Clive Thompson schrijft als journalist over tech voor onder meer de New York Times en Wired. Voor zijn boek 'Coders: The Making of a New Tribe' interviewde de Canadees ruim tweehonderd developers. Hij kwam tot de conclusie dat zij de wereld veranderen, maar niet altijd ten goede.
“Developers zijn vandaag de dag belangrijk omdat software ons gedrag vormgeeft", zegt de auteur. "Zij maken de tools die bepalen hoe wij communiceren, werken, spelen, winkelen, noem het maar op. Als zij het gemakkelijker maken om iets te doen, dan doen wij dat vaker. En als zij iets lastiger maken, dan doen wij dat minder. Daarmee hebben zij een macht die vergelijkbaar is met die van wetgevers. En misschien wel groter."
De invloed van programmeurs valt nauwelijks te onderschatten. Dat is waarom Thompson besloot een boek aan deze groep te wijden. Hij onderzoekt in ‘Coders’ de manier waarop programmeurs denken en wat hen drijft. Wat hem is opgevallen is dat er, ondanks alle onderlinge verschillen, veel gedeelde kenmerken zijn. "Het gaat dan bijvoorbeeld om gedrag en een bepaalde manier van naar de wereld kijken. En wat ik ook heb gemerkt: een enorm doorzettingsvermogen om zelfs de meest frustrerende vraagstukken op te lossen."
Bloedhekel aan inefficiëntie
Een van de meest gedeelde eigenschappen onder programmeurs is een enorme afkeer van inefficiëntie. "Bijna allemaal haten ze repeterend werk, uit de grond van hun hart. Dat geldt niet alleen voor het werk dat zij zelf doen, maar ook voor dat van anderen. Daarom zijn ze gek op het automatiseren van taken, ook omdat zij beter dan wie dan ook begrijpen wat computers kunnen doen. Dat gezegd hebbende is deze neiging ook aanwezig bij andere beroepsgroepen, als deel van onze engineering culture. Praat bijvoorbeeld met een automonteur en je zult merken dat ook hij een hekel heeft aan frictie en allerlei geluiden onder de motorkap die duiden op inefficiënties. Hij zal er alles aan willen doen om de auto zo efficiënt mogelijk te laten werken.”
Wat programmeurs in een speciale categorie zet, is het effect van hun streven naar efficiency. Ons leven is steeds sneller geworden. "Neem een simpel voorbeeld: de tekstverwerker. Ik ben oud genoeg om te weten hoeveel werk het was om als scholier een essay te schrijven op een typemachine. Maakte je ergens halverwege een pagina een fout of kreeg je een beter idee, dan kon je weer van vooraf aan beginnen. Toen tekstverwerkers verschenen, versnelde dit het proces aanzienlijk. Je kon nu ideeën in tussenstappen uitwerken en uitdenken, op de pagina zelf. Iets dat heeft geleid tot een grote versnelling van cognitief werk."
Nieuwe uitdagingen
De laatste jaren zorgt toegenomen efficiency op veel plekken voor vaak onvermoede maatschappelijke uitdagingen. "Neem Uber. Dat is echt een klassiek voorbeeld van hoe developers zoeken naar efficiency. De bedenkers ervan zagen hoe belachelijk inefficiënt het regelen van een taxi ging. Je wist nooit waar ze reden en chauffeurs wisten nooit waar hun klanten waren. Met Uber werden deze twee dingen met elkaar verbonden, en voilà. Heel efficiënt, maar gaandeweg verscheen een second-order effect. Zoals één partij die de markt - en de tarieven - controleerde en toegenomen concurrentie voor professionele taxichauffeurs, van parttime chauffeurs die zo gemakkelijk wat bij konden verdienen. Dat laatste is voor grote steden een probleem, want traditioneel was het besturen van een taxi vaak bij uitstek een manier voor de working class, vooral immigranten, om de middenklasse te bereiken."
Een ander voorbeeld van een efficiencyverbetering met second-order effecten is AirBnB. "Stel, ik woon in New York en heb een kamer over. In Italië woont iemand die mijn stad op een betaalbare manier wil bezoeken. AirBnB helpt ons om het gebruik van de kamer te optimaliseren. Goed voor mij vanwege de bijverdiensten, fijn voor de toerist en ook voor de stad vanwege het extra toerisme. Als er op de langere termijn problemen ontstaan, is dat op civiel gebied. Appartementen verdwijnen van de huurmarkt omdat huisbazen meer kunnen verdienen aan toeristen dan aan lokale gezinnen. En dit gebeurt precies op het moment dat veel grote steden toch al met een woningtekort hebben te maken."
Favoriete publiek
Tijdens de Developers Summit 2020 op 13 februari zal Thompson spreken over programmeurs, voor een publiek van - in ieder geval grotendeels - programmeurs. Is dat niet een beetje gek? "Nee zeg. Ik spreek vaker voor dit publiek en voor mij is het juist leuker, omdat ik niet hoef te beginnen met the obvious stuff. Het publiek weet immers wat programmeren is! En ik kan ook leuke nerdy incrowd-grappen maken die bij niet-programmeurs nooit zouden aanslaan."
Als een soort antropoloog binnen de developers scene denkt de auteur iets te kunnen bijdragen aan de gemeenschap. "Veel van de slimste programmeurs kunnen zelf wel goed reflecteren. Maar ik heb vooral gemerkt dat zij ervaringen willen delen over de complexiteiten van hun vak en de bijeffecten van de coder mindset. Dit is niet iets waar binnen de industrie nu veel over wordt gepraat, vooral als het gaat om efficiency. De programmeurs die ik tegenkom zien efficiëntie als een kernwaarde, maar willen ook nadenken over de grote sociale effecten, waaronder soms venijnige second-order uitdagingen."
Schrijver of developer?
Het laat zich enigszins raden, maar ergens zou Thompson het liefst zelf developer zijn geweest. "Als kind was ik in de jaren tachtig al gek op programmeren en als ik toen een computer had gehad, was ik hoogstwaarschijnlijk wel een developer geworden. Ironisch genoeg mocht ik geen computer hebben van mijn moeder, omdat ze bang was dat ik de hele dag games zou spelen in plaats van naar school te gaan. De grap is natuurlijk dat kinderen zoals ik die wel een computer hadden, deze vooral gebruikten om games te maken in plaats van ze te spelen. Daardoor leerden ze zichzelf waardevolle vaardigheden aan waarmee zij later de clients en servers maakten die het begin van het internettijdperk markeerden. Ik had het geweldig gevonden als ik deel had kunnen uitmaken van die generatie."
Gelukkig had hij ook een talent voor schrijven en in zijn middelbareschooltijd koos hij voor een loopbaan als journalist. Daarbij ging hij zich richten op het vastleggen van de sociale, culturele, politieke en economische impact van tech. "Programmeren doe ik ook, maar dan als hobby. Eerlijk gezegd is dat leuker dan betaald programmeerwerk. Ik kan kleine, gekke projecten beginnen zonder dat ik me zorgen hoef te maken over eisen van opdrachtgevers. Misschien heb ik nu wel het beste van twee werelden. Ik vond het bijvoorbeeld leuk om dertien jaar lang een column te verzorgen voor Wired, waardoor ik me in allerlei ideeën heb kunnen verdiepen. En ik heb artikelen geschreven voor The New York Times, bijvoorbeeld over het effect van statusupdates op social media, of de cultuur rond Minecraft - waarin veel programmeren is verwerkt."
Kan inefficiency een oplossing zijn?
Over technologie in het algemeen en programmeurs in het bijzonder kan Thompson eindeloos vertellen. Maar als er dan toch één kernboodschap is waarvan hij hoopt dat die ook bij zijn publiek in Utrecht zal blijven hangen, dan is het wel die over het gemak én de nadelen die het gevolg zijn van efficiency. "Wat mij intrigeert is de vraag of er momenten zijn waarop wij software zouden moeten gebruiken om frictie juist te verhogen en de snelheid van processen te vertragen. Misschien zorgt dat wel voor een betere wereld. Ik besef dat dit tegen de intuïtie ingaat van een typische programmeur en diens manier van problemen oplossen. Maar toch hoor ik van veel programmeurs dat zij er ook zo over denken."
Wil je erbij zijn tijdens de Developers Summit 2020 op 13 februari in DeFabrique in Utrecht? Er zijn nog tickets beschikbaar!