dat het dichtst wordt benaderd, een 6500K-witpunt en een vlakke 2.2-gammacurve. Als de content die je op het scherm weergeeft gemaakt is voor een andere kleurruimte dan die van het scherm, zal de weergave alsnog afwijken van hoe de maker het bedoeld heeft.
Naast de standaardweergavemeting doen we dus aanvullende series metingen waarbij we het scherm met verschillende kleurruimtes vergelijken: sRGB en eventueel Display P3, AdobeRGB en BT.2020. Bij iedere kleurruimte passen een gammacurve en witpunt, waarbij we ieder scherm dus naar dezelfde standaard afmeten. Deze doelwaarden zijn te vinden in de onderstaande tabel.
Standaardweergave
sRGB
Display P3
Adobe RGB
BT.2020
Kleurruimte
(afhankelijk van scherm)
sRGB
Display P3
Adobe RGB
BT.2020
Gamma
2.2
sRGB
sRGB
2.2
2.4
Kleurtemperatuur
6504K
6504K
6504K
6504K
6504K
Per kleurruimte passen we op het scherm instellingen aan voor een zo goed mogelijke weergave. We zoeken om te beginnen naar de beste beeldmodus en proberen binnen die modus ook nog een eventuele kleurtemperatuurinstelling en gamma-instelling uit. We noteren of je de helderheid nog kunt aanpassen; sommige fabrikanten hebben de ergerniswekkende gewoonte de helderheid te vergrendelen in bepaalde beeldmodi.
Veel schermen hebben nog gedetailleerdere functies aan boord om de kleurweergave af te regelen, zoals rgb-sliders of zelfs een volledig color management system. In ons standaard testprotocol hebben we ervoor gekozen om die niet aan te passen. Om deze instellingen goed te kunnen gebruiken heb je dure meetapparatuur nodig. De meeste eindgebruikers hebben die niet en zo'n meting strookt dus niet met de praktijk. Ook kalibreren we de monitor niet softwarematig. Daarmee kun je eveneens verdere afwijkingen gladstrijken, maar dat gebeurt in dat geval door het signaal van de videokaart aan te passen op de monitor en geeft dus geen realistisch beeld van het scherm zelf.
Per kleurruimte doen we precies dezelfde soort tests als voor de standaardweergave. We meten dus weer de primaire en secundaire kleuren, grijswaarden en saturationsweeps en doen een colorcheckertest.
sRGB
Voor pc-gebruik is sRGB veruit de relevantste standaard. De kleurruimte is in de afgelopen twintig jaar min of meer de standaard geworden voor afbeeldingen, het web en games. De standaard komt bovendien goeddeels overeen met Rec. 709, veelgebruikt in de film- en televisiewereld en relevant voor televisie, films en series. Vrijwel alles wat je als gemiddelde consument op een scherm ziet en geen hdr-content is, is dus gemaakt met deze specificaties in gedachten. Dat maakt een goede sRGB-weergave erg belangrijk. We voeren deze meting daarom uit op alle schermen die we binnenkrijgen.
Display P3, AdobeRGB en BT.2020
De laatste jaren zijn er steeds meer schermen die standaard een grotere kleurruimte kunnen weergeven dan sRGB. Vaak is dat Display P3, verwant aan het voor bioscoopfilms relevante DCI-P3, maar dan met dezelfde gammacurve en witpunt als sRGB. De meeste Apple-apparatuur is voorzien van een Display P3-scherm, dus als je een monitor wilt die bijvoorbeeld goed bij een MacBook past, is dit een eigenschap om op te letten. Sommige smartphonecamera's kunnen foto's maken in deze kleurruimte.
Schermen voor fotobewerking ondersteunen soms Adobe RGB. Deze kleurruimte omvat alle kleuren die in print kunnen worden weergegeven, wat van Adobe RGB-schermen een nuttig hulpmiddel maakt voor dtp-werkzaamheden. Adobe RGB is vaker een optie op spiegelreflex- en systeemcamera's.
BT.2020 is een zeer breed kleurbereik dat we heel soms tegenkomen op de duurste schermen voor (hdr)-videobewerking. Er zijn nog geen consumentenmonitors die het zeer verzadigde rood, groen en blauw volledig kunnen weergeven.
In tegenstelling tot de sRGB-metingen doen we alleen metingen voor Display P3, AdobeRGB of BT.2020 als we zien dat een scherm dat kleurbereik voor een heel groot deel kan weergeven of als het scherm een beeldmodus heeft die is gericht op dat bereik.
Helderheid, contrast en kleurweergave: metingen hdr
Een hdr-beeld kan een groter kleurbereik en meer gradaties in kleur bevatten, en bovendien coderen voor een veel hogere maximale helderheid dan een sdr-beeld. Daarmee kunnen de verschillen tussen de felste highlights en donkerste schaduwen veel groter zijn.
Helderheid en contrast
Om te bepalen waartoe een hdr-scherm in staat is, doen we allereerst een serie metingen van de piekhelderheid met een wit vlak dat 1%, 2%, 5%, 10%, 25%, 50%, 75% en ten slotte 100% van het scherm beslaat, waarbij de rest van het beeld zwart blijft. Bij oledschermen zie je vaak dat kleine witte vlakjes heel fel kunnen worden weergegeven. Moet het hele scherm wit zijn, dan ligt de maximale helderheid veel lager. Lcd-schermen met een in zones opgedeeld backlight met full array local dimming (fald) kunnen als geheel veel feller zijn, maar laten de helderheid vaak juist zakken voor de kleinste witte vlakjes. Het backlight van die schermen telt vaak niet meer dan een paar honderd zones, waarmee de kleinste vlakjes veel kleiner zijn dan de achterliggende zone. Als het scherm de zone voluit zou laten branden, zou je een helder vlakje zien rondom het eigenlijke beeld, ook wel blooming of haloing.
Miniledschermen zoals deze Samsung Odyssey Neo G8 kunnen wat blooming laten zien als de highlights heel erg klein zijn.
Het contrast meten we op twee manieren. In de fullscreentest meten we het verschil tussen een helemaal zwart scherm en een wit vlakje. Voor een monitor is dat zo'n beetje de ideale situatie. Veel lastiger is de checkerboardtest, waarbij we het helderheidsverschil meten tussen acht witte en acht zwarte vlakjes die tegelijk op het scherm worden weergegeven.
Zoals hierboven te zien, is het oledscherm erg fel voor kleine vlakjes van 1 of 2 procent wit, maar zakt het ver terug wanneer een groot deel van het scherm wit moet zijn. Het miniledscherm is zeer fel, maar zakt juist voor de kleinste vlakjes iets terug. Het gewone lcd-scherm haalt in geen enkel geval een hoge piekhelderheid.
Het ideale hdr-scherm bereikt onafhankelijk van de windowsize een piekhelderheid van minstens 1000cd/m², met in beide contrasttests een waarde van meer dan 10.000:1, zonder dat blooming bij weergave van praktijkbeelden duidelijk storend aanwezig is. Er zijn bijna geen monitors die dat allemaal tegelijk kunnen. De meeste monitors die een hdr-signaal snappen en daarmee worden verkocht als 'hdr-scherm' komen zelfs in de verste verte niet in de buurt.
Kleurweergave
Evenals voor sdr-beelden meten we ook in hdr de kleurweergave. Net als bij de sdr-metingen doen we allereerst een meting van het kleurbereik van het scherm. Voor hdr is Display P3 het meest relevant, want de meeste hdr-beelden zijn daarop gemaakt. We meten ook in hoeverre het bredere BT.2020-bereik kan worden weergegeven, evenals het standaard sRGB-bereik.
Net als bij sdr doen we ook bij hdr een colorcheckertest, in dit geval de uitgebreidere Color Checker SG-variant, waarin nog meer veelvoorkomende mengkleuren worden doorgemeten. Ook doen we weer een grijswaardenanalyse. Het grootste verschil zit hier in hoe helderheid wordt geïnterpreteerd. In plaats van een gammacurve die omschrijft hoe het relatieve verschil tussen verschillende grijstinten eruit zou moeten zien, werkt hdr met een PQ-curve, die absolute helderheidswaarden tussen 0 en 10.000cd/m² bevat. Signaalwaarde 35 codeert bijvoorbeeld altijd voor 19cd/m² en bij waarde 80 moet het scherm een helderheid van 1542cd/m² bereiken.
In de praktijk ligt een deel van het vereiste helderheidsbereik buiten het bereik van de monitor. Lcd's kunnen zwart bijvoorbeeld vaak niet met 0cd/m² weergeven, maar geven nog een klein beetje licht. Hoewel hdr-beeldmateriaal over het algemeen (nog) niet is gemasterd voor schermen die 10.000cd/m² behalen, gebruiken hdr-films, series en games vaak wel het bereik tot 1000cd/m². Dat halen de meeste schermen ook al niet.
Als de monitor de hoogste of laagste helderheidspieken niet kan weergeven, kan hij twee dingen doen. Optie 1 is het signaal weergeven met de juiste helderheid tot de piek van het scherm wordt bereikt en dan hard afkappen. Zeker als het helderheidsbereik beperkt is, ziet dat er in de praktijk niet uit. Neem bijvoorbeeld een wolkenlucht met wat subtiele gradaties tussen lichtgrijs en wit: op een scherm met beperkte piekhelderheid zou die worden weergegeven als een compleet wit vlak. In de praktijk wordt gekozen voor optie 2: tonemapping. De felste delen van het beeld worden vertaald naar lagere helderheidsniveaus die het scherm wél aankan, waarbij de helderheid vloeiend oploopt richting de piek van het paneel.
In de meting zie je deze benadering terug als een hogere ΔE-waarde: de helderheid van het scherm klopt immers niet met de beoogde waarde. Zoals gezegd is het alternatief echter nog minder wenselijk. Om afwijkingen in de beoogde helderheid wat onafhankelijker te kunnen beoordelen van afwijkingen in bijvoorbeeld de tint van het scherm, noteren we voor zowel de kleur- als colorcheckerafwijking twee ΔE-scores: een waarin afwijkingen van de beoogde helderheid niet worden meegenomen in de score en een waarbij dat wél gebeurt.
Kijkhoeken, uniformiteit en energiegebruik
Voor iedere monitor meten we de kijkhoeken, waarbij we bepalen hoeveel helderheid er onder een hoek overblijft en hoezeer de kleuren afwijken ten opzichte van een meting die we recht van voren doen. We zetten de C6 HDR5000-meter daarvoor in een 3d-geprinte bracket, van binnen bekleed met zwart vilt om omgevingslicht tegen te houden. Via de bracket komt de meter onder een hoek van 45 graden te staan ten opzichte van het scherm. Op die manier voeren we van boven, onder, links en rechts metingen uit voor primaire en secundaire kleuren, alsmede wit. De Calman-software berekent vervolgens de gemiddelde kleur- en helderheidsafwijking ten opzichte van het midden.
Bij de kleurmetingen en kijkhoekmetingen zetten we de meter (of het bracket met de meter) precies in het midden op het scherm. Bij de uniformiteitsmeting voeren we, naast in het midden, ook metingen uit op veertien andere punten op het scherm. We hebben daarvoor een serie eigen checkerboardtestpatronen gemaakt die precies evenveel zwart en wit bevatten. Deze testpatronen zijn er in verschillende versies afhankelijk van de beeldverhouding van het te testen scherm. Op die manier bepalen we helderheid en kleurverschillen op een zwart en wit scherm. Door de meter uit te lijnen met de vakjes van het testpatroon kunnen we de meting voor ieder scherm op dezelfde plaatsen uitvoeren. Calman berekent uit alle metingen weer een serie gemiddelden die worden opgenomen in de database op Tweakers. De rapportage bevat ook een serie diagrammen met de gedetailleerde meetresultaten op alle vijftien punten, die we weer als plaatjes toevoegen aan de review.
Zeker bij lcd-schermen kunnen er verdere helderheidsafwijkingen optreden vlak langs de randen van het beeld, die we met de vijftienpuntsmeting niet kunnen opsporen. Daarom maken we bij deze schermen een foto van een zwart beeld in onze verduisterde fotostudio. We gaan daarbij zo ver mogelijk naar achteren staan om de invloed die de kijkhoeken hebben op de zwartwaarde zo veel mogelijk te verkleinen. Uiteraard schakelen we een eventuele localdimmingfunctie uit – anders zou het beeld simpelweg compleet zwart zijn, net als bij een oledscherm.
Energiegebruik
Voor metingen van het energiegebruik zetten we op het scherm hetzelfde checkerboardtestpatroon als voor de uniformiteitsmeting. Bij lcd-schermen maakt het voor het stroomverbruik meestal praktisch niets uit wat ze weergeven, maar oledschermen gaan meer verbruiken naarmate het scherm meer wit moet weergeven. We meten het energiegebruik vervolgens met een ELV Energy Master Expert-stroommeter. Dat doen we bij de maximale helderheid van het scherm en bij dezelfde helderheid van 150cd/m² waarop we de overige sdr-metingen doen.
Responstijden en inputlag: de theorie
We doen op gamingmonitors verschillende tests die te maken hebben met de weergave van bewegend beeld en de snelheid waarmee een monitor reageert. Dit hangt in de praktijk van twee aspecten af. Allereerst speelt de snelheid mee waarop de pixels in het scherm van kleur wisselen, ook wel de (gray-to-gray)responstijd van het scherm, uitgedrukt in milliseconden. De tweede factor is de refreshrate van het scherm, het aantal beelden dat per seconde wordt weergegeven, uitgedrukt in Hz.
Responstijd: rise- en falltransities, over- en undershoot, (inverse) ghosting
Te beginnen met de responstijd: overgangen of transities tussen donkere en lichte kleuren heten ook wel risetransities; het omgekeerde, van licht naar donker, heet een falltransitie. De responstijd verschilt vaak tussen de verschillende overgangen die het scherm kan maken. Naarmate de responstijd oploopt treedt er steeds meer ghosting op: een vaag nabeeld achter het weer te geven beeld.
Lcd-monitors maken over het algemeen gebruik van overdrive, instelbaar in een paar standen, om een snelle responstijd mogelijk te maken. Daarbij wordt een pixel in eerste instantie heel eventjes naar een hogere of lagere waarde gestuurd dan de eigenlijke doelwaarde. Bij te veel overdrive schiet het paneel een stukje door ten opzichte van de doelwaarde. Dit doorschieten heet overshoot bij een risetransitie of undershoot bij een falltransitie en is in de praktijk zichtbaar als inverse ghosting. Dit is precies het omgekeerde van ghosting: een negatief, 'omgekeerd' nabeeld. Veel inverse ghosting kan in de praktijk storender zijn dan 'normale' ghosting.
In dit testpatroon van Blurbusters beweegt een ufootje van links naar rechts over het scherm. Op de linkerfoto zie je ghosting, zichtbaar als een donkere schaduw links van de ufo. In het midden inverse ghosting, zichtbaar als een lichte rand achter de ufo. Rechts een scherm met een bijna perfecte gray-to-grayresponstijd.
Hoe snel moet de responstijd eigenlijk zijn? Dat hangt af van de refreshrate van het scherm. Bij een 60Hz-refreshrate staat ieder beeld bijvoorbeeld 16,67ms op het scherm, maar bij een 180Hz-refreshrate is dat nog maar 5,6ms. Idealiter verlopen alle mogelijke transities binnen de tijd dat ieder beeld op het scherm staat.
Refreshrate: hoe hoger, hoe beter
Onafhankelijk van de responstijd van het scherm neemt de beeldscherpte toe naarmate de refreshrate hoger is. Dat komt doordat ieder beeldje heel even op het scherm blijft stilstaan, maar we het beeld met onze ogen op een min of meer vloeiende manier volgen. Tijdens het volgen wordt ieder beeld dus een klein beetje 'uitgesmeerd' over het netvlies. Hoe hoger de refreshrate, hoe korter ieder beeld op het scherm blijft staan en hoe minder het beeld wordt 'uitgesmeerd'. Het plaatje rechts geeft daarvan een voorbeeld.
De refreshrate bepaalt mede de inputlag: de tijd die het duurt voordat een beweging die je maakt zichtbaar wordt op het scherm. Die vertraging hangt ook af van de interne verwerking die in het scherm plaatsvindt voordat dat het beeld weergeeft, maar de refreshrate bepaalt wel de ondergrens. Een pijlsnel 60Hz-scherm zal alsnog veel trager aanvoelen dan een goede 180Hz-monitor. Dat zit zo: kijken we puur naar de invloed die de refreshrate heeft op de inputlag, en laten we verdere vertraging door signaalverwerking buiten beschouwing, dan zal een input in het beste geval direct worden weergegeven op het scherm, als die invoer precies voor de volgende verversing van het scherm komt. In het ergste geval, als de verversing van het scherm net is geweest, dan duurt het bij een 180Hz-monitor zeker 5,6ms voor er weer iets nieuws wordt weergegeven, terwijl het bij een 60Hz-monitor minstens 16,7ms duurt voor er een volgend beeld op het scherm komt.
In de praktijk is een inputlagmeting het resultaat van vele verschillende deelmetingen, die in dit voorbeeld willekeurig allemaal ergens terechtkomen tussen helemaal geen vertraging, en de tijd dat een beeld op het scherm staat voor die refreshrate. Middel je al die deelmetingen, dan is de gemeten vertraging als gevolg van de refreshrate dus ongeveer gelijk aan de helft van de tijd dat één beeld op het scherm staat.
Motionblurreduction: slimme truc met potentiële nadelen
Huidige lcd- en oledschermen blijven normaal gesproken hetzelfde beeld vertonen tot er weer een nieuw beeld is. Het scherm tussendoor steeds even op zwart zetten zorgt ervoor dat ieder beeld minder wordt 'uitgesmeerd' over het netvlies. Beweging zal er op dezelfde refreshrate scherper uitzien.
Links het beeld waar het scherm de hele tijd aan staat, rechts het beeld waarbij het scherm steeds even op zwart springt
De functie waarmee lcd- en oledschermen steeds even op zwart gaan heet motion blur reduction (mbr); sommige fabrikanten gebruiken hiervoor een eigen term, zoals ELMB of MPRT. Bij lcd-schermen wordt dat over het algemeen geïmplementeerd door het backlight te laten knipperen op de refreshrate van het scherm. Oledschermen, die geen backlight hebben, voegen simpelweg zwarte beeldjes in (black frame insertion, bfi).
Mbr is niet zonder nadelen en is daarom zelfs op gamingschermen niet standaard geactiveerd. Het zichtbare geknipper kan zeker op een lagere refreshrate irritant zijn. Omdat het scherm nog maar een deel van de tijd aan staat, neemt de waargenomen helderheid sterk af. Bij lcd-schermen knippert het backlight meestal als één geheel, maar het lcd-paneel ververst van boven naar beneden. Waar de knipper van het backlight niet perfect gelijkloopt met de verversing van het paneel, zie je een dubbel beeld.
Responstijden en inputlag: testapparatuur en metingen
De responstijden van een monitor meten we op dit moment nog met een Coherent Nano 20-fotodetector, die afhankelijk van de helderheid van het scherm een bepaalde spanning registreert. Via een signaalversterker annex low pass filter, die ruis uit het signaal wegfiltert, bereikt dit signaal een LeCroy Waverunner 6100-oscilloscoop. Dat is een instrument dat de verandering in de spanning over tijd registreert.
Voor een meting sluiten we het scherm aan op onze test-pc en laten het een minstens een kwartier opwarmen. We zetten de refreshrate van de monitor op het maximum dat het scherm ondersteunt en bepalen vervolgens de optimale overdrive-instelling waarop we de meting gaan uitvoeren. Dat wil zeggen: de instelling waarbij de responstijd zo snel mogelijk is en de over- en undershoot niet de spuigaten uitlopen.
Op onze test-pc staat een serie van tien gifjes die knipperen tussen twee verschillende grijswaarden uit deze opties: helemaal zwart, 20 procent grijs, 50 procent grijs, 80 procent grijs en helemaal wit. Ieder gifje bevat dus zowel een risetransitie als een falltransitie, zodat we twintig verschillende overgangen meten. De oscilloscoop start automatisch een meting op het moment dat hij het scherm ziet veranderen; we middelen daarbij minstens acht metingen tot één trace, een grafiek van de spanning over tijd die weergeeft hoe het scherm reageert. Op basis van de trace berekent de oscilloscoop de risetijd, falltijd, overshoot en undershoot.
Voorbeeld van een responstijddiagram
Alle metingen geven we per stuk weer in het responstijddiagram dat je hiernaast ziet staan. Dit bestaat uit twee delen: bovenaan in het donkergrijze gedeelte het overzicht van de responstijd voor iedere gemeten transitie, onderaan hetzelfde overzicht, maar nu met de hoeveelheid overshoot of undershoot voor die transitie. Een transitie kleurt steeds roder naar mate die langer duurt dan de tijd dat een beeld op het scherm staat. Deze tijd is zoals uitgelegd afhankelijk van de refreshrate, die je rechtsboven ziet staan met daarnaast de gemeten overdrive-stand. Voor het diagram van over- en undershoot geldt dat een waarde boven de 20 procent roder wordt gemarkeerd. Hoe lager de waarde, hoe blauwer het vakje.
Rechtsboven in ieder diagram staan de risetransities, linksonder de falltransities. Op basis van alle metingen berekenen we de gemiddelde responstijd, de gemiddelde hoeveelheid over- en undershoot en het percentage van de gemeten transities die verlopen binnen de tijd dat ieder beeld op het scherm staat.
Leo Bodnar-inputlagtester
Inputlag
De inputlag meten we apart, want die hangt naast van de refreshrate ook af van de signaalverwerking in het scherm. Daarvoor hebben we een Leo Bodnar-tester, die via HDMI wordt verbonden met het scherm en een heel snel knipperend beeld uitstuurt, dat via de fotosensor in de tester weer wordt opgevangen.
Motionblurreduction
Aan motionblurreduction kunnen we geen harde cijfers hangen, omdat deze functie te maken heeft met hoe wij het beeld ervaren. We kunnen de werking van deze functie wel demonstreren aan de hand van het Blurbusters-testpatroon, dat je op de vorige pagina al een paar keer voorbij zag komen. Dit patroon geven we weer op onze test-pc. We stellen de camera in op de juiste sluitertijd en bewegen hem, gemonteerd op een slider, op dezelfde snelheid als de bewegende ufootjes langs het scherm. Zo ziet de foto er zoveel mogelijk uit zoals een bewegend beeld in de praktijk.
Beperkingen in de huidige testprocedure
De huidige testprocedure voor responstijden heeft enkele beperkingen, reden dat we binnenkort een volledig nieuwe testprocedure in gebruik nemen. Voor de inputlagmeting middels de Leo Bodnar geldt hetzelfde. Daarbij zit de beperking hem vooral in de resoluties en refreshrates die het apparaat kan uitsturen. Moderne gamingmonitors kunnen we niet op hun native resolutie en refreshrate testen.
Veel handwerk
Een praktische beperking van onze huidige responstijdentest is dat de automatische berekening van de responstijd vaak mislukt bij schermen die (enigszins) knipperen, dat wil zeggen oledschermen, omdat de oscilloscoop niet snapt waar de transitie precies begint. Het kost veel handwerk om die fouten te corrigeren en op die schermen een goede meting te doen.
Ook als de meting wel goed gaat, kost deze relatief veel tijd. Voor twintig transities is het nog te doen, maar idealiter willen we nog meer verschillende overgangen doormeten en dezelfde set metingen ook nog herhalen op andere refreshrates dan de maximumrefreshrate van de monitor. Zeker voor lcd-monitors geeft dat een completer beeld: op lagere refreshrates worden die vaak trager of ze krijgen meer last van overshoot.
Tolerantie en gammacorrectie
Op de meting zelf is ook wat af te dingen. We baseren ons voor deze punten op het eerdere werk van onder meer het YouTube-kanaal Aperture Grille, dat deze beperkingen als een van de eerste aan de kaak stelde.
We gebruiken op dit moment een tolerantie van 10 procent, de industriestandaard voor dit soort metingen. Bij een risetransitie begint de scope dus pas met tellen als het signaal al 10 procent is opgelopen en stopt op het moment dat het signaal 90 procent van de doelwaarde bereikt. Die 10 procent is niet alleen een vrij ruime, maar ook nog variabele tolerantie. Bij een overgang tussen twee dicht bij elkaar liggende kleuren is het verschil van tien procent ten opzichte van de doelwaarde veel kleiner dan wanneer je een overgang van helemaal wit naar helemaal zwart zou meten. Ditzelfde probleem speelt ook bij de bepaling van over- en undershoot. Deze wordt nu uitgedrukt als een percentage ten opzichte van de rest van de transitie, waardoor doorschieters in overgangen tussen kleuren die dichter bij elkaar liggen relatief groter lijken.
Ook corrigeren we momenteel niet voor de gammacurve van de display bij het bepalen van de tolerantie voor responstijden of de hoeveelheid over- of undershoot. Wij zien helderheid niet lineair, zoals de fotodetector die is aangesloten op de oscilloscoop, maar exponentieel. Dat betekent dat donkere tinten die wij als duidelijk verschillend ervaren, nauwelijks een verschil in het gemeten voltage opleveren. In heldere tinten meet de sensor juist grotere verschillen dan we in de praktijk zien. Voor onze huidige responstijdmetingen betekent het concreet dat visueel gezien de tolerantie en gemeten over- of undershoot veel groter zijn voor donkere tinten dan voor lichte tinten. De overgang van helemaal zwart naar helemaal wit geeft dit probleem weer. Uitgaande van 10 procent van het gemeten voltage begint de meting visueel gezien pas op 30 procent van het helderheidsbereik van het scherm.
Nieuwe testprocedure: eigen responstijdentester en Osltt
Voor de nieuwe testprocedure van de responstijden gebruiken we een oscilloscoop van PicoScope, aangesloten op een sensor van Thorlabs. Deze zit gemonteerd in een 3d-geprinte behuizing met een flexibel rubberen kapje om invallend licht van buitenaf te blokkeren. De PicoScope wordt aangestuurd door een pc met onze zelfgeschreven software. Die maakt over het netwerk verbinding met een tweede systeem waarop de te testen monitor wordt aangesloten. Daarop draait een ander eigen programma gebaseerd op de Löve2D-engine, dat de overgang op het scherm toont. Op die manier kan de test automatisch verdergaan als een bepaalde transitie is gemeten en kan geautomatiseerd een refreshrate worden ingesteld voor de meting. Evenals bij de oude test worden per transitie meerdere metingen gedaan om de betrouwbaarheid te verhogen.
Meer metingen
Omdat de nieuwe responstijdentester grotendeels automatisch werkt, kunnen we veel meer metingen doen: in plaats van 20 zijn het er 110. Dat wil zeggen dat we alle mogelijke overgangen tussen grijstinten doormeten in stapjes van 10 procent grijs. We voeren deze metingen niet alleen uit voor de maximale refreshrate van het scherm, maar ook op de refreshrates 60Hz, 120Hz, 180Hz en 240Hz, afhankelijk van het maximum van het scherm. Op die manier wordt duidelijk hoe het scherm presteert over zijn hele refreshratebereik. Voor de bepaling van de 'optimale' overdrive-instelling gaan we in de nieuwe situatie nog steeds uit van de beste instelling voor de maximale refreshrate. De software bepaalt deze instelling automatisch op basis van de laagste gemiddelde score voor cumulative absolute deviation (cad), waarover hieronder meer.
Gammacorrectie en kleinere tolerantie
Vóór hij de responstijden gaat meten bepaalt de software eerst welke gemeten voltages overeenkomen met rgb-waardes op het scherm, van rgb 0 (zwart) tot rgb 255 (helemaal wit). Daarmee kunnen we de metingen vervolgens corrigeren voor de gammacurve van het scherm. De y-as in de grafieken is daarmee niet een bepaald voltage dat wordt gemeten door de sensor, maar een bepaalde rgb-waarde.
Als tolerantie voor de berekende responstijd gebruiken we een rgb-waarde van 3, een strakke tolerantie die mogelijk wordt door de geavanceerde apparatuur die we in onze tester gebruiken. Daarmee meten we bijna de gehele overgang die het scherm daadwerkelijk moet maken, zonder de heel brede bandbreedte van de oude methode. Omdat we uitgaan van rgb-waardes is de bandbreedte op het oog telkens ongeveer gelijk.
Ook de over- en undershoot drukken we in de nieuwe testprocedure uit als een rgb-getal, dat overeenkomt met hoe we deze in de praktijk ervaren. Bijvoorbeeld: het scherm schiet 20 rgb door ten opzichte van de doelwaarde.
Voorbeeld van een rise-grafiek van onze nieuwe responstijdentester
Nieuwe berekeningen en grafieken
Vanuit onze software kunnen we per transitie een mooie grafiek genereren. Uiteraard hebben we ook vernieuwde versies van de responstijd- en over-/undershootdiagrammen die er ook waren bij de oude test - nu met 110 vakjes in plaats van 20. We hebben ook nog twee nieuwe berekeningen gemaakt: de totale responstijd of settling time, en de cad.
De totale responstijd of settling time (in de grafiek weergegeven als een rode lijn) geeft aan wanneer het scherm stabiliseert op de doelwaarde. Bij de 'normale' responstijdmeting (de groene lijn in de grafiek) stopt de telling al op het moment dat het scherm de doelwaarde voor het eerst bereikt, maar in geval van over- of undershoot schiet het scherm dus nog een stukje door voordat het weer terugvalt naar het doel. Is er geen sprake van over- of undershoot, dan is de totale responstijd voor die transitie gelijk aan de 'normale' responstijd.
De cad is een score die je wellicht al kent van publicaties zoals Monitors Unboxed en RTINGS, die ook een eigen responstijdentester hebben ontwikkeld. Dit is een berekening van het verschil tussen de overgang die we op de monitor meten en de theoretisch perfecte transitie. Hoe hoger de cad, hoe slechter het beeld. Alle afwijkingen vanaf de ideale lijn tellen mee, dus ook de over- en undershoot. Het voordeel daarvan is dat je in één getal kunt zien hoe goed bewegend beeld er op de monitor ongeveer uitziet. Dat is niet het geval als je puur kijkt naar de responstijdmeting: een scherm kan een supersnelle responstijd hebben, maar als er daarbij sprake is van heel veel overshoot, ziet bewegend beeld er alsnog niet goed uit.
Verbeterde inputlagtest
De verbeterde inputlagtest hebben we niet zelf ontwikkeld. We gaan gebruikmaken van de Open Source Latency Testing Tool (Osltt), die net als de Leo Bodnar een helderheidsverschil registreert met behulp van een fotosensor, waarbij het beeld snel knippert en het apparaat het tijdverschil registreert. Omdat het beeld in dit geval wordt uitgestuurd door de test-pc, kan dat gebeuren op alle mogelijke resoluties en refreshrates.
In de nieuwe situatie voeren we inputlagtests uit op de maximale refreshrate die de monitor ondersteunt. We blijven tests doen op 120Hz en op 60Hz, zoals we ook deden met de Leo Bodnar. Die waarden zijn bijvoorbeeld nog relevant als je een console op het scherm aansluit.
Formaat, resolutie en andere features
Behalve de metingen van de beeldkwaliteit omschrijven we in onze reviews ook hoe het scherm er in de praktijk uitziet gelet op zijn formaat en resolutie. Net als bij televisies kun je bijvoorbeeld kiezen voor verschillende paneeltechnieken en voor een matte of glimmende afwerking, maar er zijn veel meer keuzes die je bij televisies niet hebt. Zo zijn er naast 16:9-schermen ook monitors beschikbaar met een andere beeldverhouding, bijvoorbeeld een vierkantere 16:10 of een juist veel bredere 21:9 of zelfs 32:9. De kleinste monitor die we de afgelopen jaren testten had een diagonaal van slechts 17", kleiner dan het scherm van sommige laptops. De grootste monitor mat liefst 57" van hoek tot hoek; dat is bijna anderhalve meter.
De monitor links heeft een in hoogte verstelbare voet, het scherm rechts een simpel kantelpootje.
Behalve het paneel kijken we natuurlijk ook naar de verdere featureset van het scherm. Iedere fabrikant gebruikt weer een andere behuizing. De voet is bij goedkopere schermen vaak een simpel pootje waarop het paneel alleen kan kantelen, maar bij de betere monitors een steviger model waarop het scherm ook in hoogte kan worden versteld. Ook schermen zonder hoogteverstelling hebben vaak wel VESA-montagegaten, waardoor je voor een paar tientjes achteraf nog een betere voet of monitorarm kunt toevoegen - heel soms wordt zo'n arm zelfs al meegeleverd met een scherm. We beoordelen in de praktijk hoe stevig het geheel aanvoelt en of de verschillende verstelmogelijkheden soepel te gebruiken zijn.
In het kader van duurzaamheid kijken we ook hoe een monitor wordt geleverd. Vaak zien we dozen van full colour bedrukt karton gevuld met een grote hoeveelheid piepschuim, maar sommige fabrikanten zijn al overgestapt op een minder bedrukte doos met milieuvriendelijkere kartonnen inhoud. Plastic zakjes en foamzakjes ter verdere bescherming blijven wel gangbaar.
De osd's van verschillende monitors die we de afgelopen jaren testten
Haast ieder scherm heeft een menuutje waarin je de instellingen zoals helderheid en kleurweergave kunt wijzigen, maar de implementatie verschilt heel erg van fabrikant tot fabrikant. Sommige osd's zijn ergerniswekkend slecht vormgegeven, met vervelend aanvoelende knopjes die traag reageren. Op luxere schermen vind je vaak meer opties en soms zelfs een afstandsbediening waarmee het geheel kan worden bediend.
Aansluitingen op een monitor: HDMI, DisplayPort, USB-C, USB-B en ethernet
We komen tegenwoordig ook zogenoemde smartmonitors tegen, voorzien van televisiebesturingssystemen zoals webOS of Tizen. Feitelijk kan zo'n monitor daarmee alles wat een televisie ook kan, behalve dat hij natuurlijk geen tuner heeft om kabel- of satellietzenders te ontvangen.
Belangrijk in de praktijk zijn ook de aansluitingen waarover de monitor beschikt. Als beeldingangen vind je tegenwoordig vaak DisplayPort en HDMI. Recentere versies van die aansluitingen ondersteunen een hogere doorvoersnelheid en zijn daarmee van belang voor monitors met een heel hoge resolutie en refreshrate; vaak zijn dat gamingmodellen.
Voor de wat zakelijkere schermen is een USB-C-poort dan weer een must. We komen die tegenwoordig ook steeds vaker tegen op gamingschermen. Een USB-C- of Thunderbolt-poort ondersteunt tegelijk het doorvoeren van beeld, een USB-signaal en de nodige stroomtoevoer, zodat er tegenwoordig dockingmonitors zijn met USB-C-aansluiting waarop je je laptop met één kabel kunt aansluiten. Randapparatuur sluit je dan aan op het scherm en via USB-C kan het scherm stroom terugleveren aan de laptop, zodat die opgeladen blijft.
Alle USB-C-dockingmonitors hebben wel een USB-hubje waarop je randapparatuur kunt aansluiten. Soms zit er nog een tweede USB-upstreampoort op het scherm, zodat het scherm de aangesloten apparatuur automatisch kan switchen tussen twee pc's (kvm-switch). Sommige fabrikanten bouwen verder nog een ethernetpoort of webcam in. Er zijn ook USB-C-monitors met een DisplayPort-out, zodat je er nog een tweede scherm op kunt doorlussen.
Conclusie
Je weet nu hoe we monitors testen bij Tweakers: welke tests we doen, de meetapparatuur die we daarvoor gebruiken, en wat we allemaal nog meer bekijken aan een scherm. In dit artikel hebben we ook een indruk gegeven van het waarom achter onze tests: wat levert een snellere responstijd of een beter contrast je precies op? Dat zal je hopelijk ook weer verder kunnen helpen om zelf te bepalen welke eigenschappen belangrijk voor je zijn als je een nieuwe monitor uitkiest.
Blooming is tegenwoordig sterk overrated aangezien er in je oog optisch ook blooming optreedt. Dus bij duizend dimming zones is er in het beeld weinig verschil. Ondertitels daargelaten
Je kunt dit testen bij je Oled televisie door in het donker als er alleen een wit logo op een zwarte achtergrond in beeld is, (vanaf de bank) je duim ervoor te houden. Je zult zien dat er in feite een lichte halo is tenzij je met je duim het logo blokkeert.
Ik weet niet hoe dit visuele effect (defect?) dat inherent aan onze ogen heet maar je kunt het zelf testen, ook met een iPhone als die opstart en je alleen het Apple logo ziet
Ben geen fan van ChatGPT maar hier is wat extra uitleg:
Veilingsglans (Veiling Glare)
Veilingsglans is een optisch verschijnsel waarbij licht zich binnenin het oog verspreidt, met als gevolg dat heldere objecten op een donkere achtergrond lijken te “gloeien” of een soort waas of halo vertonen.
🧠 Wat veroorzaakt veilingsglans?
Wanneer je naar een helder object kijkt op een donkere achtergrond (zoals witte tekst op een OLED-scherm met een zwarte achtergrond), kan het felle licht zich verspreiden over het netvlies.
Dit komt doordat het licht in je oog verstooid wordt door het hoornvlies, de ooglens of het glasvocht.
Het gevolg is een soort “sluier” of waas die de scherpte en het contrast van wat je ziet vermindert.
🕶️ Wanneer komt dit voor?
Vooral zichtbaar in donkere ruimtes met heldere, contrasterende elementen op het scherm.
Ook mensen met ouder wordende ogen, cataract (staar), of refractieafwijkingen zoals astigmatisme kunnen dit fenomeen sterker ervaren.
🔬 Technisch gezien:
Veilingsglans is een vorm van intraoculaire lichtverstrooiing.
Het is dus geen fout van het scherm zelf, maar een perceptueel artefact dat ontstaat in je eigen visuele systeem.
🧩 Gevolgen van veilingsglans:
Verminderd contrast in je zicht.
Moeilijkheden bij het onderscheiden van fijne details, vooral in donkere scènes met fel licht.
Een gevoel van “lichte waas” of halo-effect rondom heldere objecten.
[Reactie gewijzigd door GoogleWave op 21 april 2025 18:01]
Het maakt ook wel wat uit wat het native contrast van het paneel is - een VA-paneel met 300 zones kan er nog beter uitzien dan een IPS-paneel met 1000 zones, als het verschil in het eigen contrast van het paneel maar groot genoeg is. En daarnaast de vraag hoe een fabrikant de local dimming heeft afgesteld. Als het scherm highlights wat verder dimt en schaduwen donkerder maakt dan ze eigenlijk zijn worden de overgangen tussen zones verstopt. Dan klopt het beeld alleen niet meer helemaal met hoe het eigenlijk hoort te zijn.
Ik snap niet goed wat je met deze reactie wilt zeggen. Is blooming geen (groot) probleem omdat ''alles'' in principe blooming heeft voor het menselijk oog? Op die manier kun je natuurlijk alles wegwuiven.
''4K ipv 8K resolutie? Ach, vanaf een meter afstand zie je het verschil niet. 500hz of 1000hz? Dat verschil voel je niet hoor!'' En ga zo maar door. Uiteindelijk zijn het de harde cijfers die er toe doen - en niet zozeer in hoeverre ze merkbare impact hebben op onze beleving. Dat is een heel andere discussie, en die beleving is voor iedereen natuurlijk anders.
Is het niet een idee om blooming (of flare in de optica) ook te meten met de colorimeter? Je zou een kleine apertuur kunnen printen en dan een vaste plek op het scherm kunnen meten. Je geeft vervolgens een helder wit vierkantje weer die je steeds wat verschuift. De meting is dan de gemeten intensiteit versus afstand. Bij geen blooming zie je dan een scherpe overgang van de piekhelderheid naar nul, bij meer blooming is die overgang geleidelijker.
Ik weet niet of dit echt fysiek mogelijk is met de apparatuur, maar misschien leuk om over na te denken.
Cool! Ik vraag me af of het werkt om het vierkantje te bewegen of dat je de detector moet bewegen. Als je dimming zones hebt, blijven die natuurlijk statisch. Maar goed, ik ben geen TV-deskundige, dus wellicht mis ik hier wat.
“ De cad is een score die je wellicht al kent van publicaties zoals Monitors Unboxed en RTINGS, die ook een eigen responstijdentester hebben ontwikkeld. Dit is een berekening van het verschil tussen de overgang die we op de monitor meten en de theoretisch perfecte transitie. Hoe hoger de cad, hoe slechter het beeld. Alle afwijkingen vanaf de ideale lijn tellen mee, dus ook de over- en undershoot. Het voordeel daarvan is dat je in één getal kunt zien hoe goed bewegend beeld er op de monitor ongeveer uitziet. Dat is niet het geval als je puur kijkt naar de responstijdmeting: een scherm kan een supersnelle responstijd hebben, maar als er daarbij sprake is van heel veel overshoot, ziet bewegend beeld er alsnog niet goed uit.”
Bij het kijken van film content kan je tevens stellen; hoe lager de cad; hoe irritanter het beeld?
Zonder de beeld(Motion)verbetering waar je bij een OLED televisie het best van af blijft, stottert het beeld enorm. Monitors hebben naar mijn weten niet die Motion processing om dat effect tegen te gaan
Vergeet ook de opstarttijd van het scherm niet. Niets zo ergerlijk als een scherm dat pas op staat wanneer de computer al terug naar standby denkt te gaan, omdat ie nog niet unlocked is, voordat het scherm goed en wel het loginscherm toont. Of als het starten van het scherm zolang duurt dat ik ondertussen een koffie ga halen, en dan zie dat de computer terug in standby is gegaan.
Mooi dat Tweakers deze test voor ons doet.
Maar hoe zit het eigenlijk over de langere termijn?
Blijven deze waarden ook zo als de schermen al meer dan een jaar intensief gebruikt zijn?
Doen ze het dan nog steeds net zo goed?
Of krijg je dan vlekken in het scherm, slechtere kleuren of andere gebreken?
Goede vraag! Ik heb me dit ook wel eens afgevraagd gezien ik een monitor uit 2009 nog altijd gebruik. Het ding gaat maar niet kapot, de resolutie en grootte matcht met wat mijn ogen nog kunnen zien... het enige is dat ik nu een VGA-naar-HDMI verloopstekkertje gebruik
Zover ik weet verliezen LED's aan helderheid bij het ouder worden, maar in schermen kan ik niet zeggen dat ik dat ooit gemerkt heb en bij kamerlampen is het altijd eerst de omvormer die het begeeft. Kleine verschillen in bijvoorbeeld de LED's die op de hogere (blauwe) frequentie werken zouden misschien wel een kleurafwijking geven, dus de vraag is zeker interessant. Je zou bijvoorbeeld een kleur een stapje kunnen terugschroeven elke 5 jaar, áls dat altijd dezelfde kleur is voor een gegeven paneeltype
Misschien kan ik deze monitor aan Tweakers doneren als case study. Als ze 'm willen doormeten, ben ik er eindelijk vanaf en heb jij een antwoord
Het is zeker heel handig dat Tweakers monitoren test en ook interessant om te weten wat er allemaal aan vooraf gaat en welke apparatuur er gebruikt word. Enigste is wel dat het voor mij wat moeilijker is puur aan de hand van specs een monitor aan te schaffen vanwege mijn ooghandicap. Het hoeft voor mij dan ook niet direct te betekenen dat als een monitor door Tweakers als goed is getest dat dit ook voor mij geld.
Helpen de tests die Tweakers doet wel om een betere keuze te maken die de handicap vermindert?
Natuurlijk is het koopadvies gericht op de doelgroep die ze hopen te bereiken met de site (deels tweakers, deels ook niet-technische mensen). Om die reden koop ik ook zelden wat Tweakers in bijvoorbeeld de smartphone-BBG aanraadt, maar ik heb wel écht heel veel aan de testlabdata bij het uitzoeken van een voor mij geschikt toestel
Helpen de tests die Tweakers doet wel om een betere keuze te maken die de handicap vermindert?
Deels, ik krijg dan wel enigszins een idee wat ik kan verwachten, maar in de praktijk is het toch vaak dat ik het echt letterlijk moet zien. B.v. voor nu dan een paar maanden geleden de stap richting O-led monitor gezet en eerst op aanraden van BBG van Tweakers een Samsung besteld. Volgens BBG een heel goede monitor echter mij viel die dus ontzettend tegen toen ik hem dus voor mij had staan. Uiteindelijk een MSI O-led gekocht en die bevalt uitstekend maar je die b.v. dan niet echt bij de BBG ziet staan.
Jammer dat niks van de testen dan uitsluitsel geeft of het voor jou gaat werken. Is er een test die ze zouden kunnen doen zodat je wel van te voren kan weten of een scherm gaat werken, of iets dat anderen in een review kunnen benoemen? (Wellicht dat het antwoord op die vraag zou prijsgeven wat de ooghandicap precies is, dus ik snap als je dat niet wil posten hier)
[Reactie gewijzigd door Lucb1e op 25 april 2025 03:19]
(Wellicht dat het antwoord op die vraag zou prijsgeven wat de ooghandicap precies is, dus ik snap als je dat niet wil posten hier)
O nee hoor, dat is geen probleem, die oogafwijking heet nystagmus of ja betergezegd heb ik een congenitale nystagmus oftewel een aangeboren nystagmus. Dat is een afwijking aan zowel de oogspieren als de oogezenuw, een vrij zeldzame oogafwijking.
Is er een test die ze zouden kunnen doen zodat je wel van te voren kan weten of een scherm gaat werken
Dat is heel moeilijk in te schatten omdat sowieso die afwijking vrij zeldzaam is en er ook nog niet zo heel veel van bekend is. Ik kan ook zelf niet echt aan de hand van dan specificaties zeggen welke monitor dan geschikt voor me zou zijn en ik het puur van het zelf kunnen zien moet hebben.
Hetzelfde probleem had ik b.v. ook met een tablet en smartphone, helaas dan een aantal moeten bestellen, testen en dan de beste daarvan uiteindelijk kopen.
Bij lcd-schermen maakt het voor het stroomverbruik meestal praktisch niets uit wat ze weergeven, maar oledschermen gaan meer verbruiken naarmate het scherm meer wit moet weergeven.
Bij LCD-schermen hangt het vooral af van het backlight hoeveel stroom er wordt verbruikt. Zeker met local dimming oplossingen zou ik verwachten dat ook daar een zwart scherm een lager verbruik toont en een wit scherm het verbruik naar boven stuwt.
Een OLED scherm heeft daar vaak een limiter vanwege de warmte, maar een LCD heeft deze vaak niet.
In SDR, met dynamisch contrast uit, gaat de vlieger natuurlijk wel op.